BAC 2022-10727
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 27 oktober 2022, met kenmerk UHT-DC I
Hoorzitting: 28 mei 2024 om 15:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 6 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding
toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 38.471 voor de
jaren 2009, 2010 en januari en februari 2011.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 10 mei 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2005 tot en met 2007. In overleg met belanghebbende is dat aangepast naar de jaren 2009 tot en met 2011.
- UHT heeft bij beschikking van 11 december 2021 aan belanghebbende
medegedeeld dat zij in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000. - De Commissie van Wijzen (CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 1 september 2022 aan UHT gestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat de compensatieregeling over de toeslagjaren 2009, 2010 en voor
de maanden januari en februari van 2011 van toepassing is. - UHT heeft op 27 oktober 2022 een drietal beschikkingen naar belanghebbende
gestuurd. In de eerste beschikking definitieve afwijzing compensatie, met
kenmerk UHT-DC-I A, wordt aan belanghebbende medegedeeld dat over de
periode van maart tot en met december 2011 geen fouten zijn gemaakt en
daarom geen recht is op compensatie. In de tweede beschikking herbeoordeling
KOT, met kenmerk UHT-DH5 A, is aan belanghebbende medegedeeld dat over de
periode maart tot en met december 2011 geen beroep op de hardheidsregeling
kan worden gedaan zodat hiervoor geen tegemoetkoming wordt toegekend. In de
derde beschikking definitieve compensatie KOT, met kenmerk UHT-DC I wordt
aan belanghebbende compensatie toegekend ter grootte van € 38.471 omdat over
de toeslagjaren 2009, 2010 en de maanden januari en februari 2011 fouten zijn
gemaakt. - Gemachtigde heeft bij brief van 21 november 2022 tegen de beschikking van 27
oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I een bezwaarschrift ingediend. Op 1
november 2023 heeft gemachtigde het bezwaarschrift aangevuld. - UHT heeft op 6 december 2023 schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
- Op 28 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - Op 26 juli 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing naar de Commissie
gestuurd. - Gemachtigde heeft op 20 augustus 2024 op de aanvullende beschouwing
gereageerd. - Dit advies wordt uitgebracht door [commissieleden].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend en zal daarbij ingaan op het volgende:
- Rentevergoeding voor gemiste KOT;
- Immateriële vergoeding voor schade;
- Aanvullende vergoeding (1% van het subtotaal);
- Niet meegenomen toeslagjaar 2008;
- Toeslagjaar 2011;
- Proceskostenvergoeding.
Rentevergoeding voor gemiste KOT
Belanghebbende betoogt dat in de compensatieberekening de rentevergoeding voor
gemiste KOT over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 niet juist is vastgesteld. UHT
heeft in de schriftelijke beschouwing van 6 december 2023 de bedragen naar boven
bijgesteld. Het gaat daarbij om de volgende aanpassingen: € 3.612, € 3.307 en € 513.
Ingevolge artikel 2.2, aanhef onder g, van de Wht wordt over het niet uitgekeerde
bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de KOT of het beëindigen van de voorschotverlening van de KOT, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). Ingevolge artikel 27 Awir wordt de rente berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming.
De Commissie stelt met instemming vast dat UHT, rekening houdend met het hierboven genoemd wettelijk kader, de rentevergoeding over gemiste KOT opnieuw heeft berekend. UHT heeft daarbij voldoende inzichtelijk gemaakt hoe deze bedragen tot stand zijn gekomen. Component o van de compensatieberekening dient dan ook over de toeslagjaren 2009, 2010 en 2011 aangepast te worden naar respectievelijk: € 3.612, € 3.307 en € 513. Deze bezwaargrond treft doel.
Immateriële vergoeding voor schade
Belanghebbende stelt dat voor de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade uitgegaan dient te worden van de datum waarop de beslissing op bezwaar wordt genomen. UHT stelt vast dat het bezwaar gegrond moet worden verklaard en dat daarom de einddatum van deze vergoeding doorloopt tot de datum waarop de beslissing op bezwaar wordt genomen.
In artikel 2.3, vierde lid, van de Wht is bepaald dat voor de startdatum van deze
vergoeding uitgegaan moet worden van de eerste neerwaartse correctiebeschikking. UHT meent dat de brief van 24 december 2010 waarin de KOT over 2009 moet worden terugbetaald is aan te merken als de eerste neerwaartse correctiebeschikking. De Commissie is van oordeel dat belanghebbende met deze vaststelling niet tekort is
gedaan. Doordat het bezwaarschrift van belanghebbende gegrond wordt verklaard heeft dat gevolgen voor de einddatum van de vergoeding van de immateriële schade. De einddatum loopt daarom door tot en met de datum waarop de beslissing op bezwaar wordt genomen.
Aanvullende vergoeding (1% van het subtotaal)
Door aanpassing van de rentevergoeding gemiste KOT en verhoging van de vergoeding voor immateriële schade zal dat ook tot aanpassing van de aanvullende 1% vergoeding.
Niet meegenomen toeslagjaar 2008
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat toeslagjaar 2008 ten onrechte buiten de herbeoordeling is gebleven en dat daarover nog een beslissing moet worden genomen. Verzocht wordt om aanhouding van de bezwaarprocedure totdat hierover is beslist. UHT stelt vast dat in overleg met belanghebbende is besloten om over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 een herbeoordeling uit te voeren. In toeslagjaar 2008 hebben er zich geen neerwaartse correcties plaatsgevonden.
Ter zitting heeft gemachtigde UHT verzocht om een herbeoordeling over toeslagjaar 2008 uit te voeren. In reactie daarop heeft UHT duidelijk gemaakt dat het verzoek als tijdig ingediend wordt beschouwd en verder in behandeling zal worden genomen. Een primair besluit zal hierover dan ook nog worden genomen.
In de aanvullende beschouwing van 26 juli 2024 heeft UHT benadrukt dat toeslagjaar
2008 met urgentie door de persoonlijk zaaksbehandelaar zal worden opgepakt. In reactie daarop heeft gemachtigde op 20 augustus 2024 verzocht om de bezwaarprocedure verder aan te houden totdat UHT een primaire beschikking over toeslagjaar 2008 heeft genomen.
De Commissie stelt vast dat het verzoek om herbeoordeling van belanghebbende alleen zag op de toeslagjaren 2005 tot en met 2007. De persoonlijk zaaksbehandelaar heeft het verzoek vervolgens na een gesprek met belanghebbende aangepast naar de
toeslagjaren 2009 tot en met 2011. Toeslagjaar 2008 is daarbij nadrukkelijk buiten de
herbeoordeling gelaten omdat er geen neerwaartse correcties hebben plaatsgevonden.
Nu het oorspronkelijke verzoek en de bestreden beschikking de omvang van de
onderhavige bezwaarprocedure bepalen, ziet de Commissie geen mogelijkheden om
toeslagjaar 2008 alsnog in haar advisering te betrekken, mede omdat UHT hierover nog een beslissing zal nemen. Het verzoek om de bezwaarprocedure aan te houden dient dan ook afgewezen te worden. Deze bezwaargrond treft geen doel.
In het verlengde van het voorgaande ziet de Commissie geen aanleiding om de
vergoeding voor de immateriële schade vast te stellen tot het moment waarop de
bezwaarprocedure met inbegrip van toeslagjaar 2008 is afgerond. Deze bezwaargrond
treft geen doel.
Toeslagjaar 2011
Belanghebbende heeft over het gehele toeslagjaar 2011 voor haar tweeling gebruik
gemaakt van kinderopvang en dat ook aan de persoonlijk zaaksbehandelaar gemeld. Zij heeft in 2011 een carrouseltraining (drie trajecten) gevolgd en was verplicht om daaraan mee te werken.
De Commissie heeft UHT gevraagd om een nadere toelichting met betrekking tot de
volgende vragen:
- Heeft belanghebbende KOT over 2011 moeten terugbetalen?
- Is het LIC-overzicht van 2011 waarin is opgenomen dat op 29 mei 2013 geen nihil
beschikking is afgegeven juist? - Is het juist dat het voorschot KOT met de beschikking van 3 december 2010 op €
7.833 is bepaald?
UHT heeft op 26 juli 2024 een aanvullende beschouwing naar de Commissie gestuurd en toegelicht dat belanghebbende geen KOT over 2011 heeft moeten terugbetalen. In de bijgevoegde informatie blijkt dat de hoogte van het voorschot € 7.833 met de
beschikking van 29 mei 2013 definitief op dit bedrag is vastgesteld. In de eveneens
bijgesloten LIC-en SAS-overzichten van dit jaar blijkt dat de genoemde bedragen in de
overzichten zijn opgenomen. Gemachtigde heeft naar aanleiding van de aanvullende
beschouwing geen reactie meer op deze toelichting gegeven.
De Commissie overweegt dat, gelet op een en ander, niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaar 2011 sprake geweest is van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel. Met de beschikking van 29 mei 2013 is de KOT definitief vastgesteld op € 7.833 over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2011. Deze definitieve vaststelling komt overeen met de hoogte van het voorschot. Uit het SAS- en LIC-overzicht maakt de Commissie op dat er verder geen neerwaartse dan wel opwaartse bijstellingen hebben plaatsgevonden. De Commissie meent dan ook dat belanghebbende door UHT voor toeslagjaar 2011 ten onrechte is gecompenseerd. De opstelling van UHT om belanghebbende wel te compenseren is niet ten nadele van belanghebbende. De Commissie adviseert UHT de toegekende compensatie voor toeslagjaar 2011 in stand te laten.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie tegen de beslissing van 27 oktober
2022 gedeeltelijk gegrond is, en de Commissie adviseert tot herroeping van deze
beslissing, adviseert de Commissie UHT de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten
(indienen van een bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gericht tegen de beslissing van 27 oktober 2022 (deels) gegrond te
verklaren; - in de compensatieberekening met betrekking tot de toeslagjaren 2009, 2010 en
2011 de rentevergoeding over gemiste KOT aan te passen naar € 3.612, € 3.307
en € 513. Over deze jaren de vergoeding voor immateriële schade opnieuw
berekenen en voor de einddatum uit te gaan van de datum waarop de beslissing
op bezwaar wordt genomen. De aanvullende vergoeding (1% van het subtotaal)
aan te passen; - de compensatie met betrekking tot toeslagjaar 2011 in stand te laten;
- een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te
kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor
van twee.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter