BAC 2022-04329
Publicatiedatum 22-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 17 februari 2022 met kenmerken UHT-DH5 A, UHT-DC-I A en UHT-DC-I
Ontvangst bezwaarschrift: 15 februari 2022 (gericht tegen UHT-DC I) en 31 maart 2022 (gericht tegen UHT-DC-I A en UHT-DH5 A)
Hoorzitting: 7 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 6 oktober 2023
Samenvatting
De bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren, voor zover gericht tegen de beschikkingen van 17 februari 2022 met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC-I A, ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie het bezwaar tegen de beschikking van 17 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I (gedeeltelijk) gegrond te verklaren, het bestreden besluit op onderdelen te herroepen en alle, ingevolgde de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies. Tot slot adviseert de Commissie het verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 17 februari 2022:
- met kenmerk UHT-DC I, betreffende de toekenning van een compensatiebedrag over de toeslagjaren 2013 en 2014;
- met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC-I A, betreffende de afwijzing van compensatie over het toeslagjaar 2015.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij beschikking met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende over de toeslagjaren 2013 en 2014 een definitief compensatiebedrag van € 10.491 toegekend. Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende. Bij beschikkingen met kenmerken UHT-DH5 (afwijzing hardheidsregeling) en UHT-DC-I A (afwijzing compensatieregeling) is belanghebbende medegedeeld dat hij over het toeslagjaar 2015 geen aanspraak maakt op compensatie.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 27 november 2019 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2012 tot en met 2015.
- Bij brief van 23 februari 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT een forfaitair bedrag van € 30.000 aan belanghebbende toegekend.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 30 juni 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat – kort samengevat – belanghebbende over de toeslagjaren 2012 en 2015 geen aanspraak toekomt op compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid van B/T. Daarbij merkt CvW op dat uit de stukken blijkt dat B/T tot de voorlopige conclusie is gekomen dat over het toeslagjaar 2012 een tegemoetkoming wegens Opzet/Grove Schuld (hierna: O/GS) zal worden toegekend en de compensatieregeling over de toeslagjaren 2013 en 2014 wel van toepassing is.
- Op 15 februari 2022 heeft gemachtigde bezwaar aangetekend tegen de beschikking van 17 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I.
- Bij beschikking van 17 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I is het definitieve compensatiebedrag voor belanghebbende berekend op € 10.491 en vastgesteld op (de eerder toegekende) € 30.000.
- Voorts is belanghebbende bij beschikkingen van 17 februari 2022 met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC I A medegedeeld dat geen aanspraak bestaat op compensatie over het toeslagjaar 2015.
- Bij beschikking van 4 maart 2022 (met kenmerk UHT-O OGS B) is een O/GS-tegemoetkoming voor belanghebbende over het toeslagjaar 2012 vastgesteld op € 1.446. Omdat dit bedrag lager is dan het eerder toegekende bedrag van € 30.000 krijgt belanghebbende geen extra geld van UHT. Tegen deze beschikking is door of namens belanghebbende geen bezwaar gemaakt.
- Op 31 maart 2022 heeft gemachtigde pro forma bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 17 februari 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A. De aanvullende gronden heeft gemachtigde op 1 september 2022 ingediend.
- UHT heeft op 3 februari 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 7 september 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van gemachtigde van belanghebbende en UHT. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- Naar aanleiding van de hoorzitting heeft UHT op 14 september 2023 per e-mail aanvullende informatie ingediend betreffende de rente over de gemiste KOT.
- Gemachtigde heeft per e-mail van 19 september 2023 kenbaar gemaakt geen aanleiding te hebben gevonden te reageren op de berekeningen van UHT.
- Tot slot is onderhavig advies vastgesteld door de Commissie.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Het toeslagjaar 2012
Ter zitting heeft gemachtigde verklaard dat over dit toeslagjaar geen verschil van inzicht meer bestaat, omdat hier enkel de tegemoetkoming wegens O/GS op van toepassing is.
De beschikking UHT-DC I over de toeslagjaren 2013 en 2014
Juistheid compensatieberekening niet controleerbaar
In het bezwaarschrift geeft gemachtigde aan dat hij de juistheid van de compensatieberekening, bijvoorbeeld bij component g (rente), niet kan controleren vanwege het ontbreken van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC). De Commissie constateert dat de LIC-overzichten met betrekking tot de toeslagjaren 2013 en 2014 in de bezwaarprocedure alsnog door UHT zijn overgelegd. Naar het oordeel van de Commissie is het bestreden besluit door het indienen hiervan, gezien in samenhang met de uitgebreide uitleg in het (aanvullend) schriftelijk verweer en de overige producties, thans voldoende onderbouwd.
De Commissie constateert dat UHT in haar schriftelijke reactie tot de conclusie komt dat de bij de definitieve beschikking compensatie KOT van 17 februari 2022 gemaakte compensatieberekening over de toeslagjaren 2013 en 2014 op meerdere onderdelen moet worden aangepast. In de compensatieberekening over het toeslagjaar 2013 is een verkeerd bedrag opgenomen bij de componenten a (KOT voor het onderzoek) en d (toeslag- c.q. heffingsrente) en in de berekening over het toeslagjaar 2014 bij component a (KOT voor het onderzoek). Wijziging van deze onderdelen van de compensatieberekening heeft tot gevolg dat ook daarmee samenhangende onderdelen bijstelling (naar boven) behoeven. Nu de Commissie hierin, noch in de na zitting ingebrachte stukken omtrent de rente over de gemiste KOT, aanknopingspunten ziet voor een andere conclusie, verwijst zij voor die bijstellingen naar de uiteenzetting van UHT in de schriftelijke reactie.
De Commissie acht het bezwaar, voor zover dit zich richt op de beschikking van UHT-DC I, op voornoemd punt gegrond. De Commissie adviseert daarom aan UHT de bestreden beschikking te herroepen en de compensatieberekening op alle benodigde en daarmee samenhangende onderdelen aan te passen in lijn met de schriftelijke reactie van UHT. Daarbij dient UHT voldoende inzichtelijk te maken hoe de componenten van de nieuw op te maken berekening zich verhouden tot die uit de berekening bij de bestreden beschikking, zoals ter zitting aan de orde is gekomen.
Immateriële schadevergoeding
Gemachtigde voert in bezwaar nog specifiek aan dat de immateriële schadevergoeding te laag is vastgesteld, omdat deze niet zou mogen worden beperkt tot het bedrag dat betrokkene eerder moest terugbetalen of niet gekregen heeft (onderdeel c van de compensatieberekening). De willekeur die de toepassing van deze regeling oplevert, leidt volgens hem tot schending van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna: EVRM).
De Commissie overweegt dat de vergoeding voor immateriële schade op grond van artikel 2.3 lid 4 Wht een forfaitaire vergoeding bedraagt van € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2 onderdeel a Wht en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar. In onderhavig geval is dit opgenomen onder component n van de compensatieberekening. De relatie die gemachtigde legt naar component c van de compensatieberekening is daarmee onjuist. Daarnaast maakt de forfaitaire aanpak van de wetgever, zoals beschreven in voornoemd artikel, dat iedereen volgens dezelfde veronderstelde werkelijkheid wordt beoordeeld. Omdat daarmee alle gedupeerden op dezelfde manier worden benaderd, is de Commissie van oordeel dat geen sprake is van ‘willekeur’. Van strijd met het EVRM, zoals door gemachtigde gesteld, is evenmin sprake.
Voor zover gemachtigde betoogt dat juist deze forfaitaire benadering maakt dat geen of onvoldoende rekening wordt gehouden met de concrete situatie van belanghebbende, in die zin dat belanghebbende meer schade zou hebben geleden dan op basis van de Wht forfaitair wordt vergoed, kan belanghebbende uit hoofde van artikel 2.1 lid 3 Wht aanvullende compensatie krijgen. De belanghebbende dient daartoe een verzoek tot vergoeding van die werkelijke schade in te dienen, dat ter advisering wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). Het bezwaar treft op dit onderdeel geen doel.
De beschikkingen UHT-DH5 A en UHT-DC-I-A betreffende het toeslagjaar 2015
Ter zitting heeft gemachtigde betoogd dat belanghebbende over het toeslagjaar 2015 in aanmerking zou moeten komen voor compensatie wegens hardheid van het systeem. De door belanghebbende voor dat jaar aangevraagde KOT werd immers direct verrekend door B/T met terugvorderingen over het toeslagjaar 2013, hetgeen een reden vormde voor belanghebbende voor het stopzetten van de KOT. Voor zover gemachtigde hiermee aanvoert dat de omstandigheden in het toeslagjaar 2015 het gevolg zijn van eerder (vastgesteld) vooringenomen handelen door B/T kan belanghebbende zich richten tot CWS zoals hiervoor al is overwogen. Het verwerken van een stopzetting op deze wijze vindt plaats aan de hand van de gegevens vanuit het reguliere toeslagenproces. Het betoog dat B/T hiermee blijk heeft gegeven van vooringenomen handelen of van hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht. volgt de Commissie niet. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I ten dele gegrond is en leidt tot een (gedeeltelijke) herroeping van het bestreden besluit, adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting) met een wegingsfactor twee. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- de bezwaren, voor zover deze zijn gericht tegen de beschikkingen van 17 februari 2022, met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC-I A, ongegrond te verklaren;
- de bezwaren van belanghebbende, voor zover deze betrekking hebben op de
beschikking van 17 februari met kenmerk UHT-DC I, (gedeeltelijk) gegrond te
verklaren ten aanzien van de hoogte van componenten a en d over het toeslagjaar
2013 en component a over het toeslagjaar 2014, als ook alle, ingevolgde de Wht en
daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming
van dit advies en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te
stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar; - een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de onderhavige bezwaarprocedure
van twee procespunten met elk een wegingsfactor twee tegen de hoogste
vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter