Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-03155

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 8 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 2 november 2021

Hoorzitting: 13 juli 2023

Overdracht advies aan UHT: 24 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en de compensatieberekening te herzien. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 8 oktober 2021. In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 43.692 toegekend over de toeslagjaren 2014 tot en met 2016. Belastingdienst/Toeslagen heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.


Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.


Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

  • Op 5 juni 2020 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2014 tot en met 2016.
  • Op 8 mei 2021 heeft UHT naar aanleiding van de eerste toets een forfaitair bedrag van € 30.000 toegekend.
  • Op 5 augustus 2021 heeft UHT naar aanleiding van de integrale beoordeling aangegeven dat belanghebbende in aanmerking komt voor een voorlopig compensatiebedrag van € 43.164.
  • Bij beschikking van 8 oktober 2021 is het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 43.692.
  • Op 26 oktober 2021 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is op 2 november 2021 ontvangen. De ontvangst is op 15 december 2021 door UHT bevestigd.
  • Op 21 oktober 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden.
  • Op 13 juli 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gemachtigde stelt in het bezwaarschrift dat het besluit van 8 oktober 2021 niet voldoet aan het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Ter zitting heeft gemachtigde aangevoerd dat het onduidelijk is hoe het toegekende compensatiebedrag is berekend. Daarnaast stelt ze dat met name het forfaitaire bedrag voor immateriële schade, geen recht doet aan de situatie waar belanghebbende door het vooringenomen handelen in terecht is gekomen. Ook heeft UHT geen onderzoek gedaan naar de KOT voor 2017, terwijl belanghebbende hier meermalen (mondeling) om heeft verzocht.


De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT het toegekende definitieve compensatiebedrag van € 43.692 voor de toeslagjaren 2014, 2015 en 2016 op de juiste wijze heeft berekend en zal voorts ingaan op de overige gronden van bezwaar.


Compensatieberekening
Het is de Commissie gebleken dat in de compensatieberekening over de toeslagjaren 2014, 2015 en 2016, ten onrechte geen rekening is gehouden met de eerder door belanghebbende betaalde toeslagrente. Tijdens de hoorzitting heeft UHT bevestigd dat deze rentebedragen inderdaad ten onrechte niet zijn meegenomen in regel c van de berekening. Het gaat om de volgende rentebedragen: € 365 in 2014, € 354 in 2015 en € 308 in 2016. Daarnaast is de Commissie van oordeel dat in regel d van de compensatieberekening, ten onrechte (nogmaals) een rentebedrag ad € 690 is opgeteld, terwijl uit de overgelegde producties blijkt dat dit rentebedrag reeds is verdisconteerd in de verrekende bedragen. Het verschil met de laatst vastgestelde beschikking KOT voor 2014 dient daarom € 7140 te zijn in plaats van € 7830. Derhalve is de Commissie van oordeel dat de compensatieberekening op deze punten dient te worden aangepast.


De Commissie merkt voorts op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook andere bedragen wijzigen: de vergoeding van de 25% voor de materiële schade en de aanvullende vergoeding van 1% moeten opnieuw worden berekend over de aangepaste bedragen. Daarnaast dienen de rente over de gemiste KOT en de vergoeding van de immateriële schade te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Forfaitaire bedrag immateriële schade
Met betrekking tot het bedrag voor de immateriële schade merkt de Commissie voorts het volgende op.


Op grond van artikel 2.3, lid 4 van de Wht betreft de vergoeding voor immateriële schade een forfaitaire vergoeding van € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar. De Commissie geeft aan dat het op grond van de Wht niet mogelijk is een hogere schadevergoeding toe te kennen. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) bestemd. Gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat een verzoek tot aanvullende schadevergoeding reeds is ingediend bij de CWS.


Herbeoordeling 2017
Tijdens de hoorzitting is door belanghebbende aangegeven dat zij mondeling enkele malen heeft verzocht om ook de KOT voor 2017 mee te nemen in de herbeoordeling. Echter, nu de herbeoordeling over het toeslagjaar 2017 ontbreekt, maakt deze geen onderdeel uit van het definitieve compensatiebesluit. Dit maakt dat het jaar 2017 ook geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige bezwaarprocedure. De Commissie kan hierover dus geen advies uitbrengen. Wel is tijdens de hoorzitting afgesproken dat de bezwaarbehandelaar namens UHT, om alvast inzage te verschaffen, zo spoedig mogelijk de SAS-, LIC- en RKT-overzichten over 2017 aan gemachtigde stuurt. Voorts adviseert de Commissie dat UHT het verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2017 alsnog zo spoedig mogelijk in behandeling neemt.


Proceskostenvergoeding

Nu de Commissie het bezwaar gegrond acht, adviseert de Commissie om het aangevallen besluit te herroepen en het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bestaat een recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting) met een wegingsfactor twee. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaar gegrond te verklaren het aangevallen besluit te herroepen en de
    compensatieberekening te herzien conform vorenstaande overwegingen; en
  • het verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2017 zo spoedig
    mogelijk in behandeling te nemen; en
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen van twee procespunten met elk een
    wegingsfactor twee tegen de hoogste vergoeding per procespunt.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter