Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11301

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 november 2022 met kenmerk UHT-DCH en 5 december 2022 met kenmerk UHT-O OGS B

Ontvangst bezwaarschrift: 28 december 2022 (UHT-DCH) en 5 januari 2023 (UHT-O OGS B)

Hoorzitting: 5 september 2024

Overdracht advies aan UHT: 29 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige procedure gedeeltelijk gegrond te verklaren, het
bestreden besluit met kenmerk UHT-DCH (deels) te herroepen en opnieuw te
beslissen met inachtneming van dit advies. Tevens adviseert de Commissie het
verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 24 november 2022 met kenmerk UHT-DCH en de beschikking van 5 januari 2023 met kenmerk UHT-O OGS B.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 5 februari 2021 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2011 tot en met 2020. In overleg met belanghebbende is dit verzoek gewijzigd naar de toeslagjaren 2009 tot en met 2015.
  • Bij beschikking van 21 april 2021, met kenmerk UHT-B DMB 2, heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000 (Catshuisregeling).
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
    belanghebbende op 12 oktober 2022 aan UHT verstuurd. CvW heeft - kort samengevat
    • geoordeeld dat belanghebbende over de toeslagjaren 2009 tot en met 2015 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van vooringenomen handelen en dat belanghebbende over de toeslagjaren 2009, 2010 en 2012 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van hardheid van het stelsel.
  • Bij vooraankondiging van 1 november 2022, met kenmerk UHT-VHR, heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een voorlopig compensatiebedrag van € 4.611 over 2011 op grond van hardheid en een ten onrechte opgelegde verzuimboete over 2012, omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden.
  • Bij e-mail van 9 november 2022 heeft gemachtigde gereageerd op de vooraankondiging.
  • Bij beschikking van 24 november 2022, met kenmerk UHT-DCH, heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij over het toeslagjaar 2011 recht heeft op een
    definitief compensatiebedrag van € 4.616. Omdat belanghebbende al een bedrag van €30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden.
  • Bij beschikking van 5 december 2022, met kenmerk UHT-O OGS B, heeft UHT aan
    belanghebbend medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2011 tot en met 2014 recht heeft op een tegemoetkoming van € 16.186 wegens een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld (hierna: O/GS).
  • Bij brief van 28 december 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de
    beschikking van 24 november 2022 met kenmerk UHT-DCH.
  • Bij brief van 5 januari 2023 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 2 december 2022 met kenmerk UHT-O OGS B.
  • Bij e-mail van 14 juli 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 9 juli 2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
  • Bij brief van 25 september 2023 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar
    aangevuld.
  • Op 28 november 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaren van
    belanghebbende.
  • Op 5 september 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Op 6 september 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing ingediend.
  • Gemachtigde heeft op 25 september 2024 gereageerd op voornoemde aanvullende
    beschouwing.
  • De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gevolgen van de termijnoverschrijding door UHT en artikel 19 Awir
Belanghebbende verzoekt de Commissie advies uit te brengen over de aan UHT op te leggen gevolgen van het overschrijden van de voor UHT geldende (beslis)termijnen. Daarnaast stelt belanghebbende dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) op grond van artikel 19 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) destijds binnen een termijn van 9 maanden definitief had moeten beslissen over de KOT over 2012 maar dat niet heeft gedaan. De Commissie is van oordeel dat deze bezwaren – wat daar verder ook van zij - buiten het bereik van deze (bezwaar)procedure vallen en laat deze daarom verder onbesproken.

Zienswijze
Belanghebbende stelt dat zij geen vooraankondiging heeft ontvangen met betrekking tot de O/GS beschikking van 5 december 2022, waardoor zij destijds niet in de gelegenheid is geweest haar zienswijze kenbaar te maken. De Commissie overweegt dat, hoewel dat inderdaad niet de aangewezen gang van zaken is, belanghebbende in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid heeft gekregen en benut om haar bezwaren toe te lichten en te onderbouwen. Een eventuele tekortkoming is daarmee hersteld. Omdat verder niet is aangegeven welk nadeel belanghebbende door dit nalaten heeft gehad, laat de Commissie dit bezwaar verder buiten beschouwing. De Commissie adviseert UHT daarom om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Geen persoonlijk dossier en/of onvolledig bezwaardossier
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat zij niet de beschikking heeft over de volledige informatie, omdat zij niet de beschikking heeft over haar persoonlijk dossier en het volledige bezwaardossier. Belanghebbende verzoekt nogmaals om afgifte van het persoonlijk dossier. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, die volgen op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift van UHT met de bijbehorende producties is op 20 maart 2024 door gemachtigde ontvangen. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. Dat belanghebbende de noodzaak voelt om haar persoonlijk dossier in handen te krijgen, begrijpt de Commissie en zij adviseert UHT daarom zich zoveel mogelijk in te spannen om het persoonlijk dossier aan belanghebbende te verstrekken. Tegelijkertijd is de Commissie van oordeel dat het niet hebben van het gehele persoonlijk dossier belanghebbende niet in de weg staat om op basis van het bezwaardossier inzicht te krijgen in hoe het compensatiebedrag tot stand is gekomen. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie is
daarmee in voldoende mate invulling gegeven aan de procedurele waarborgen van de Awb. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Code ‘HOTHOR’ / discriminatie
Belanghebbende stelt dat uit de RKT-bestanden blijkt dat zij in het HOTHOR (hoge toeslag, hoge risico) systeem is opgenomen, maar dat zij daarvan nooit in kennis is gesteld. UHT voert aan dat zij in genoemde bestanden geen bevestiging heeft kunnen vinden dat belanghebbende inhoudende de kwalificatie ‘HOTHOR’ heeft gehad in de relevante toeslagjaren. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt dat uit de in het dossier aanwezige RKT-bestanden niet blijkt dat belanghebbende onder HOTHOR toezicht heeft gestaan. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Verrekeningen en beslaglegging
Belanghebbende wil graag toelichting van UHT op de plaatsgevonden hebbende verrekeningen en op welke bedragen daadwerkelijk zijn betaald aan de kinderopvang en aan belanghebbende zelf. Daarnaast merkt belanghebbende op dat een deel van de KOT over toeslagjaar 2011 is overgemaakt aan een gerechtsdeurwaarder. Belanghebbende vraagt of dit rechtmatig gebeurd is.

De Commissie merkt op dat UHT met behulp van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) antwoord heeft gegeven op deze vragen. UHT heeft daarbij uitgelegd welke soorten verrekening bestaan en welke bedragen zijn betaald aan de kinderopvang en aan belanghebbende. Daarnaast kan de Commissie UHT volgen in de uitleg dat B/T destijds wettelijk verplicht was om mee te werken aan een beslaglegging en dat deze beslaglegging geen invloed heeft op de hoogte van de compensatie. Belanghebbende is door deze beslaglegging juist gecompenseerd over toeslagjaar 2011 wegens hardheid van het stelsel. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

FSV-lijst
Belanghebbende stelt dat zij stond opgenomen op de lijst van de Fraude Signalering
Voorziening (hierna FSV) waardoor zij over een deel van de beoordeelde toeslagjaren een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld (hierna: O/GS) heeft gekregen.

UHT voert aan dat zij via de persoonlijk zaak behandelaar aanvullend heeft onderzocht of belanghebbende op de FSV-lijst stond opgenomen. De uitkomst daarvan is dat de naam van belanghebbende niet op de FSV-lijst genoemd werd. Daarmee is evenmin gebleken dat de O/GS kwalificatie te wijten is aan een onterechte FSV registratie. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt en adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

GHI-brief
De Commissie heeft UHT ter zitting gevraagd om toelichting te geven op de ‘GHI-brief’ die op 19 december 2014 is verzonden aan belanghebbende. Uit de tijdlijn in het informatie- en beoordelingsformulier volgt dat deze brief is verzonden met betrekking tot toeslagjaar 2012. UHT heeft ter gelegenheid van de hoorzitting toegezegd deze brief met toelichting na de zitting te zullen toezenden. In haar aanvullende reactie heeft UHT gesteld dat zij de brief van 19 december 2014 niet heeft kunnen vinden. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar toe te lichten wat een ‘GHI-brief’ inhoudt en waarom deze aan belanghebbende zou zijn verzonden. Aangezien het hier gaat om een door de Commissie gestelde vraag volstaat de Commissie met deze aanbeveling.

Hoogte en motivering van de O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende stelt in bezwaar dat zij de bedragen onder A in de berekening van de
tegemoetkoming wegens een onterechte kwalificatie O/GS (de bedragen die belanghebbende over de desbetreffende jaren zou hebben moeten terugbetalen) niet kan controleren. De beschikking met kenmerk UHT-O OGS B is daarom volgens belanghebbende onvoldoende gemotiveerd. Ook stelt belanghebbende dat onduidelijk is waarom zij geen O/GS tegemoetkoming heeft gekregen over de toeslagjaren 2009 en 2010.

UHT heeft in de schriftelijke reactie een toelichting gegeven op de berekening van de O/GS tegemoetkoming met behulp van de LIC-overzichten. Hieruit volgt dat de O/GS tegemoetkoming op de correcte wijze is berekend en dat de juiste bedragen zijn opgenomen onder A inde beschikking met kenmerk UHT-O OGS B. Een eventuele tekortkoming in de motivering is hierdoor naar het oordeel van de Commissie hersteld.

Daarnaast stelt UHT dat over toeslagjaar 2009 alleen een terugvordering heeft plaatsgevonden vanwege een hoger toetsingsinkomen en stelt dat over toeslagjaar 2010 in zijn geheel geen terugvorderingen hebben plaatsgevonden. UHT neemt het standpunt in dat om deze reden geen sprake is geweest van een onterechte kwalificatie O/GS over de toeslagjaren 2009 en 2010. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt dat geen sprake was van een onterechte kwalificatie O/GS over de toeslagjaren 2009 en 2010 vanwege de grondslag van de terugvordering over toeslagjaar 2009 en de afwezigheid van terugvorderingen over toeslagjaar 2010. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat wel sprake was van een onterechte kwalificatie O/GS over de toeslagjaren 2009 en 2010. De Commissie adviseert het bezwaar op deze punten ongegrond te verklaren.

Hoogte van de KOT over toeslagjaren 2009 en 2010
Belanghebbende stelt dat zij ten onrechte niet is gecompenseerd over de toeslagjaren 2009 en 2010. Belanghebbende kan de hoogte van de destijds toegekende KOT niet controleren, omdat geen jaaropgave over deze toeslagjaren in het dossier is opgenomen. UHT heeft ter aanvulling de gegevens uit de KOI-viewer over toeslagjaar 2010 aangeleverd en daarbij uitgelegd dat de opvangkosten over toeslagjaar 2010 € 9.082 bedroegen terwijl de KOT over toeslagjaar 2010 definitief is vastgesteld op € 18.351. Klaarblijkelijk, aldus UHT, heeft bij het maken van de definitieve berekening geen zorgvuldig onderzoek plaatsgevonden. Belanghebbende stelt in reactie hierop dat B/T wel om de jaaropgaven moet hebben verzocht en dat het aannemelijk is dat door betrokkene wel degelijk jaaropgaven zijn verzonden.

De Commissie merkt op dat de Wht niet als doel heeft om (voorschot)beschikkingen KOT uit het verleden te beoordelen. De Wht is gericht op het beoordelen of in het verleden sprake is geweest van vooringenomenheid, hardheid of onterechte kwalificaties O/GS bij het uitvoeren van de werkzaamheden rondom de KOT door B/T en belanghebbende hiervoor te compenseren op basis van forfaitaire bedragen. Dat in de toeslagjaren 2009 en 2010 sprake is geweest van tot compensatie leidende gedragingen van B/T is niet aannemelijk geworden. De Commissie is daarom van oordeel dat de aangevoerde bezwaren ongegrond zijn.

Recht op compensatie over toeslagjaar 2011
Belanghebbende stelt dat zij het standpunt van UHT niet kan volgen dat zij, ondanks de vaststelling van hardheid, geen recht heeft op compensatie over 2011 omdat zij “evident geen recht” op KOT had. UHT heeft in de beschouwing en ter zitting uitgelegd dat uit de KOI-viewer blijkt dat de kinderopvanginstellingen waar belanghebbende opvang zou hebben genoten geen gegevens van belanghebbende hebben geregistreerd.

Belanghebbende heeft hierop gereageerd dat het gebruik van de KOI-viewer vrijwillig was voor kinderopvanginstellingen en dat niet mag worden uitgegaan van de afwezigheid van de gegevens van belanghebbende over toeslagjaar 2011. UHT heeft hierop gereageerd dat als kinderopvanginstellingen gebruik maakten van de KOI-viewer, zij dit consistent moesten doen voor alle ouders die gebruik maakten van de opvang. Voor andere ouders, die in diezelfde periode gebruik maakten van de betrokken kinderopvanginstellingen, blijkt wel opvang te zijn geregistreerd, aldus UHT. Belanghebbende heeft de juistheid van in het dossier opgenomen gegevens niet betwist. UHT concludeert daarom dat over toeslagjaar 2011 sprake was van evident geen recht op KOT. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen, met stukken onderbouwde standpunt dat dat belanghebbende over toeslagjaar 2011 geen (geregistreerde) opvang heeft afgenomen en dat daarom sprake is van evident geen recht op KOT. Zij komt als gevolg hiervan niet in aanmerking voor compensatie wegens vooringenomen handelen van B/T over het toeslagjaar 2011. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Hoogte van de compensatieberekening
Belanghebbende stelt in bezwaar dat zij de compensatieberekening niet kan controleren en dat de beschikking dus onvoldoende gemotiveerd is. Daarnaast stelt zij dat specifieke componenten, zoals de vergoeding voor immateriële schade en juridische hulp ontoereikend of incorrect berekend zijn. De Commissie overweegt hierover als volgt.

Motivering van de compensatieberekening
UHT heeft in de schriftelijke reactie een uitgebreide uitleg gegeven van het recht op
compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid over alle herbeoordeelde toeslagjaren. Daarbij heeft UHT met behulp van de bijlage compensatieberekening een uitgebreide uitleg gegeven van de totstandkoming van elke component in de compensatieberekening. Een eventuele tekortkoming in de motivering is hierdoor naar het oordeel van de Commissie hersteld. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Vergoeding juridische hulp
Belanghebbende stelt dat zij in het verleden meerdere procedures heeft gevoerd met
betrekking tot de KOT. Daarom is zij van mening dat zij ten onrechte geen vergoeding voor juridische hulp heeft gekregen. Uit het dossier blijkt de Commissie niet dat belanghebbende over enig toeslagjaar bezwaar heeft ingediend noch dat zij daarbij gebruik heeft gemaakt van beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 2.2 onderdeel f Wht. Daarom kan de Commissie UHT volgen in het standpunt dat geen aanleiding bestaat om een vergoeding voor juridische hulp toe te kennen. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Rentevergoeding over gemiste KOT
UHT heeft de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT gecontroleerd. Daarbij is volgens UHT gebleken dat deze component over toeslagjaar 2011 onjuist en in het nadeel van belanghebbende is berekend. UHT is voornemens om de berekening in het voordeel van belanghebbende aan te passen bij het nemen van de beslissing op bezwaar. De Commissie neemt met instemming kennis van dit standpunt van UHT. De Commissie adviseert de rentevergoeding over gemiste KOT in het voordeel van belanghebbende te corrigeren, de aanvullende vergoeding van 1% opnieuw te berekenen en het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.

Vergoeding voor immateriële schade
Belanghebbende stelt dat de vergoeding voor de immateriële schade ontoereikend is en stelt dat zij meer dan € 500 per half jaar aan immateriële schade heeft geleden. UHT neemt het standpunt in dat de vergoeding voor immateriële schade berekend is op de door de Wht voorgeschreven wijze. De Commissie kan UHT hierin volgen en merkt op dat belanghebbende zich met een verzoek voor de overige schade kan richten tot de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).

Nu het bezwaar met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT gegrond wordt geacht, neemt de Commissie met instemming kennis van het standpunt van UHT om de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op de dagtekening van de beslissing op bezwaar. De Commissie kan daarbij het standpunt van UHT volgen dat de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade niet zal wijzigen, omdat de hoogte van deze vergoeding in de Wht is gemaximeerd op het bedrag aan KOT dat belanghebbende heeft moeten terugbetalen. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie (deels) gegrond is en het bestreden besluit dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om een proceskostenvergoeding in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.

      Conclusie

      • Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaar dat is gericht tegen de bestreden beschikking van 28 december 2022 met kenmerk UHT-DCH gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat in de beslissing op bezwaar:
        • de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT over het toeslagjaar 2011 wordt aangepast;
        • de vergoeding voor immateriële schade wordt berekend tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
        • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal wordt aangepast;
        • het bestreden besluit op deze punten wordt herroepen;
        • gemotiveerd wordt ingegaan op de inhoud van de ‘GHI-brief’ die op 19 december 2014 aan belanghebbende is verzonden.
      • De Commissie adviseert de overige bezwaren tegen de beschikking met kenmerk UHTDCH en de bezwaren tegen de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B ongegrond te verklaren.
      • De Commissie adviseert het verzoek om een proceskostenvergoeding voor deze procedure toe te kennen.

      [handtekening]

      Secretaris

      [handtekening]

      Fungerend voorzitter