BAC 2021-03240 & BAC 2021-03243
Publicatiedatum 22-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primaire besluiten: 27 juli 2021 met kenmerk UHT-OGS B en 8 december 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 17 december 2021
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 8 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen beschikking UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren en deze beschikking deels te herroepen en het verzoek om een proceskostenvergoeding voor dit bezwaar toe te wijzen. Tevens adviseert de Commissie UHT om het bezwaar met kenmerk UHT-O OGS B ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 12 december 2021, ingekomen op 17 december 2021, is gericht tegen de hiervoor genoemde beschikkingen van UHT.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden. Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 27 december 2019 telefonisch verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over 2012 en 2013. In overleg met belanghebbende is de herbeoordeling uitgebreid naar de jaren 2005 tot en met 2015.
- Bij beschikking van 18 maart 2021 is aan belanghebbende € 30.000 toegekend in het kader van de Catshuisregeling.
- De Commissie van Wijzen (hierna: “de CvW”) heeft vervolgens geoordeeld dat uit de motivering van de voorlopige conclusie en de daarbij gevoegde stukken van UHT niet volgt dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de controle over de toeslagjaren 2005 tot en met 2009, 2011 en 2015 in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen is naar het standpunt van de CvW voor de jaren 2005 tot en met 2009 en 2011 geen sprake. Voor het toeslagjaar 2015 is geen KOT aangevraagd. Daarnaast is niet gebleken dat in dat jaar opvang bij een geregistreerde kinderopvanginstelling heeft plaatsgevonden.
Daarom is de compensatieregeling voor dat jaar niet van toepassing. Uit het dossier volgt ook niet dat voor de jaren 2005 tot en met 2009, 2011 en 2015 sprake is geweest van hardheid. Voor de toeslagjaren 2010 en 2012 tot en met 2014 acht de CvW de compensatieregeling wel van toepassing. De CvW ondersteunt de voorlopige conclusie van UHT dat belanghebbende voor de jaren 2009 en 2011 in aanmerking komt voor een O/GS-tegemoetkoming. - Bij beschikking van 27 juli 2021 met kenmerk UHT-O OGS B heeft UHT belanghebbende € 2.924 aan compensatie OGS (opzet/grove schuld) toegekend over de jaren 2009 en 2011.
- Bij brief van 08 september 2021 met kenmerk UHT-VC I heeft UHT een vooraankondiging gestuurd met toelichting op de compensatieberekening. In de brief wordt toegelicht dat de OGS compensatie voor 2009 wordt afgetrokken van de voor 2009 alsnog toegekende compensatie wegens vooringenomenheid.
- Bij definitieve beschikking compensatie KOT met kenmerk UHT-DC I van 8 december 2021 heeft UHT belanghebbende voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2012, 2013 en 2014 voor vooringenomenheid € 127.201 compensatie toegekend.
- Op 12 december 2021 heeft gemachtigde bezwaar ingediend tegen de
beschikking van 27 juli 2021 met kenmerk UHT-O OGS B en de beschikking van 8 december 2021 met kenmerk UHT-DC I. - Belanghebbende heeft bij brief van 18 mei 2022 aanvullende bezwaargronden ingediend.
- Belanghebbende heeft een beroep ingesteld bij rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. De rechtbank heeft op 20 februari 2023 uitspraak gedaan op het ingediende beroep.
- Op 3 oktober 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
- Op 30 januari 2024 heeft gemachtigde de Commissie laten weten dat belanghebbende afziet van het recht om te worden gehoord en afziet van een inhoudelijke beoordeling door de Commissie. UHT heeft hiermee ingestemd.
- De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Bezwaar
Belanghebbende heeft - kort samengevat - bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie KOT met kenmerk UHT-DC I en de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B.
Reactie UHT
UHT heeft in de schriftelijke reactie de bezwaargronden van belanghebbende behandeld.
UHT erkent dat het bezwaar van belanghebbende gedeeltelijk gegrond is ten aanzien van beschikking UHT-DC I op de volgende punten. Ten eerste heeft UHT toegelicht dat het bedrag onder component d in toeslagjaar 2010 € 12.207 dient te zijn. Ten tweede dient bij component m over alle toeslagjaren de rentevergoeding te worden doorgetrokken naar de datum van de primaire beslissing d.d. 8 december 2021. Ten derde dient de immateriële schadevergoeding onder component l te worden doorgetrokken naar datum beslissing op bezwaar omdat het bezwaar gedeeltelijk gegrond is.
UHT erkent tevens dat belanghebbende in aanmerking komt voor vergoeding van de
proceskosten nu het bezwaar met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond wordt geacht.
In de schriftelijke reactie heeft UHT gemotiveerd dat het bezwaar van belanghebbende
ongegrond is ten aanzien van de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B.
Onderzoek
De Commissie begrijpt dat de terugvorderingen van de KOT over meerdere jaren een
zware wissel hebben getrokken op belanghebbende en haar gezin.
De Commissie ziet dat UHT belanghebbende voor het ervaren leed heeft gecompenseerd op basis van een integrale beoordeling van het dossier van belanghebbende en de berekening van de (forfaitaire) compensatie in de schriftelijke reactie per toeslagjaar nader heeft onderbouwd.
De Commissie overweegt verder dat belanghebbende in vervolg op de door UHT
ingediende schriftelijke reactie en het daarbij behorende dossier, te kennen heeft
gegeven af te zien van het recht te worden gehoord door de Commissie. UHT heeft
hiermee ingestemd.
Gelet op het voorgaande, overweegt de Commissie dat in deze bezwaarprocedure geen nadere aanknopingspunten zijn gebleken om tot een andersluidende conclusie te komen dan blijkt uit de schriftelijke reactie van UHT.
De Commissie adviseert UHT daarom om conform haar schriftelijke reactie het bezwaar tegen beschikking UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren en deze beschikking te herroepen. Tevens adviseert de Commissie UHT het bezwaar met kenmerk UHT-O OGS B ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Omdat het bezwaar tegen beschikking UHT-DC I gedeeltelijke gegrond is, adviseert de
Commissie UHT om voor dit bezwaar een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar tegen beschikking UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren, de
beschikking te herroepen conform de schriftelijke reactie van UHT en het verzoek om een
proceskostenvergoeding voor dit bezwaar toe te wijzen. - het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter