Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09926

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 juli 2022 en 25 juli 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 25 augustus 2022

Hoorzitting: 21 mei 2024

Overdracht advies aan UHT: 15 juli 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

De gemachtigde heeft namens belanghebbende op 25 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 25 juli 2022:
waarbij aan belanghebbende is meegedeeld dat bij de beoordeling van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) is gebleken dat er fouten zijn gemaakt over de toeslagjaren 2006, 2009, 2010 en 2011 waardoor belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 104.813.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
  • Bij beschikking van 17 juli 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij in aanmerking komt voor een vergoeding van € 30.000.
  • Op 31 maart 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies uitgebracht. De CvW heeft overwogen dat voor de toeslagjaren 2006 en 2009 tot en met 2011 de compensatieregeling van toepassing is en niet voor toeslagjaar 2008.
  • Op 25 juli 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij recht heeft op een compensatiebedrag van € 104.433.
  • Op 25 augustus 2022 heeft de gemachtigde een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij brief van 11 mei 2023 heeft de gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
  • Op 9 augustus 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Bij brief van 8 mei 2024 heeft de gemachtigde gereageerd op de schriftelijke reactie en extra aanvullende gronden ingediend.
  • Op 21 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
  • Op 4 juni 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 19 juni 2024 heeft de gemachtigde gereageerd op de aanvullende schriftelijke reactie.
  • De Commissie, bestaande uit een voorzitter en twee leden, heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is. UHT heeft in de schriftelijke reactie aangegeven, gelet op de samenloop, de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A in het bezwaar te betrekken. De Commissie kan zich hierin vinden.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Overwegingen ten aanzien van het bezwaar en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT op goede gronden heeft kunnen besluiten dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 104.433. Tevens ligt de vraag voor of belanghebbende op terechte gronden niet is gecompenseerd voor toeslagjaar 2008.

Gevolgen van de termijnoverschrijding door UHT
Belanghebbende verzoekt de Commissie advies uit te brengen over de aan UHT op te leggen gevolgen van het overschrijden van de voor UHT geldende (beslis)termijnen. De Commissie gaat aan dit verzoek voorbij, nu de door UHT gehanteerde termijnen van beslissen buiten het kader van haar bevoegdheden vallen als bedoeld in artikel 2 van het Instellingsbesluit Bezwaarschriftenadviescommissie Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken en hardheid van het toeslagenstelsel.

Onvolledig dossier
Belanghebbende stelt dat zonder het volledige persoonlijke dossier niet kan worden beoordeeld of alle relevante stukken aanwezig zijn. De Commissie volgt dit standpunt van belanghebbende niet. De schriftelijke beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 9 augustus 2023 toegezonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. Ter hoorzitting heeft de gemachtigde erop gewezen dat de ingediende zienswijze ontbreekt in het dossier. Nu de Commissie hiervan alsnog kennis heeft genomen en gesteld noch aannemelijk is dat belanghebbende hierdoor is benadeeld, zal de Commissie dit gebrek passeren. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Motivering van de beschikkingen
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de bestreden beschikking en het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Voor zover UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking niet voldoende zou hebben toegelicht, impliceert dat niet dat sprake is van een gebrekkige motivering. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, met daarin een uitgebreide uitleg per component van de compensatieberekening, en het verstrekken van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) alsmede de overige producties, de bestreden beschikkingen alsnog voldoende zijn onderbouwd. Gelet hierop adviseert de Commissie UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren.

Artikel 19 Awir
Belanghebbende stelt dat B/T op grond van artikel 19 Awir destijds binnen een termijn van negen maanden definitief had moeten beslissen over de KOT, maar dat niet heeft gedaan. De Commissie is van oordeel dat dit bezwaar – wat daar verder ook van zij – buiten het bereik van deze bezwaarprocedure valt en laat het daarom verder onbesproken.

Afwijken van forfaitaire bedragen
Belanghebbende heeft verzocht om de compensatie te berekenen op basis van de werkelijk geleden schade en in dat kader af te wijken van de vastgestelde forfaitaire bedragen.
De Commissie overweegt dat de Wht twee gescheiden compensatietrajecten kent. Zo bevat de Wht een (deels forfaitaire) compensatie voor een aantal limitatief opgesomde schadeposten en de hoogte daarvan. Dit is geregeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wht. Als een aanvrager van compensatie meer schade heeft geleden dan op grond hiervan wordt vergoed, kan om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade worden verzocht. Dit is geregeld in artikel 2.1, derde lid, van de Wht. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om de procedure van compensatie en de aanvullende compensatie te scheiden. Gelet hierop adviseert de Commissie dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Code ‘HOTHOR’ / discriminatie
Belanghebbende heeft erop gewezen dat in het RKT-bestand staat dat zij in het HOTHOR (hoge toeslag, hoog risico) systeem is opgenomen, maar daarvan nooit in kennis is gesteld. Voorts verwijst belanghebbende met een link naar een publicatie van het College voor de Rechten van de Mens. Uit onderzoek zou blijken dat mensen van buitenlandse komaf aanzienlijk vaker werden geselecteerd voor een HOTHOR-signaal dan personen met een Nederlandse achtergrond. Volgens belanghebbende is zij daarom gediscrimineerd. Als dat volgens B/T niet zo is, dan is het aan B/T om dit aan te tonen.

In het geval van belanghebbende is met betrekking tot toeslagjaar 2011 – zo blijkt uit het bezwaardossier – het kenmerk HOTHOR (hoge toeslag, hoog risico) toegevoegd. Jaarlijks worden door B/T aanvragen voor kinderopvangtoeslag (KOT) behandeld die een HOTHOR-signalering hebben. HOTHOR ontstaat wanneer op basis van een aanvraag of wijziging van KOT een toeslagbedrag wordt berekend dat boven de vastgestelde norm van € 20.000 uitkomt. In dat geval komt een automatische melding in het systeem. Er wordt dan een handmatige controle uitgevoerd om te kijken of de aanvraag of wijziging juist is opgegeven. Een dergelijke risico-inventarisatie wordt volledig automatisch toegepast bij iedere burger bij het passeren van het normbedrag van € 20.000 en betreft een vorm van regulier toezicht.

Een uitvraag of controle als gevolg van het door B/T gegeven kenmerk HOTHOR dwingt weliswaar tot waakzaamheid bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid, maar levert daar op zichzelf niet het doorslaggevende bevestigende antwoord op. Voor toeslagjaar 2011 is belanghebbende gecompenseerd wegens institutionele vooringenomenheid. Van aanwijzingen dat ten aanzien van andere toeslagjaren sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of van discriminatie, is uit de ter beschikking staande stukken en de tijdens de hoorzitting gebleken feiten en omstandigheden onvoldoende gebleken.

Toeslagjaren 2005, 2007 en 2012 e.v.

Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de toeslagjaren 2005, 2007 en 2012 e.v. ten onrechte niet zijn betrokken in de herbeoordeling. De Commissie overweegt dat belanghebbende blijkens haar melding van 1 februari 2021 heeft verzocht om een herbeoordeling van haar KOT. Uit het informatie- en beoordelingsformulier herstel toeslagen van 23 maart 2022, dat op basis van de gesprekken met de zaaksbehandelaar is opgesteld, ziet het verzoek om herbeoordeling alleen op de jaren 2006, 2008, 2009, 2010 en 2011. Uit dit gespreksverslag en het persoonlijk verhaal zoals dat blijkt uit het dossier, volgt niet dat ook een herbeoordeling is verzocht voor de jaren 2005, 2007 en 2012 e.v. Dit is pas in bezwaar voor het eerst kenbaar gemaakt. Gelet hierop heeft UHT de genoemde jaren niet bij het verzoek om herbeoordeling hoeven te betrekken. De Commissie adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Toeslagjaren 2006, 2009, 2010 en 2011

De Commissie stelt vast dat niet in geschil is dat ten aanzien van deze toeslagjaren sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Daarvoor is belanghebbende gecompenseerd. Met betrekking tot de componenten rentevergoeding over gemiste KOT, immateriële schadevergoeding en aanvullende vergoeding van 1 procent is dit onderdeel van bezwaar gegrond (zie hieronder). Indien belanghebbende meent dat de geleden schade hoger is, kan een verzoek worden ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade.

Toeslagjaar 2008

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de hardheidsregeling van toepassing is op toeslagjaar 2008. De Commissie overweegt dat uit de wetsgeschiedenis bij artikel 9.1 van de Wht volgt dat de hardheidsclausule is bedoeld voor een bijzondere situatie waarin niet is voorzien en waarin toepassing van de wetsbepaling tot zeer onbillijke uitkomst leidt. Een belangrijke voorwaarde is dat vasthouden aan de toepassing van de betreffende bepaling voor de verzoeker tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.

Naar het oordeel van de Commissie is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9.1 van de Wht. Het is onvoldoende onderbouwd dat belanghebbende door de gestelde gang van zaken in 2008 is gedupeerd door toepassing van de artikelen 2.1 of 2.6 van de Wht. Daarbij acht de Commissie van belang dat artikel 2.1, derde lid, en 2.6, derde lid, van de Wht mogelijkheden bieden tot het aanvragen van aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade. De Commissie adviseert dit onderdeel van bezwaar ongegrond te verklaren.

Rentevergoeding over gemiste KOT

UHT heeft in de schriftelijke reactie aangegeven dat de berekening van de rentevergoeding over de gemiste KOT niet correct is ten aanzien van toeslagjaren 2009, 2010 en 2011. De Commissie adviseert UHT bij de beslissing op bezwaar de herziene berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT toe te passen. Dit onderdeel van het bezwaar is gegrond.

Immateriële schadevergoeding

UHT heeft aangegeven dat nu de rente over gemiste KOT moet worden aangepast, de vergoeding voor immateriële schade dient te worden doorberekend tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. De hoogte van de vergoeding voor immateriële schade moet daarom bij de beslissing op bezwaar opnieuw worden vastgesteld. Dit onderdeel van het bezwaar is gegrond.

Aanvullende vergoeding van 1 procent

Het advies van de Commissie om de vergoeding voor de rente over gemiste KOT en de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade aan te passen, leidt ertoe dat de aanvullende vergoeding van 1 procent in de beslissing op bezwaar over een hoger subtotaal moet worden berekend. Dit onderdeel van het bezwaar is gegrond.

Vergoeding juridische hulp

Belanghebbende heeft gesteld aanspraak te maken op een vergoeding bij component ‘m’ (vergoeding juridische hulp), omdat zij zich in het verleden heeft moeten laten voorzien van juridische hulp voor het indienen van een bezwaarschrift. De Commissie overweegt dat geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat kosten voor juridische hulp zijn gemaakt. De Commissie adviseert UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding

Gemachtigde heeft een verzoek gedaan tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. Omdat de bezwaren gedeeltelijk gegrond zijn en op onderdelen leiden tot herroeping van de bestreden beschikking, komt belanghebbende op grond van artikel 7:15 lid 2 Awb in aanmerking voor toekenning van een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste kinderopvangtoeslag, de vergoeding voor immateriële schade en de aanvullende vergoeding van 1 procent;
  • de bestreden beschikking op deze punten te herroepen en de compensatie opnieuw te berekenen;
  • de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter