Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03938

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 23 december 2021

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 3 juli 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en om
een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen “Definitieve beschikking
compensatie kinderopvangtoeslag” (met kenmerk UHT-DC I).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen
compensatie toegekend voor een bedrag van €41.571,- voor de jaren 2012 en 2013.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 21 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2012 en 2013.
  • UHT heeft bij brieven van 16 augustus 2021 “de vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag” (UHT-VC I en UHT-VHR) verzonden.
  • UHT heeft bij beschikking van 20 december 2021 “de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag” (UHT-DHR) aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 41.571,-.
  • UHT heeft bij beschikking (UHT-DC-I) van 20 december 2021 aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 41.571,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 21 december 2021, ingekomen op 23 december
    2021, tegen de beschikking UHT-DC I een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft bij beschikking van 21 januari 2022 (UHT-O OGS B) “definitieve
    beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld” toegekend voor het bedrag van
    € 1.517,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 19 december 2022 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 15 september 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 29 mei 2024 heeft gemachtigde per e-mail aangegeven dat wordt afgezien van
    de hoorzitting. Op grond van artikel 7:3, onderdeel c, van de Algemene wet
    bestuursrecht heeft er geen hoorzitting plaatsgevonden.
  • Dit advies wordt uitgebracht door [voorzitter], [lid] en [lid].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De compensatieberekening
Gemachtigde meent dat bij de berekening (onder component a) uitgegaan had moeten
worden van het bedrag van € 16.851,- voor het jaar 2012 en € 12.999,- voor het jaar
2013.

De Commissie overweegt dat ingevolge artikel 2.2, onderdeel a, in samenhang gelezen
met artikel 2.3, lid 1, van de Wht, de compensatie bestaat uit een bedrag dat gelijk is
aan het bedrag dat niet is toegekend of is teruggevorderd, als gevolg van een
beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een KOT die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid of hardheid.

Ten aanzien van het toeslagjaar 2012 is UHT terecht uitgegaan van het bedrag van
€ 13.484,- zoals vermeld in de beschikking van 21 januari 2012 die voorafgaat aan de
beschikking die het directe gevolg is van de individuele vooringenomenheid.

Ten aanzien van het toeslagjaar 2013 is UHT terecht uitgegaan van het bedrag van
€ 5.417,- zoals vermeld in de beschikking van 21 juni 2013 die voorafgaat aan de
beschikking die het directe gevolg is van de hardheid van de toepassing die voor
23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.

De eerdere bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven,
geen aanspraak op een compensatieregeling. De Commissie heeft geen
aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen.

Component o rente over gemiste KOT
Ambtshalve stelt UHT dat de bedragen onder component o (rentevergoeding voor
gemiste KOT) van de compensatieberekening onjuist zijn vastgesteld.
De toeslagrente over de gemiste kinderopvangtoeslag bedraagt in totaal € 5.433,-. De
rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met
overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In artikel 27 Awir staat beschreven dat de toeslagrente wordt berekend vanaf 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning onderscheidenlijk de beschikking tot herziening van de tegemoetkoming.
UHT geeft aan dat de toeslagrente niet juist is berekend. De einddatum van de
berekening had namelijk 20 december 2021 moeten zijn, in plaats van 7 december 2021. Omdat de berekening op dit punt niet klopt, wordt de einddatum aangepast naar de datum van de definitieve beschikking, 20 december 2021. De Commissie adviseert UHT als zodanig te beslissen.

Periode immateriële schade en aanvullende vergoeding (1% van subtotaal)
De Commissie wijst erop dat, nu component o in de compensatieberekening zal worden aangepast het besluit zal worden herroepen zodat de immateriële schadevergoeding (component n) volgens vast beleid van UHT berekend dient te worden tot de datum van de beslissing op bezwaar waardoor ook de aanvullende vergoeding (1% van het subtotaal) aangepast dient te worden.
De Commissie adviseert hieraan in de beslissing op bezwaar uitvoering te geven.

Proceskosten
De Commissie adviseert om de componenten n en o van de ”Berekening definitieve
beslissing compensatiebedrag kinderopvangtoeslag” aan te passen op de door UHT in
haar schriftelijke reactie aangegeven wijzen. Aangezien het bestreden besluit daardoor
wordt herroepen, dient er een proceskostenvergoeding toegekend te worden.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van één procespunt (bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen
(wegingsfactor 2).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • het bezwaarschrift gegrond te verklaren en het bestreden besluit te herroepen op
    de wijze zoals die hiervoor is aangegeven;
  • een vergoeding voor proceskosten toe te kennen van 1 punt met een
    wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief;

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Voorzitter