Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11015

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten:

  • 11 oktober 2022 (UHT DC I)
  • 11 oktober 2022 (UHT DC I A)
  • 11 oktober 2022 (UHT DH5 A)

Hoorzitting: 31 juli 2024

Overdracht advies aan UHT: 2 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de
Commissie) adviseert UHT om:

  • de beschikking van 11 oktober 2022 met kenmerk UHT DC I te herroepen
    voor zover het totale bedrag van de in de beslissing op bezwaar toe te
    kennen compensatie de eerder ontvangen compensatie van in totaal
    € 30.000,- overschrijdt;
  • de (afwijzende) beschikking van 11 oktober 2022 met kenmerk UHT DC I
    A te herroepen met betrekking tot berekeningsjaar 2007;
  • de beschikking van 11 oktober 2022 met kenmerk UHT DH5 A in stand te
    laten.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende
ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve
beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag zoals hierboven vermeld (hierna: de
bestreden beschikkingen).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van € 24.026,- voor het jaar 2011. Voor
de jaren 2007, 2008 en 2010 is geen compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 10 maart 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2007, 2008, 2010 en 2011.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 25 augustus 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende de jaren 2007, 2008 en 2010 geen sprake is geweest
    van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikkingen met kenmerk UHT DC I A en UHT DH5 A
    géén compensatie toegekend voor de jaren 2007, 2008 en 2010.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT DC I aan
    belanghebbende voor het jaar 2011 een compensatie toegekend van € 24.026,-.
    Dit bedrag is aangevuld tot € 30.000,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief, ingekomen op 16 november 2022, tegen de
    bestreden beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij brief van 30 augustus 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • UHT heeft op 19 december 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Bij brief van 15 juli 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • UHT heeft op 26 juli 2024 schriftelijk gereageerd op de aanvullende gronden.
  • Bij e-mail van 30 juli 2024 heeft UHT nadere stukken overgelegd
  • Op 31 juli 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
    verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • Dit advies wordt uitgebracht door [commissieleden].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie voor
het jaar 2011 op de juiste wijze heeft berekend. Ook beoordeelt de Commissie of UHT
terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van
belanghebbende om compensatie voor de jaren 2007, 2008 en 2010 af te wijzen. De
Commissie overweegt als volgt.

Afwijzing compensatie over 2007, 2008 en 2010
Belanghebbende maakt bezwaar tegen de afwijzing van de herbeoordeling van de
berekeningsjaren 2007, 2008 en 2010. UHT stelt dat belanghebbende over de jaren
2008 en 2010 geen recht heeft op compensatie.

2007
De Commissie stelt vast dat de KOT op nihil gesteld is. De reden hiervoor zou zijn dat
belanghebbende bij herhaling niet zou hebben gereageerd op een verzoek van B/T om
aanvullende informatie te verstrekken. UHT stelt zich op het standpunt dat
belanghebbende heeft gereageerd op een eerdere uitvraag door B/T maar dat deze
reactie niet volledig was. In haar bezwaarschrift tegen de nihilstelling heeft
belanghebbende alsnog de gevraagde gegevens aan B/T verstrekt. Hierna is de
neerwaartse correctie hersteld. UHT is in haar schriftelijke reactie van 26 juli 2024 op
haar eerder standpunt dat er geen sprake was van vooringenomenheid teruggekomen
en stelt nu dat belanghebbende voor het jaar 2007 wel vooringenomen is behandeld. Zij zal belanghebbende ook voor dat berekeningsjaar compenseren. De Commissie acht dit standpunt navolgbaar.

2008
Ten aanzien van berekeningsjaar 2008 stelt de Commissie het volgende vast.
Belanghebbende heeft een brief van 26 februari 2010 ontvangen met daarin de
beslissing dat zij de KOT over 2008 terug moest betalen. Nadat belanghebbende bij
haar bezwaarschrift gegevens heeft verstrekt, is de KOT vervolgens opnieuw op het
oorspronkelijke bedrag vastgesteld. De Commissie overweegt dat belanghebbende geen nihilbeschikking heeft ontvangen. Zij heeft ook geen geld terug hoeven betalen. Het is de Commissie niet gebleken dat in dit verband sprake is geweest van
vooringenomenheid of hardheid van het stelsel. Evenmin is er sprake van schade in de
zin van de Wht (artikel 2.1 lid 1).

2010
De Commissie stelt vast dat de KOT neerwaarts gecorrigeerd is nadat belanghebbende
een wijziging heeft doorgegeven. Door een administratieve fout is de KOT vervolgens op een te laag bedrag vastgesteld. Uit het LIC-overzicht (productie 56) blijkt dat het foutief toegekende KOT-bedrag administratief is teruggeboekt. De kinderopvanginstelling heeft vervolgens voor de maand maart 2010 geen KOT ontvangen. Binnen twee weken na de foutieve beschikking heeft B/T deze fout hersteld en heeft zij de KOT op een hoger bedrag vastgesteld. De KOT is vervolgens betaald aan de kinderopvanginstelling vanaf maart tot en met november 2010. Belanghebbende heeft geen nihilbeschikking ontvangen. Zij heeft ook geen geld terug hoeven betalen. Het is de Commissie niet gebleken dat in dit verband sprake is geweest van vooringenomenheid of hardheid van het stelsel. Evenmin is er sprake van schade in de zin van de Wht (artikel 2.1 lid 1).

Samenvattend acht de Commissie het navolgbaar dat UHT voor berekeningsjaren 2008 en 2010 geen compensatie heeft toegekend. De Commissie is van mening dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond is.

Toewijzing compensatie 2011
UHT heeft over het jaar 2011 een herberekening gemaakt van de rentevergoeding
gemiste KOT (compensatieberekening, component o). Hieruit volgt dat de
rentevergoeding onjuist en in het nadeel van belanghebbende is vastgesteld. Uit de
bijlage compensatieberekening volgt dat de rentevergoeding over 2011 een bedrag van € 3.373,- had moeten zijn (in plaats van € 3.185,-). De Commissie acht dit standpunt navolgbaar. Belanghebbende is het met de nieuwe berekening eens. Deze wijziging leidt ook tot een wijziging van componenten n (vergoeding immateriële schade) en p (aanvullende vergoeding 1% subtotaal) van de compensatieberekening.

Nieuwe compensatieberekening
De Commissie adviseert UHT om bij haar beslissing op bezwaar een nieuwe
compensatieberekening te verstrekken om het bedrag van de al toegekende compensatie aan te passen. Zij maakt daarbij de aantekening dat dit slechts kan leiden tot een extra uitbetaling aan belanghebbende, voor zover het totale bedrag van de in de beslissing op bezwaar toe te kennen compensatie het eerder ontvangen compensatiebedrag van € 30.000,- overschrijdt.

Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
Ingevolge artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden die kosten
alleen vergoed als het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het
bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Op grond van de op dit punt heersende
rechtspraak (zie bijvoorbeeld CRVB 9 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3140, JB
2021/25), is sprake van herroepen in de zin van artikel 7:15 lid 2 Awb als het primaire
besluit wordt gewijzigd voor wat betreft het met dat besluit beoogde rechtsgevolg. Het is onduidelijk of de aanpassing van de compensatieberekening tot gevolg heeft dat belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan compensatie dan de al eerder uitgekeerde € 30.000,-. De aanpassing van de compensatieberekening heeft wel tot gevolg dat het vertrekpunt voor een eventuele procedure over aanvullende compensatie voor de werkelijke schade verandert. Daarnaast wordt het jaar 2007 ook
gecompenseerd. De Commissie is daarom, in lijn met de genoemde rechtspraak en gelet op het systeem van de Wht, van mening dat er sprake is van een wijziging van het
rechtsgevolg. Daarom adviseert de Commissie aan UHT om een vergoeding van de
kosten van rechtsbijstand toe te kennen.
Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire
vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

De Commissie adviseert UHT:

  • voor berekeningsjaar 2007 aan belanghebbende compensatie toe te kennen;
  • de rentevergoeding gemiste kinderopvangtoeslag voor 2011 aan te passen zoals
    weergegeven in de schriftelijke reactie van UHT;
  • de einddatum van de termijn op basis waarvan de vergoeding voor immateriële
    schade (component n van de compensatieberekening) wordt berekend vast te
    stellen op de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • component p van de compensatieberekening opnieuw te berekenen met
    inachtneming van dit advies;
  • een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te kennen op basis van 2
    procespunten met een wegingsfactor 2 en de hoogste vergoeding per procespunt;
  • de beschikking van 11 oktober 2022 met kenmerk (UHT DC I) te herroepen voor
    zover het totale bedrag van de in de beslissing op bezwaar toe te kennen
    compensatie de eerder ontvangen compensatie van € 30.000, - overschrijdt;
  • de (afwijzende) beschikking van 11 oktober 2022 met kenmerk UHT DC I A te
    herroepen met betrekking tot berekeningsjaar 2007;
  • de beschikking van 11 oktober 2022 met kenmerk UHT DH5 A in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter