BAC 2022-04437
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 14 september 2021 met kenmerk UHT-DC-I
Ontvangst bezwaarschrift: 19 oktober 2021
Hoorzitting: 21 juli 2023
Overdracht advies aan UHT: 2 augustus 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert aan UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, omdat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in 2011 aanspraak had op KOT.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde], namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 14 september 20251 (UHT-DC I).
Gemachtigde en UHT hebben gezamenlijk geconcludeerd dat het bezwaar zich feitelijk
richt tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie kot van 9 juli 2021 (UHTDC-I A). Het bezwaar wordt daarom geacht mede te zijn gericht tegen deze beschikking.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor toeslagjaar 2011.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 9 juli 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 24 november 2020 verzocht om een herbeoordeling va n de kot over de jaren 2008 tot en met 2011.
- Bij beschikking van 1 maart 2021 (UHT-B DMB2) is aan belanghebbende het
minimumcompensatiebedrag van € 30.000 toegekend. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 25 juni 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat voor het toeslagjaar 2011 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
- Bij beschikking van 9 juli 2021 (UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor het toeslagjaar 2011.
- Ook bij beschikking van 9 juli 2021 (UHT-VC I) is aan belanghebbende een vooraankondiging compensatie kot toegezonden. Belanghebbende ontvangt een
voorlopige compensatie van € 56.275 voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010. - Bij beschikking van 14 september 2021 (UHT-DC I) is aan belanghebbende een
definitieve compensatie toegekend van € 56.504, voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010. - Gemachtigde heeft bij brief van 19 oktober 2021, ingekomen op 21 oktober 2021, tegen de beschikking van 14 september 2021 een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 1 augustus 2022 heeft gemachtigde nadere gronden van bezwaar aangevoerd.
- UHT en gemachtigde hebben op 7 maart 2023 en op 15 maart 2023 contact gehad. Besproken is dat het bezwaarschrift ziet op de afwijzing compensatie voor het jaar 2011 en dus op de beschikking van 9 juli 2021, met kenmerk UHT-DC-I A).
- Op 29 maart 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd.
- Op 21 juli 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende
een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit
verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming voor toeslagjaar 2011 of te wijzen.
Om voor kot in aanmerking te komen, dient een belanghebbende voor de betreffende
jaren aanspraak op kot te hebben gehad (artikel 1.5 WKO). Belanghebbende heeft zelf
aangegeven dat zij in 2011 geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Ook in geen enkel systeem van de Belastingdienst is iets aangetroffen dat erop wees dat
belanghebbende wel kinderopvang zou hebben afgenomen bij een reguliere, erkende instelling voor kinderopvang. Gemachtigde heeft weliswaar gesteld dat belanghebbende in 2011 mogelijkerwijs slechts deels geen opvang heeft genoten, maar heeft dat niet onderbouwd.
Voor een compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelswijze van de B/T. Ingevolge artikel 2.1 lid 2 Wht wordt geen compensatie toegekend indien de door de aanvrager van een KOT geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem of haar toerekenbaar zijn.
Nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in 2011 aanspraak had op KOT, is de Commissie van mening dat UHT terecht heeft beslist dat belanghebbende evident
geen recht had op KOT en er aldus sprake is van een ernstige onregelmatigheid, als
bedoeld in artikel 2.1 lid 2 van de Wht.
Dat leidt tot de slotsom dat de hiervoor in de aanhef van deze rubriek geformuleerde
vraag voor bevestigende beantwoording in aanmerking komt.
Conclusie
De Commissie adviseert om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter