BAC 2021-03005
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primaire besluiten: 24 september 2021met kenmerken UHT-DH A en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 18 juni 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 27 oktober 2021, ingekomen op 29 oktober 2021, gericht tegen het door UHT genomen de beschikkingen van 24 september 2021 (UHT- DH A en UHT-DH5 A).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten
behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen,
hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en
9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op
grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT).
- Bij beschikking van 24 september 2021 (UHT-DH5 A) is belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op een hardheidstegemoetkoming over het toeslagjaar 2011.
- Bij beschikking van 24 september 2021 (UHT-DH A) is belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op een hardheidstegemoetkoming over de toeslagjaren 2016 tot en met 2019.
- Bij brief van 27 oktober 2021, ingekomen op 29 oktober 2021, heeft belanghebbende tegen beide beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
- Bij brief van 22 november 2022 is het zogenoemde BIP-dossier aan gemachtigde toegestuurd en is hem een termijn van vier weken gegeven voor het aanvoeren van (aanvullende) gronden.
- Bij brief van 22 december 2022 is de hiervoor genoemde termijn tot 6 januari 2023 verlengd met de mededeling dat de Commissie het bezwaarschrift niet-ontvankelijk kan verklaren indien de gronden niet tijdig worden ingediend.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Een bezwaarschrift moet voldoen aan de eisen genoemd in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dat artikel staat, voor zover hier relevant, dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar moet bevatten. Het bezwaarschift kan niet-ontvankelijk worden verklaard als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Gemachtigde heeft op 29 oktober 2021 een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 22 november 2021 heeft de Commissie hem in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken gronden van het bezwaar in te dienen. Op 22 december 2021 is deze termijn verlengd en is gemachtigde in de gelegenheid gesteld de gronden van het bezwaar uiterlijk op 6 januari 2023 in te dienen. Daarbij is vermeld dat wanneer van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt het bezwaarschrift niet-ontvankelijk kan worden verklaard. De gronden van het bezwaar zijn niet ingediend.
Aan de motivering van een bezwaarschrift worden geen hoge eisen gesteld. Ook als de gronden van het bezwaarschrift slechts summier zijn, is voldaan aan het in artikel 6:5 van de in de Awb gestelde vereiste, tenzij het bezwaarschrift geen zodanig concrete grond bevat dat daarop gereageerd kan worden. Hieronder wordt verstaan een standpunt ten aanzien van de overwegingen van het bestreden besluit waarmee duidelijkheid wordt verschaft over het punt, dan wel de punten, waarmee de indiener van het bezwaarschrift het niet eens is.
De Commissie overweegt dat het bezwaarschrift geen concrete bezwaargrond bevat. Er is slechts meegedeeld: ‘belanghebbende is van mening dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met de hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen alsmede de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals neergelegd in de Awb, waaronder het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.’
Dit kan niet als een voldoende concrete bezwaargrond, zoals bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb worden beschouwd (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 maart 2022 ( ECLI:NL:CRVB:2022:480) Gemachtigde is daarom in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van zes weken alsnog de gronden van het bezwaar in te dienen, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren en heeft zij daarom van het houden van een hoorzitting afgezien.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Samengevat adviseert de Commissie het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
Conclusie
Tekst
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter