BAC 2022-10939
Publicatiedatum 16-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 22 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 5 september 2022
Hoorzitting: 15 december 2023 om 10.45 uur
Overdracht advies aan UHT: 27 maart 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 22 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I en na herziening daarvan mede tegen de beschikking van 18 december 2023 met kenmerk UHT-DCHO.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 29 december 2020 verzocht om herbeoordeling van de KOT van toeslagjaar 2012 en later. De herbeoordeling is uitgevoerd over de jaren 2012, 2013 en 2014.
- Bij besluit van 23 februari 2021 heeft UHT aan belanghebbende een bedrag van € 30.000,- toegekend.
- Bij beschikking van 22 augustus 2022 is aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 compensatie toegekend van € 94.165,-.
- Gemachtigde heeft bij brief van 30 augustus 2022, ontvangen op 5 september 2022, tegen het besluit van 22 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 18 april 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van gemachtigde.
- Op 15 december 2023 heeft UHT een nieuwe beschikking toegezonden met kenmerk UHT-DCHO gedateerd 18 december 2023, in welke beschikking belanghebbende is meegedeeld dat de jaren 2010 en 2011 aanvullend zijn beoordeeld. In de beschikking is voor het toeslagjaar 2010 compensatie toegekend en is belanghebbende meegedeeld voor zij voor het toeslagjaar 2011 niet voor compensatie in aanmerking komt. In aanvulling op de eerdere compensatie krijgt zij een bedrag van € 8.631,- toegekend.
- Op 15 december 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
- Op 25 januari 2024 is, conform ter zitting gemaakte afspraken, het bezwaardossier over de jaren 2010 en 2011 aan gemachtigde toegestuurd.
- Bij email van 16 februari 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend tegen beschikking d.d. 18 december 2023.
- Op 26 februari 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de aanvullende gronden en daarbij producties overgelegd.
- Bij email van 27 februari 2024 heeft gemachtigde nader gereageerd.
- Op de nadere reactie heeft UHT bij email van 29 februari 2024 gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Vooraf
Op 15 december 2023 is een nieuwe, herziene beschikking gedateerd 18 december 2023 met kenmerk UHT-DCHO in het geding gebracht. Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van de herbeoordeling van de jaren 2010 en 2011. In de beschikking is voor het jaar 2010 compensatie toegekend en wordt de compensatie over de jaren 2010 tot en met 2014 opnieuw berekend. Het bezwaarschrift wordt met toepassing van artikel 6:19 Awb geacht mede te zijn gericht tegen deze beschikking. Gemachtigde heeft het dossier toegestuurd gekregen en is in de gelegenheid gesteld aanvullende gronden in te dienen, waarop UHT heeft gereageerd. De Commissie overweegt over de bezwaren als volgt.
Onvoldoende gemotiveerd vanwege ontbreken persoonlijk dossier en equality of arms
Belanghebbende stelt dat de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd is, nu de berekening door het ontbreken van een persoonlijk dossier niet controleerbaar is. Om diezelfde reden zou geen sprake zijn van equality of arms. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4, lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier ontvangen. Van schending van artikel 7:4, lid 2 Awb is de Commissie dan ook niet gebleken. De Commissie is voorts van oordeel dat UHT met de diverse schriftelijke reacties en de daarbij overgelegde stukken voldoende duidelijkheid heeft gegeven. De Commissie acht de bestreden besluiten daarmee voldoende onderbouwd. Deze bezwaargrond treft geen doel.
Toeslagjaren 2010 en 2011
In de beschikking gedateerd 18 december 2023 met kenmerk UHT-DCHO is aan belanghebbende over het jaar 2010 compensatie toegekend en is haar meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor toepassing van een herstelregeling over 2011. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige bezwaren aangevoerd.
Toeslagjaar 2012
Belanghebbende stelt dat voor een deel van het toeslagjaar 2012, de periode van 1 januari tot en met juli, geen compensatie is toegekend. Uit de bestreden beschikking en de onderliggende stukken blijkt echter dat het gehele bedrag aan KOT dat voor 2012 is toegekend en teruggevorderd als component A in de compensatieberekening is betrokken. Deze bezwaargrond treft geen doel.
Toeslagjaar 2015
Belanghebbende stelt in zijn aanvullende bezwaarschrift d.d. 16 februari 2024 dat in 2015 sprake is van hardheid, aangezien in 2015 een bedrag ad € 1.293,- is verrekend met de IH. De Commissie stelt vast dat het jaar 2015 niet is herbeoordeeld en geen onderdeel uitmaakt van deze bezwaarprocedure. Ook heeft belanghebbende niet eerder (aanvullend) verzocht om herbeoordeling van het jaar 2015. Deze bezwaargrond slaagt daarom niet. Overigens levert het enkele gegeven (zoals blijkt uit het LIC-overzicht met betrekking tot het toeslagjaar 2010) dat op 22 juni 2015 ter terugbetaling van de kotschuld 2010 een bedrag van € 1.293,- is verrekend met een aanslag Inkomstenbelasting geen aanwijzing op dat bij de vaststelling van de mogelijk bestaande aanspraak op kot over het jaar 2015 met bijzondere hardheid is gehandeld.
Aanvangsdatum periode immateriële schadevergoeding
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de begindatum van de periode waarover de immateriële schadevergoeding wordt berekend onjuist is, althans niet controleerbaar. In de aanvullende beschouwing d.d. 20 februari 2024 heeft UHT meegedeeld dat de aanvangsdatum van de periode waarover de vergoeding voor immateriële schade wordt berekend 26 oktober 2011 dient te zijn in plaats van de eerder gehanteerde datum van 11 december 2013. Belanghebbende heeft daartegen geen (nadere) bezwaren aangevoerd. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar de datum van 26 oktober 2011 als startdatum te hanteren. Dit bezwaaronderdeel is gegrond.
Rentevergoeding over gemiste kot
In haar aanvullende beschouwing d.d. 20 februari 2024 constateert UHT ambtshalve dat in de berekening van 18 december 2023 de rentevergoeding over 2010 € 497,- te laag is berekend en over 2012 tot en met 2014 in totaal € 990,- te hoog is vastgesteld. Nu er per saldo teveel rentevergoeding is toegekend, laat UHT deze eerdere renteberekening, in het voordeel van belanghebbende, in stand. Belanghebbende heeft hiertegen geen (nadere) bezwaren aangevoerd. Nu belanghebbende door de herberekening niet in een slechtere positie is geraakt, kan de Commissie zich vinden in het standpunt van UHT en adviseert zij UHT om in de beslissing op bezwaar dienovereenkomstig te beslissen.
Periode immateriële schade en aanvullende vergoeding overige schade
Aangezien sprake is van (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het bezwaar, dient de periode waarover de immateriële schade wordt berekend door te lopen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Dit geldt ook voor de vaste vergoeding voor overige schade van 1 %.
Proceskosten
Nu de bezwaren deels gegrond zijn en leiden tot herroeping van de bestreden besluiten, adviseert de Commissie om een vergoeding voor proceskosten toe te kennen conform het gebruikelijke, hoogste tarief.
Conclusie
De Commissie concludeert dat het bezwaar deels gegrond is en adviseert UHT:
- het bezwaarschrift gegrond te verklaren en de primaire besluiten te herroepen ten aanzien van de periode waarover de vergoeding van immateriële schade wordt berekend;
- Als einddatum van de periode waarover vergoeding van immateriële schade wordt berekend de datum van de beslissing op bezwaar te hanteren en de vaste vergoeding van 1% aan te passen;
- een vergoeding voor proceskosten toe te kennen conform het gebruikelijke tarief;
- de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter