BAC 2022-10742
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 8 december 202208 december 2022 UHT DC I (UHT-DC I, UHT-DC-I A, UHT-DHR, UHT-DH5 A)
Hoorzitting: 21 juni 2024
Overdracht advies aan UHT: 26 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskosten toe te kennen.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften d.d. 18 oktober 2022 zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen van 8 september 2022 (UHT-DC I, UHT-DC-I A, UHT-DHR, UHT-DH5 A).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904;
hierna: Compensatieregeling) compensatie toegekend voor de jaren 2006,
2007, 2011, 2012 en 2013 en geen compensatie toegekend voor de jaren 2008,
2009 en 2010.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten
behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen,
hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en
9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op
grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 5 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- De Commissie van Wijzen heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 24 juni 2022 aan UHT toegestuurd. - Bij brief van 8 mei 2021 (UHT-B DMB2) is aan belanghebbende het
forfaitaire compensatiebedrag van € 30.000 toegekend. - Bij beschikking van 8 september 2022 (UHT-DHR) heeft UHT aan
belanghebbende voor de toeslagjaren 2006 en 2007 een
hardheidstegemoetkoming toegekend van € 45.988. - Bij beschikking van 8 september 2022 (UHT-DC I) heeft UHT aan
belanghebbende voor de toeslagjaren 2011, 2012 en 2013 een definitieve
compensatie toegekend van € 45.988. - Bij beschikking van 8 september 2022 (UHT-DH5 A) heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een
hardheidstegemoetkoming voor toeslagjaren 2008 tot en met 2010. - Bij beschikking van 8 september 2022 (UHT-DC-I A) heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie
voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010. - Gemachtigde heeft bij brief 18 oktober 2022 tegen de beschikking met
kenmerk UHT-DH5 een bezwaarschrift ingediend. - Gemachtigde heeft bij brief van 18 oktober 2022 tegen de beschikking met
kenmerk UHT-DC-I A een bezwaarschrift ingediend. - Gemachtigde heeft bij brief van 18 oktober 2022 tegen de beschikkingen
met kenmerken UHT -DC I en UHT-DHR een bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft op 8 maart 2024 een beschouwing ingediend. Deze is aan
gemachtigde toegestuurd. - Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 26 juli 2023 aangegeven geen
nadere gronden in te dienen. - Op 21 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting
is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 8 juli 2024
een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde is in de
gelegenheid gesteld daarop te reageren. Hij heeft dat op 12 juli 2024
gedaan. Op 10 september 2024 heeft UHT medegedeeld geen aanleiding
te zien daar verder op in te gaan. - Dit advies wordt uitgebracht door [commissieleden].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
T.a.v. alle bestreden besluiten
Compleetheid dossier/motivering besluit/equality of arms
Gemachtigde stelt dat UHT handelt in strijd met het beginsel van equality of arms. In zijn ogen wordt belanghebbende in haar procesbelang geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over haar persoonlijk dossier en/of een volledig bezwaardossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt.
De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft een belanghebbende voorafgaand aan
de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke beschouwing met de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen”, is aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. Zij hebben de gelegenheid gehad daarop te reageren. De Commissie acht de bestreden besluiten daarmee voldoende onderbouwd.
T.a.v. het besluit met kenmerk UHT-DC IA
Gemachtigde meent dat belanghebbende ook voor de jaren 2008, 2009 en 2010
voor compensatie in aanmerking komt.
De Commissie merkt op dat ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht compensatie
kan worden toegekend aan een aanvrager van KOT die schade heeft geleden
doordat ten aanzien van haar bij de uitvoering van de KOT sprake is geweest
van institutionele vooringenomenheid dan wel hardheid van het stelsel. In het
geval van belanghebbende is de KOT over 2008, 2009 en 2010 vastgesteld
conform reguliere wijzigingen. Deze bijstellingen zijn conform de wet
uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven, gelet op artikel 2.1 lid 1 onder b Wht,
in beginsel ook geen aanspraak op compensatie.
De Commissie adviseert UHT dan ook dit bezwaar ongegrond te verklaren.
T.a.v. het besluit met kenmerk UHT-DH5 A
Gemachtigde voert aan dat belanghebbende mogelijk op grond van hardheid in
aanmerking komt voor compensatie voor de schade die zij heeft geleden t.a.v.
de KOT voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010; Belastingdienst/Toeslagen
(B/T) heeft geen rekening gehouden met de beslagvrije voet.
De Commissie gaat ervan uit dat gemachtigde doelt op eventuele
terugvorderingen en verrekeningen.
Het verrekenen van terechte terugvorderingen levert geen compensatie op
grond van hardheid op.
Uit de wetsgeschiedenis van de Wht en systematiek van de compensatieregeling
kan niet worden afgeleid dat de wetgever dergelijke gevallen voor ogen heeft
gehad. De situatie van verrekening wordt niet expliciet door de wetgever genoemd. Bij de bepaling van de hoogte van de compensatie in de artikelen 2.2
en 2.3 Wht wordt aangesloten bij het bedrag van de weigering, terugvordering
of stopzetting van KOT die een direct gevolg is van onder andere hardheid. De
verrekening van een op zichzelf terechte terugvordering of stopzetting valt daar
niet onder. Dat is verder ook met zoveel woorden terug te lezen in de memorie
van toelichting. Daarin staat: Bij gedupeerden door een onterechte O/GSkwalificatie
waren de terugvorderingen op zichzelf niet onterecht, dus deze
worden niet gecompenseerd. Wel krijgen de ouders een financiële
tegemoetkoming voor het ondervonden nadeel van 30% van de betreffende
terugvorderingen (Kamerstukken II 2021–2022, 36 151, nr. 3, p. 14). Daar
komt bij dat in de wetsgeschiedenis, namelijk in de nota naar aanleiding van het
verslag, wordt opgemerkt dat de reikwijdte van de hardheidsregeling bewust
enigszins beperkt is gehouden en dat eventuele uitbreidingen een nieuwe
bewuste afweging van de wetgever vergen (Kamerstukken II 2021-2022, 36
151, nr. 7, p. 14). Aan de bezwaargrond dat de B/T bij de verrekeningen geen
rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet, komt de Commissie gelet op
wat hiervoor is overwogen niet meer toe.
De Commissie adviseert UHT om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.
T.a.v. van de besluiten met kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR
Gemachtigde betwijfelt of de vergoeding voor immateriële schade en de rente
voor de gemiste KOT over de juiste periodes zijn berekend.
Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt, kortweg, over het bedrag van de gemiste
KOT als gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking, rente vergoed. De
rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten
met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In de
compensatieberekening is de rente over de gemiste KOT opgenomen bij
component o. UHT heeft in haar beschouwing erkend dat de berekening onjuist
is en dat in de nieuwe berekening voor de jaren 2007, 2011 en 2012 op een
hogere rentevergoeding wordt uitgekomen. UHT heeft eveneens aangegeven
dat voor de vergoeding van de immateriële schade een onjuiste aanvangsdatum
is aangehouden; deze datum is echter in het voordeel van belanghebbende en
zal derhalve niet worden aangepast.
De bezwaren zijn op dit punt dan ook gegrond. De (gedeeltelijke)
gegrondbevinding van het bezwaar zal ook leiden tot aanpassing van de
daarmee samenhangende vergoedingen met inachtneming van dit advies en
daarbij zullen de einddata van de vergoedingen voor immateriële schade en van
de desbetreffende vergoedingen worden vastgesteld op de datum van de
dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Nu UHT en de Commissie de bezwaren op dit punt gegrond achten en de
Commissie tot herroeping van de bestreden beschikkingen met de kenmerk (UHT-DC I en UHT-DHR) zal adviseren, wordt tevens tot een toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd.
Relevantie melding Nationale Ombudsman
Na de hoorzitting heeft nog een standpuntenwisseling plaatsgevonden tussen
gemachtigde en UHT over de melding die belanghebbende in 2011 bij de
Nationale Ombudsman deed. Het standpunt dat belanghebbende inneemt, lijkt
te worden ondersteund met de gegevens uit het LIC-overzicht over dat jaar. In
maart en april 2011 wordt de betaling van de kinderopvangtoeslag namelijk niet
tijdig uitgevoerd. Het is echter de vraag waartoe dat in dit geval moet leiden. In
dit geval is over 2011 immers compensatie toegekend. De door belanghebbende
opgeworpen bezwaargrond kan dan niet tot een andere uitkomst leiden. De
Commissie gaat er daarom verder aan voorbij.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- Het bezwaarschrift tegen de beschikkingen met de kenmerk UHT-DC I en
UHT-DHR gegrond te verklaren ten aanzien van de gemiste rente en de
startdatum van de berekeningsperiode van de immateriële schade; - Alle daarmee, ingevolge de Wht, samenhangende, vergoedingen opnieuw te
berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de
vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op de datum tot aan de
dagtekening van de beslissing op bezwaar en deze beschikking in zoverre te
herroepen; - De overige bezwaarschriften ongegrond te verklaren;
- Een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te
kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter