BAC 2022-10940
Publicatiedatum 16-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 september 2022 met kenmerken UHT DC I, UHT-DH5 A, UHT-DC-I A
Hoorzitting: 25 november 2024 om 14:15 uur
Overdracht advies aan UHT: 12 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding
toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag van 21 september 2022 met kenmerken: UHT-DC I,
UHT-DH5 A en UHT-DC-I A (hierna: de bestreden beschikkingen).
Aan belanghebbende is, op grond van artikel 2.1 en verder van de Wet hersteloperatie
toeslagen (hierna: Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van in totaal
€ 127.412 voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2012.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 4 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling
van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). UHT heeft bij de herbeoordeling
gekeken naar de toeslagjaren 2007 tot en met 2012 en de beschikking(en)
voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW). - UHT heeft bij beschikking van 26 mei 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 besloten
op grond van de eerste toets een bedrag van € 30.000 aan belanghebbende toe
te kennen. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 18 juli 2022 het verzoek van
belanghebbende beoordeeld en geoordeeld dat belanghebbende over het
toeslagjaar 2011, van januari tot en met maart en van juni tot en met december,
en het toeslagjaar 2012, geen recht heeft op compensatie. - UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 21 september 2022 met kenmerk
UHT-DC I een compensatiebedrag toegekend van € 127.412 wegens
vooringenomen handelen over de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 en de
maanden april en mei 2011. - UHT heeft belanghebbende bij beschikkingen van 21 september 2022 met
kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC-I A medegedeeld dat zij geen compensatie zal
toekennen wegens vooringenomen handelen over de toeslagperiode juni tot en
met december 2011. - UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 21 december 2022 met kenmerk
UHT-O OGS B een compensatiebedrag toegekend van € 14.173 wegens een
onterechte opzet / grove schuld kwalificatie (hierna: O/GS) over het toeslagjaar
2011 van januari tot en met maart en van juni tot en met december, en over het
toeslagjaar 2012. - Bij brief van 27 oktober 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de
beschikkingen van 21 september 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DH5 A en
UHT-DC-I A. - UHT heeft op 13 juni 2024 schriftelijk gereageerd.
- Het bezwaar van belanghebbende is op 25 november 2024 op een hoorzitting van
de Commissie behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Beoordeling compensatieberekening toeslagjaren 2007 tot en met 2011
UHT heeft bij beschikking met kenmerk UHT-DC I een compensatiebedrag van
€ 127.412 toegekend aan belanghebbende aan de hand van een forfaitaire
compensatieberekening over de toeslagjaren van 2007 tot en met 2011. Belanghebbende heeft deze compensatieberekening van UHT op verschillende punten bestreden. De Commissie beoordeelt het standpunt van belanghebbende als volgt.
Rente gemiste KOT
UHT heeft gedurende deze bezwaarprocedure geconstateerd dat de gemiste rente over de KOT in de compensatieberekening voor de jaren 2007 tot en met 2011 onjuist is berekend (onderdeel o). Ten onrechte is daarbij niet uitgegaan van de wettelijke
systematiek van artikel 2.3 lid 7 Wht in verbinding met artikel 27 lid 2 Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Voor de jaren 2007 tot en met 2010 zullen de
bedragen, die voor belanghebbende gunstiger uitvallen, worden aangepast. De
toeslagrente gemiste KOT in 2011 levert echter een vermindering op. UHT zal daarom
alleen de rentebedragen van 2007 tot en met 2010 aanpassen. De Commissie zal in lijn
hiermee adviseren en het bezwaar gegrond achten.
Vergoeding juridische kosten 2007 tot en met 2011
Op grond van de artikelen 2.2, aanhef en onderdeel f, en 2.3 lid 6 Wht kan een
procesvergoeding worden toegekend indien er kosten zijn gemaakt voor door een derde beroepsmatig verleende en in rekening gebrachte rechtsbijstand. Volgens de UHT zijn de bezwaarschriften ingediend door administratiekantoor De Rijp niet in rekening gebracht bij belanghebbende, maar in het kader van schuldhulp kosteloos verleend. Volgens belanghebbende zijn destijds wel degelijk kosten gemaakt, maar zij heeft dit naar de opvatting van de Commissie onvoldoende toegelicht. Het is onvoldoende aannemelijk dat belanghebbende kosten heeft moeten maken voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het bezwaaronderdeel kan niet slagen.
Vergoeding immateriële schade tot het moment van de beslissing op bezwaar
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade (onderdeel l) is een vergoeding voor
de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die een belanghebbende ervaart
omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende
heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening
van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.
Het bezwaar is deels gegrond. In een dergelijke situatie hanteert UHT als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar. Het bovenstaande brengt met zich mee dat ook de aanvullende vergoeding (onderdeel n) van de compensatieberekening opnieuw berekend en vastgesteld moet worden.
Beoordeling afwijzing forfaitaire compensatie toeslagjaren 2011 en 2012
Ingevolge artikel 2.2, onderdeel a, in samenhang gelezen met artikel 2.3 lid 1 Wht,
bestaat de compensatie uit een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat niet is toegekend of teruggevorderd, als gevolg van een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid of hardheid. Belanghebbende heeft over de maanden april en mei van het toeslagjaar 2011 KOT ontvangen die op vooringenomen wijze door BD/T is teruggevorderd. Belanghebbende heeft hiervoor een bedrag toegekend gekregen van € 9.701. De grondslag is de voorschotbeschikking van € 58.205 van 4 december 2010. Dit bedrag is gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met 2.
De opgegeven totale opvangkosten door belanghebbende over het toeslagjaar 2011
zouden volgens UHT € 9.512 bedragen. De Commissie merkt op dat de totale
opvangkosten zoals door belanghebbende doorgegeven, niet € 9.512 bedragen, maar
€ 21.469. Over de toeslagperiodes januari tot en met maart en juni tot en met december 2011 heeft UHT aan belanghebbende een vergoeding toegekend op basis van een onterechte O/GS-kwalificatie.
Op de hoorzitting heeft belanghebbende aangevoerd dat over de maanden januari tot en met maart en juni tot en met december 2011 ook recht bestaat op compensatie op basis van vooringenomenheid en/of hardheid. Zij stelt dat haar kinderen heel 2011 naar de opvang geweest. Volgens UHT bestaat echter geen recht op compensatie over het toeslagjaar 2011. Er zijn geen gegevens beschikbaar waaruit volgt dat er gekwalificeerde opvang is genoten. Daarnaast zijn de gegevens op het antwoordformulier, zoals belanghebbende heeft ingevuld over het totaal aantal opvanguren in 2011, betrokken in de beoordeling.
De Commissie overweegt dat het, gelet op het dossier en de gegeven toelichtingen op de hoorzitting, onvoldoende aannemelijk is geworden dat over de genoemde periode
gekwalificeerde opvang is genoten en is van opvatting dat er geen recht bestaat op
compensatie.
Beoordeling toeslagjaar 2012
De BD/T heeft de KOT van belanghebbende over het toeslagjaar 2012 bij beschikking
van 21 mei 2012 verlaagd van € 48.978 naar € 36.354. UHT stelt dat deze verlaging het gevolg is van doorgegeven wijzigingen in de opvanggegevens. De Commissie acht, gelet op het dossier, aannemelijk dat sprake is geweest van reguliere wijzigingen.
De BD/T heeft op 23 juli 2012 intern het besluit genomen de KOT te stoppen met ingang van 1 februari 2012. Op 21 augustus 2012 werd de KOT 2012 van € 36.354 verminderd naar nihil. UHT heeft in de bezwaarprocedure geconstateerd dat de BD/T bij deze verlaging vooringenomen jegens belanghebbende heeft gehandeld. De Commissie zal dienovereenkomstig adviseren.
Ontbreken herbeoordeling over de toeslagjaren 2005 en 2006
UHT heeft bij haar herbeoordeling niet gekeken naar de toeslagjaren 2005 en 2006.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Commissie leidt uit het dossier af dat belanghebbende niet eerder om een herbeoordeling van deze jaren heeft gevraagd.
Aangezien een beoordeling over 2005 en 2006 ontbreekt, kan de Commissie in deze
bezwaarprocedure niet over deze toeslagjaren adviseren.
De Commissie stelt vast dat UHT het bezwaar heeft opgevat als een verzoek tot
herbeoordeling van de toeslagjaren 2005 en 2006. UHT zal alsnog, indien door
belanghebbende gewenst, bij een nieuwe primaire beschikking een besluit nemen over
de toeslagjaren 2005 en 2006. Mocht belanghebbende hiertegen in bezwaar komen, dan kan de Commissie in die bezwaarprocedure advies uitbrengen aan UHT.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht en adviseert om de bestreden
beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen, adviseert de Commissie om het
verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij uit te gaan van de hoogste vergoeding per procespunt.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie UHT bij beslissing op bezwaar:
- het bezwaar tegen de beschikkingen met de kenmerken UHT-DH5 en UHT-DCI
A ongegrond te verklaren; - het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gegrond te
verklaren; en daarbij: - de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de
beslissing op bezwaar; - de rentevergoeding voor gemiste KOT vast te stellen zoals omschreven in de
schriftelijke reactie van UHT; - de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het
compensatiebedrag aan te passen; - voor het toeslagjaar 2012 compensatie toe te kennen wegens vooringenomen
handelen door BD/T in overeenstemming met de door UHT opgestelde
berekening; - een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure
toe te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het
hoogste tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter