Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06863

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluiten: 29 maart 2022 met als kenmerk UHT-DC I
29 maart 2022 met als kenmerk UHT-DHR

Ontvangst bezwaarschrift: 6 mei 2022

Hoorzitting: 11 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 11 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestreden besluiten te herroepen.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 29 maart 2022 (UHT-DC I) en 29 maart 2022 (UHT-DHR).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende over berekeningsjaar 2008 fouten zijn gemaakt. Voorts heeft B/T bij de beoordeling van de berekeningsjaren 2007 en 2009 de regels erg streng toegepast. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de hiervoor genoemde jaren een compensatie toegekend. De compensatieregeling is vervallen per 2 februari 2023 met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven op grond van de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 29 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 14 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2012 tot en met 2017, met uitzondering van 2014. Hierna heeft zij de herbeoordelingsperiode gewijzigd naar de jaren 2008 en 2012, 2013, 2016 en 2017.
  • Bij beschikking van 12 februari 2021 is aan belanghebbende bericht dat zij € 30.000,- krijgt.
  • Bij brief van 23 december 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatie toegezonden. Daarbij is de compensatie verhoogd tot € 32.107,-.
  • Bij beschikkingen van 29 maart 2022 (UHT-DC I en UHT-DHR) is de definitieve compensatie vastgesteld op € 33.346,- voor berekeningsjaren 2008, 2012, 2013, 2016 en 2017.
  • Tegen de definitieve beschikkingen van 29 maart 2022 heeft belanghebbende op 6 mei 2022 een bezwaarschrift ingediend.
  • Belanghebbende heeft op 17 januari 2023 aan de rechtbank verzocht om UHT op te dragen om een besluit op bezwaar te nemen op straffe van verbeurte van dwangsommen.
  • UHT heeft op 16 maart 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 11 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter], [commissielid] en [commissielid] heeft het bezwaarschrift in haar vergadering van 11 oktober 2023 behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Waar richt het bezwaar zich tegen?

De Commissie stelt vast dat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de hierboven vermelde (toewijzende) definitieve beschikkingen compensatie- en herbeoordeling KOT.

De Commissie begrijpt uit de inhoud van het bezwaarschrift dat dit zich richt tegen component i (betaalde rente en kosten) van de compensatieberekening voor berekeningsjaren 2008, 2013 en 2016. De bezwaargronden van belanghebbende komen erop neer dat de in dit onderdeel vermelde bedragen niet overeenstemmen met de betaalde/ verrekende bedragen zoals vermeld in de compensatieberekening (component g) en de beschikkingen van 30 augustus 2016 (berekeningsjaar 2008); 26 augustus 2016 (berekeningsjaar 2013) en 17 juli 2018 (berekeningsjaar 2016). De Commissie bespreekt deze gronden hierna.

Component g (niet terugbetaalde/ verrekende kinderopvangtoeslag)
De Commissie overweegt dat UHT totaal € 15.773,- in aftrek heeft gebracht ter zake van niet terugbetaalde/ verrekende KOT. De bedragen die in aftrek zijn gebracht hebben betrekking op berekeningsjaren 2008, 2012, 2013 en 2017. In haar schriftelijke reactie heeft UHT de in aftrek gebrachte bedragen toegelicht.

2008
Volgens UHT heeft belanghebbende als gevolg van de definitieve beschikking d.d. 7 december 2011 een bedrag van € 5.753,- + € 133,- rente + € 463,- kosten moeten terugbetalen aan B/T. Het bedrag van € 463,- bestaat uit kosten voor aanmaning en dwangbevel. Het totaal voor 2008 terug te betalen bedrag bedroeg hiermee € 6.349,-. UHT voert aan dat hiervan € 2.088,76 is betaald/ verrekend.
De Commissie stelt vast dat belanghebbende volgens deze toelichting van UHT een bedrag ad € 4.260,30 (€ 6.349,- -/- € 2.088,70) niet zou hebben betaald. Dit bedrag wordt niet vermeld in de compensatieberekening, maar een bedrag ad € 3.924,-. De schriftelijke reactie van UHT verklaart niet hoe dit bedrag tot stand is gekomen en komt uit op laatstgenoemd bedrag. Het betalingsoverzicht voor 2008 (productie 85) verschaft evenmin duidelijkheid. De Commissie overweegt dat UHT in haar beslissing op bezwaar nader dient te motiveren hoe het bedrag ad € 3.924,- tot stand is gekomen.

2013
In de compensatieberekening wordt een bedrag ad € 4.192,- vermeld. Volgens UHT moest belanghebbende als gevolg van de definitieve beschikking d.d. 11 september 2015 een bedrag van € 6.007 + € 15,- kosten terugbetalen aan B/T. Het totaal voor 2008 terug te betalen bedrag bedroeg hiermee € 6.022,-. Hiervan is een bedrag ad € 1.814,35 betaald/ verrekend aldus UHT.
De Commissie stelt vast dat belanghebbende volgens deze toelichting van UHT een bedrag ad € 4.207,65; (€ 6.022,- -/- € 1.814,35) niet zou hebben betaald. Dit bedrag wordt niet vermeld in de compensatieberekening, maar een bedrag ad € 4.192,-. De Commissie adviseert UHT in haar beslissing op bezwaar toe te lichten hoe het bedrag ad € 4.192,-tot stand is gekomen.

2016
In de compensatieberekening wordt een bedrag ad € 0,- vermeld. Volgens UHT moest belanghebbende als gevolg van de definitieve beschikking d.d. 16 februari 2018 een bedrag van € 4.497,- terugbetalen aan B/T. Hiervan is een bedrag ad € 2.198,- betaald/ verrekend aldus UHT. Overigens ontbreekt een toelichting van UHT.
De Commissie kan uit het betalingsoverzicht (productie 89) niet afleiden hoe het bedrag ad € 0,- tot stand is gekomen. De Commissie adviseert UHT in haar beslissing op bezwaar toe te lichten hoe dit nihilbedrag in de compensatieberekening tot stand is gekomen.

2017
In de compensatieberekening wordt een bedrag ad € 1.565,- vermeld. In het verweerschrift van UHT ontbreekt een toelichting op de totstandkoming van dit bedrag. Uit het betalingsoverzicht voor 2017 (productie 91) leidt de Commissie af dat voormeld bedrag niet verrekend of betaald is. De Commissie adviseert UHT in haar beslissing op bezwaar toe te lichten hoe het bedrag ad € 1.565,- in de compensatieberekening tot stand is gekomen.

Samenvattend acht de Commissie het bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel gegrond.

Component i (betaalde rente en kosten)
In aansluiting op het hiervoor vermelde overweegt de Commissie dat de door UHT in haar compensatieberekening bij component i opgenomen bedragen overeenstemmen met het bepaalde in artikel 2.3 lid 5 Wht. UHT heeft in haar schriftelijke toelichting per berekeningsjaar voldoende duidelijk uiteengezet waarop deze bedragen gebaseerd zijn. Op de hoorzitting heeft UHT als standpunt ingenomen dat zij voor 2008 in het voordeel van belanghebbende uitgaat van een bedrag aan rente en kosten van € 596,-. De Commissie volgt dit standpunt van UHT en zij overweegt dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond is.

Component n (vergoeding voor immateriële schade)
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade is een vergoeding voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren, omdat het lang heeft geduurd totdat de compensatie definitief werd berekend. Op de hoorzitting heeft UHT het standpunt ingenomen dat de immateriële schade wordt berekend tot aan de beslissing op bezwaar. De Commissie ziet geen aanleiding om een andere einddatum te adviseren.

Wijziging componenten o en p
Hetgeen de Commissie hiervoor heeft overwogen heeft tot gevolg dat componenten o (rentevergoeding gemiste KOT) en p (aanvullende vergoeding) van de compensatieberekening eveneens wijzigen.

Conclusie

Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestreden beschikkingen van 29 maart 2022 (UHT-DC I en UHT-DHR) te herroepen;
  • te motiveren op welke wijze de bedragen van component g (voor berekeningsjaren 2008, 2013, 2016 en 2017) tot stand zijn gekomen;
  • de vergoeding van immateriële schade te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar;
  • en alle ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter