Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00304

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 24 november met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 22 december 2021

Hoorzitting: 1 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 4 januari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de
Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en
het aangevallen besluit te herroepen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade van 24 november 2021 (UHT-HD CWS) inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van aanvullende schadevergoeding voor de werkelijke schade.


De beschikking is gebaseerd op het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 8 september 2020 (Staatscourant 2020, 45904).


Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).


Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag,
waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel
9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug
tot en met 26 januari 2021. Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.


Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikking van 24 november 2021
geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 24 maart 2021 is aan belanghebbende een definitief
    compensatiebedrag van € 41.870,- toegekend.
  • Bij brief van 2 april 2021 heeft gemachtigde een verzoek tot aanvullende
    schadevergoeding bij de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke
    schade (hierna: CWS) ingediend.
  • Bij advies van 9 november 2021 heeft CWS geadviseerd om een aanvullende
    schadevergoeding van € 33.386,- aan belanghebbende te vergoeden.
  • Bij beschikking van 24 november 2021 (UHT-HD CWS) (hierna: de aangevallen
    beschikking) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij recht heeft op een
    aanvullende schadevergoeding van € 33.386,-.
  • Bij brief, ontvangen 22 december 2021, heeft gemachtigde tegen de aangevallen
    beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij brief, ontvangen 27 januari 2022, heeft gemachtigde aanvullende gronden
    ingediend.
  • Bij schriftelijke reactie van 29 augustus 2022 heeft UHT gereageerd op het
    bezwaar van belanghebbende.
  • Bij (tweede) schriftelijke reactie van 27 februari 2023 heeft UHT aanvullend
    producties overgelegd.
  • Bij nader advies van 17 juli 2023 naar aanleiding van het bezwaar heeft CWS
    geadviseerd om een (tweede) aanvullende schadevergoeding van € 1.900,- aan
    belanghebbende te vergoeden.
  • Bij (derde) schriftelijke reactie van 4 september 2023 heeft UHT aanvullend
    gereageerd op het CWS-advies naar aanleiding van het bezwaar van 17 juli
    2023.
  • Op 1 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen.
  • De Commissie heeft het bezwaarschrift in haar vergadering van 1 november 2023 behandeld.
  • Bij schriftelijke reactie met producties van 7 november 2023 heeft UHT de
    totstandkoming van het toegekende schadebedrag voor vervangende
    opvangkosten toegelicht.
  • Op 27 november 2023 heeft gemachtigde aan de Commissie bericht dat hij niet
    reageert op de schriftelijke reactie met producties van UHT d.d. 7 november
    2023.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader
De Commissie stelt ten aanzien van de door haar te verrichten toetsing van het
bestreden besluit van UHT het volgende voorop.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt het kabinet gedupeerde
ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade in te dienen. Dit
verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1 derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek dat met
toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (vgl. het eerdere advies van de BAC van 22 juni 2022, zaak nr. BAC 2021-0199, te raadplegen. De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B./T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.


Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder
recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich volgens vaste jurisprudentie op het onderzoek van CWS baseren nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is van belang dat het advies past binnen de door CWS vastgelegde beleidskaders.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die afwijkt van het advies van de CWS, maar dit moet dan goed
onderbouwd worden.


In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden. De Commissie zal aan de hand van deze
uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies en het
aanvullende advies van CWS.


Beoordeling
De vraag of UHT zich in het besluit mocht baseren op het advies van CWS, beantwoordt de Commissie bevestigend. De Commissie meent, gelet op de stukken en het onderzoek ter zitting, dat het advies en het aanvullende advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen zijn, inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar zijn. De Commissie ziet in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten die twijfel doen rijzen aan de zorgvuldigheid van
de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde
redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Dit geldt ook voor het
aanvullende advies naar aanleiding waarvan UHT haar standpunt gedeeltelijk ten gunste van belanghebbende heeft gewijzigd. De Commissie neemt daartoe het volgende in aanmerking.


Belanghebbende heeft in haar verzoek om vergoeding van aanvullende schade aan UHT per onderwerp uiteengezet en toegelicht welke schade zij en haar gezin geleden hebben door het handelen van B/T. Vervolgens heeft een hoorgesprek plaatsgevonden door CWS met belanghebbende en haar gemachtigde. Tijdens het hoorgesprek heeft gemachtigde nadere gegevens overgelegd. In haar advies van 9 november 2021 heeft CWS, na een samenvatting van de feiten, afzonderlijk en per schadepost toegelicht of en zo ja op welk bedrag zij de schade van belanghebbende begroot. CWS adviseert tot vergoeding van totaal € 33.385,07 aan aanvullende schade. UHT heeft dit advies overgenomen en als bijlage toegevoegd aan haar beslissing van 24 november 2021.
In haar bezwaarschrift en de aanvullende gronden betwist belanghebbende gemotiveerd het standpunt van UHT. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft CWS op 17 juli 2023 aanvullend geadviseerd. In dit ‘advies naar aanleiding van bezwaar’ heeft CWS op basis van het verfijnde beleidskader inzake de immateriële schade het bezwaar tegen de vergoeding van immateriële schade besproken. UHT heeft nader toegelicht waarmee zij rekening houdt bij het bepalen van de omvang van de vergoeding. CWS adviseert om na toepassing van het verfijnde beleidskader inzake de immateriële schade een aanvullende schadevergoeding van € 1.900,- aan belanghebbende te betalen. UHT stelt vast dat CWS bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade geen rekening heeft gehouden met de factor langdurige financiële omstandigheden (bouwsteen A) van het beleidskader. Deze factor moet volgens UHT wel meegewogen worden, omdat de financiële omstandigheden die verband houden met de KOT-schuld een lange periode hebben beslaan. UHT kent daarom conform het beleidskader een bedrag van € 500,- extra toe bovenop het door de CWS geadviseerde bedrag (waar UHT zich verder in kan vinden). De aanvullende vergoeding van immateriële schade komt daarmee voor belanghebbende uit op een totaalbedrag van € 2.400,-.


In haar verweer heeft UHT zich daarnaast gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het bezwaar van belanghebbende ongegrond is met uitzondering van het bezwaar tegen de vergoeding van immateriële schade. UHT heeft zich ook nader op het standpunt gesteld dat aan belanghebbende ten onrechte een vergoeding voor vervangende opvangkosten is toegekend. Dit nadere standpunt heeft UHT ook toegelicht in haar schriftelijke reactie met producties die de Commissie op 7 november 2023 heeft ontvangen. UHT heeft dit standpunt ingenomen omdat belanghebbende niet heeft aangetoond kosten voor vervangende opvang te hebben gemaakt. Dit nadere standpunt leidt volgens UHT niet tot wijziging van de reeds toegekende aanvullende vergoeding voor werkelijke schade. De Commissie overweegt dat het ten onrechte toegekende bedrag niet uitgaat van vier kinderen, maar dat zij UHT kan volgen in haar nadere standpunt.

De Commissie is van mening dat uit het CWS-advies voldoende blijkt dat sprake is
geweest van een zorgvuldig onderzoek en dat het advies deugdelijk, gemotiveerd,
inzichtelijk en consistent is (vgl. CRvB 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226). Daarbij
is van belang dat het de Commissie niet is gebleken dat het advies niet past binnen de
door CWS vastgelegde beleidskaders. UHT mag haar beslissing in dit geval baseren op
het advies en het aanvullende advies van CWS. De Commissie overweegt dat UHT -met uitzondering van de vergoeding van immateriële schade- heeft kunnen besluiten dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor meer vergoeding dan reeds aan haar is toegekend. De Commissie schaart zich achter het standpunt van UHT om een aanvullende vergoeding van immateriële schade van € 2.400,- ten gunste van belanghebbende toe te kennen. Het bezwaar is gedeeltelijk gegrond.


Proceskosten
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is en leidt tot
herroeping van het aangevallen besluit, adviseert de Commissie om het verzoek voor
vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire
vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te
verklaren en de beschikking van 24 november 2021 met als kenmerk UHT-HD CWS te
herroepen en;

  • een aanvullende vergoeding van immateriële schade ad € 2.400 toe te kennen aan
    belanghebbende;
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van
    twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor twee.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter