Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11099

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 05 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A en 18 oktober 2022 met kenmerk UHT-O OGS B

Hoorzitting: 16 mei 2024

Overdracht advies aan UHT: 19 juni 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende op 11 november 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 5 en 18 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A, UHTDH5 A en UHT-O OGS B.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende bij beschikking van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I over de toeslagjaren 2006 tot en met 2008 een definitief compensatiebedrag van € 20.565 toegekend. Bij beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A is aan belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op een tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2005, 2007 en 2009 tot en met 2011 en dat hij over die jaren en periode ook geen aanspraak maakt op compensatie. Tot slot is bij beschikking van 18 oktober 2022 met kenmerk UHT-O OGS B voor de toeslagjaren 2009 en 2011 opzet/grove schuld vastgesteld.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 31 maart 2021 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2011.
  • Bij brief van 23 juni 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) is aan belanghebbende
    medegedeeld dat hij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de
    Catshuisregeling en dat € 30.000 aan hem zal worden uitgekeerd, alsmede dat de
    herbeoordeling nog niet helemaal klaar is.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 16 augustus 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geoordeeld dat voor de toeslagjaren 2005, 2007 en 2009 tot en met 2011 geen
    sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
  • Bij beschikking van 5 oktober 2022 (met kenmerk UHT-DC I) is aan
    belanghebbende over de toeslagjaren 2006 tot en met 2008 een definitieve
    compensatie van € 20.565 toegekend. Omdat belanghebbende al een bedrag van
    € 30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden.
  • Bij beschikking van 5 oktober 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A) is aan
    belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op een compensatiebedrag
    voor de toeslagjaren 2005, 2007 en 2009 tot en met 2011.
  • Bij beschikking van 5 oktober 2022 (met kenmerk UHT-DH5 A) is aan
    belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op een tegemoetkoming
    voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009 tot en met 2011.
  • Bij beschikking van 18 oktober 2022 met kenmerk UHT-O OGS B is aan
    belanghebbende medegedeeld dat opzet/grove schuld is vastgesteld voor de
    toeslagjaren 2009 en 2011. Het totaalbedrag aan tegemoetkoming bedraagt
    echter minder dan € 30.000, waardoor geen nabetaling heeft plaatsgevonden.
  • Gemachtigde heeft bij brieven van 11 november 2022 bezwaar gemaakt tegen de
    beschikkingen van 5 en 18 oktober 2022. Op 29 november 2022 heeft UHT een
    ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Bij e-mail van 27 juli 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 12
    juli 2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het niet
    tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
  • Bij brief van 20 september 2023 heeft gemachtigde het bezwaarschrift aangevuld.
  • Op 21 november 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden
    van belanghebbende.
  • De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beoordeling per jaar?
De Commissie beantwoordt allereerst de vraag van gemachtigde waarom de vaststelling van hardheid of vooringenomenheid enkel geldt voor twee toeslagjaren, namelijk 2007 en 2011, en niet zou gelden voor latere toeslagjaren. Gemachtigde vindt compartimentering per toeslagjaar een vreemde gang van zaken. Dat in het ene jaar wel sprake zou zijn geweest van vooringenomenheid en in een ander jaar niet acht hij niet waarschijnlijk. De Commissie begrijpt dit bezwaar als volgt: als je als toeslagouder eenmaal een kruisje achter je naam hebt gekregen zal je dat naar alle waarschijnlijkheid blijven achtervolgen.

De Commissie wijst in dit verband op de wetsgeschiedenis van de Wht. In de Memorie
van Toelichting wordt dit punt expliciet besproken: “Bij integrale beoordeling wordt
vastgesteld wat er is misgegaan met de kinderopvangtoeslag bij een gedupeerde ouder en wordt per berekeningsjaar het herstelbedrag vastgesteld dat op grond van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 van dit wetsvoorstel wordt toegekend.”
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 36 151, nr. 3, p. 19).

De Commissie leidt hieruit af dat het kennelijk niet de bedoeling van de wetgever is
geweest om een vaststelling van gedupeerd zijn van een toeslagouder automatisch door te trekken naar andere jaren. Volgens de Commissie zal daarom per jaar opnieuw
moeten worden vastgesteld of sprake is geweest van vooringenomen handelen dan wel hardheid en de werkwijze van UHT begrijpelijk en daarmee in overeenstemming is. De enkele – niet nader met feiten of omstandigheden onderbouwde – stelling dat van
vooringenomenheid sprake moet zijn geweest in andere toeslagjaren als eenmaal sprake is geweest van onrechtmatig handelen door B/T acht de Commissie daarom onjuist. Dit deel van het bezwaar acht de Commissie daarom ongegrond.

Toeslagjaar 2007
Belanghebbende stelt dat UHT onterecht en op onjuiste gronden het verzoek van
belanghebbende om compensatie over de toeslagjaren 2007 en 2011 heeft afgewezen.

Uit het door UHT overlegde bezwaardossier blijkt dat belanghebbende de KOT op 10
januari 2007 met ingang van 1 januari 2007 heeft stopgezet. Naar aanleiding van deze
stopzetting heeft een neerwaartse bijstelling plaatsgevonden en is de KOT verlaagd met € 5.820. Vervolgens heeft belanghebbende op 1 juli 2007 weer KOT aangevraagd, maar wederom de KOT op 1 juli 2007 met ingang van 28 september 2007 stopgezet. Hierdoor heeft een tweede neerwaartse bijstelling plaatsgevonden en is de KOT verlaagd met € 3.704. Deze bijstellingen voor het jaar 2007 hebben plaatsgevonden conform de door belanghebbende zelf opgestuurde informatie.

Gelet hierop kan de Commissie het besluit van UHT volgen dat geen sprake is van
vooringenomen handelen, hardheid of O/GS kwalificatie over 2007. Er is voor dit jaar
geen aanleiding om tot compensatie over te gaan. De Commissie adviseert UHT het
bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel ongegrond te verklaren.

Belanghebbende heeft opgemerkt dat een bedrag van € 4.022 zou zijn overgemaakt naar de kinderdagopvanginstelling terwijl uit het LIC-overzicht van het Landelijk
Incassocentrum (hierna: LIC) blijkt dat in totaal een bedrag van € 5.098 is overgemaakt, De Commissie kan ook hier het UHT volgen in de stelling dat een rekenfout in het Invulformulier is gemaakt. Het LIC-overzicht, dat wil zeggen de van de KOT besluiten onafhankelijke weergave van uitbetalingen, bankrekeningnummers, verrekeningen en afboekingen, acht de Commissie zonder andersluidende bewijzen doorslaggevend. Daaruit blijkt dat inderdaad een bedrag van € 5.098 is overgemaakt aan de kinderdagopvanginstelling.

Toeslagjaar 2011
Uit het door UHT overgelegde bezwaardossier blijkt dat in het jaar 2011 twee
neerwaartse bijstellingen hebben plaatsgevonden. Op 5 april 2011 is het voorschot van belanghebbende met € 123 verlaagd, aangezien belanghebbende op 18 februari 2011 wijzigingen heeft doorgegeven in het aantal uurtarieven en de gemeentelijke bijdrage. Vervolgens heeft belanghebbende op 20 augustus 2012 een jaaropgave verstrekt. Naar aanleiding van deze gegevens is op 19 november 2013 de definitieve KOT € 5.962 lager vastgesteld. Ook in dit jaar hebben de bijstellingen plaatsgevonden conform de door belanghebbende zelf opgestuurde informatie.

Gelet hierop kan de Commissie het besluit van UHT volgen dat geen sprake is geweest
van vooringenomen handelen, hardheid of onterechte O/GS kwalificatie door B/T over 2011. Er is daarom ook over dit jaar geen aanleiding om tot compensatie over te gaan.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel
ongegrond te verklaren.

Motivering besluiten
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van de besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Ter voorbereiding van de definitieve compensatiebeschikking zijn de bedragen in de compensatieberekening vastgesteld aan de hand van de gegevens die B/T tot haar beschikking had. De gegevens zijn afkomstig van onder meer de
voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen, RKT-bestanden en SAS- en LIC-overzichten. De Commissie is daarom van oordeel dat de bestreden besluiten door
middel van het indienen van het schriftelijke verweer, de bijbehorende producties en het ter zitting gevoerde verweer voldoende zijn onderbouwd.

Namens belanghebbende zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd
die tot een andere zienswijze leiden. De Commissie stelt vast dat belanghebbende
inmiddels beschikt over het schriftelijke verweer en de bijbehorende stukken, nu deze op 22 januari 2024 aan gemachtigde zijn verzonden. Op basis van de in dit dossier
opgenomen stukken kon belanghebbende inzicht verkrijgen in de totstandkoming van de bestreden beschikkingen. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

Proceskostenvergoeding
Belanghebbende verzoekt om een proceskostenveroordeling conform het Besluit
proceskosten bestuursrecht. Aangezien de bezwaren naar het oordeel van de Commissie kennelijk ongegrond zijn, adviseert de Commissie belanghebbende geen proceskosten toe te kennen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
    bestreden besluit in stand te laten.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter