BAC 2022-06809
Publicatiedatum 23-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 18 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 3 mei 2022
Hoorzitting: 5 december om 10:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 20 december 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 18 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht wordt de
bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij brief van 18 maart 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op
basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende
€30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet worden uitgevoerd. - Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 3 mei 2022, bezwaar gemaakt tegen
deze beschikking. Op 16 mei 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging gestuurd. - Op 18 april 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden
van belanghebbende. - Op 5 december 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting
gehouden in aanwezigheid van partijen. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd. - De Commissie bestaande uit [fungerend voorzitter], [commissielid] en [commissielid] heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op
goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de lichte toets af te wijzen.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij het niet eens is met het bestreden besluit, met uitzondering van het jaar 2006. Belanghebbende geeft aan dat haar inkomen behoorde tot het minimumloon. Ter onderbouwing heeft belanghebbende bij haar bezwaarschrift jaaropgaven overlegd. Ter zitting is naar voren gekomen dat de KOT werd uitbetaald aan de kinderopvanginstelling en vervolgens werd teruggevorderd bij belanghebbende.
UHT heeft ter zitting toegelicht dat een toetsing of de KOT is uitbetaald aan de
kinderopvanginstelling en is teruggevorderd bij belanghebbende, buiten de
behandelkaders van de lichte toets valt en dat dit verder moet worden onderzocht tijdens de integrale beoordeling. UHT heeft belanghebbende geadviseerd dit te benoemen tijdens de integrale beoordeling.
Verder heeft UHT in de schriftelijke reactie de wijzigingen in de KOT voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2012 toegelicht. In 2005 is de KOT met € 12 verlaagd door de herziening van de tegemoetkomingsbeslissing.
Voor 2006 heeft belanghebbende bevestigd geen bezwaar te hebben tegen het in de
beschikking ingenomen standpunt van UHT dat de KOT over dat jaar is vastgesteld
overeenkomstig de van haar ontvangen jaaropgaven.
Wat betreft 2007 is de KOT meerdere keren neerwaarts bijgesteld door een wijziging in
de opvanguren en een wijziging in de einddatum. De KOT is tussentijds opwaarts
gecorrigeerd naar aanleiding van de door belanghebbende ingevulde antwoordformulier. Vervolgens is de KOT nogmaals verlaagd. Een van de kinderen was verwijderd uit het RKT-bestand. Dit is gecorrigeerd naar aanleiding van de aangeleverde jaaropgave in de bezwaarfase. Tevens heeft B/T de uren en het uurtarief gewijzigd, met als gevolg dat de definitieve vaststelling van het jaarrecht voor 2007 is vastgesteld op € 9.104.
In 2008 hebben er geen neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden.
Als gevolg van de door belanghebbende doorgegeven wijziging in de einddatum en de
toegestuurde jaaropgaven van belanghebbende is in 2009 de KOT meerdere keren zowel neerwaarts als opwaarts bijgesteld.
In 2010 heeft belanghebbende de KOT met ingang van 31 augustus 2010 zelf stopgezet. Vervolgens is de KOT opwaarts bijgesteld bij de definitieve vaststelling van het jaarrecht.
Voor 2011 is de KOT neerwaarts bijgesteld als gevolg van de door belanghebbende
doorgegeven stopzetting van de KOT per 1 september 2011. De KOT is vervolgens verder verlaagd naar aanleiding van een door belanghebbende doorgegeven wijziging in de opvanguren. Vervolgens is de KOT bij de definitieve vaststelling van het jaarrecht
nogmaals verlaagd conform de gegevens van de kinderopvanginstelling.
In 2012 is de KOT met ingang van 21 januari 2012 nihil beschikt vanwege de stopzetting door belanghebbende zelf per die datum.
Op basis van deze informatie heeft UHT geconcludeerd dat geen sprake is van
institutioneel vooringenomen handelen, hardheid door B/T of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, maar van verwerking van gegevens conform de wet- en regelgeving.
De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 18 april 2023 en diverse documenten waaronder SAS-overzichten en RKT-bestanden alsnog gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen € 30.000 heeft toegekend.
Gezien het voorgaande kan belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin
van de herstelregelingen worden aangemerkt. De Commissie concludeert daarom dat
UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren.
Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog
worden overgegaan tot compensatie. De Commissie geeft UHT daarbij in overweging
acht te slaan op hetgeen hiervoor is overwogen over de uitbetaling aan de
kinderopvanginstelling en de terugvordering bij belanghebbende.
Conclusie
Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter