Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09491

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 juli 2022 (UHT-DC-I A) en 21 juli 2022 (UHT-DH5 A)

Ontvangst bezwaarschrift: 2 augustus 2022

Hoorzitting: 3 juli 2024

Overdracht advies aan UHT: 12 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om bij beslissing op bezwaar de motivering van de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC-I A aan te vullen zoals in het advies omschreven, maar de bestreden beschikkingen niet te herroepen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de op 21 juli 2022 door UHT genomen beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A, waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2006, 2008 en 2012 geen compensatie is toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 7 juni 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2006, 2008 en 2012 en haar voorgenomen beschikkingen voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: de CvW).
  • De Commissie, bestaande uit de voorzitter en twee leden, heeft het volgende advies uitgebracht.
  • De CvW heeft de voorgenomen beschikkingen beoordeeld en geconcludeerd dat belanghebbende over de toeslagjaren 2006, 2008 en 2012 niet in aanmerking komt voor compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering. De CvW heeft haar advies op 16 mei 2022 aan UHT toegezonden.
  • UHT heeft belanghebbende bij beschikkingen van 21 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A medegedeeld dat geen compensatie zal worden toegekend over de toeslagjaren 2006, 2008 en 2012.
  • Gemachtigde heeft bij schrijven van 2 augustus 2022, dezelfde dag door UHT ontvangen, een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikkingen van 21 juli 2022. Gemachtigde heeft op 21 juni 2023 aanvullende gronden ingediend.
  • UHT heeft op 17 oktober 2023 schriftelijk gereageerd.
  • Het bezwaar van belanghebbende is op 3 juli 2024 op hoorzitting bij de Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd.
  • Na de hoorzitting zijn gemachtigde en UHT nog in de gelegenheid gesteld om stukken in de bezwaarprocedure te brengen. De Commissie neemt deze mee in haar advisering.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beoordeling afwijzing compensatie over de toeslagjaren 2006, 2008 en 2012
UHT heeft bij beschikkingen van 21 juli 2022 aan belanghebbende medegedeeld dat er geen compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering zal worden toegekend over de toeslagjaren 2006, 2008 en 2012. Belanghebbende is hiertegen in bezwaar gekomen. De Commissie overweegt per toeslagjaar als volgt.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2006 op 11 juli 2008 verminderd van € 8.049,- naar € 6.942,- na aanpassing van de kinderopvangperiode van het gehele kalenderjaar naar 15 maart 2006 tot en met 31 december 2006. Belanghebbende heeft op 20 augustus 2007 een antwoordformulier ingediend met jaaropgave van Kinderopvang Haarlem (productie 10 & 11), waaruit volgt dat de oudste dochter van belanghebbende van 15 maart 2006 tot en met 31 december 2006 kinderopvang heeft genoten. De wijziging over het toeslagjaar 2006 komt de Commissie daarom correct voor.

Over het toeslagjaar 2008 is de kinderopvangtoeslag per 25 mei 2010 verlaagd van € 12.980,- naar € 8.990,-. UHT zegt dat deze correctie is geschied conform de door belanghebbende op 1 augustus 2009 verstrekte jaaropgaven. Gelet op productie 18 (de door belanghebbende verstrekte jaaropgaven) en productie 20 (het SAS-overzicht 2008) komt het de Commissie voor dat de Belastingdienst/Toeslagen de door belanghebbende verstrekte gegevens juist heeft verwerkt.

In het toeslagjaar 2012 is sprake geweest van twee verlagingen van de kinderopvangtoeslag: de eerste per 21 februari 2012 van € 13.510,- naar € 11.189,-. Hierbij werd het aantal opvanguren van de jongste dochter van belanghebbende met ingang van 1 februari 2012 verlaagd van 127 naar 97 en gewijzigd van buitenschoolse opvang naar dagopvang (productie 29). Gelet op productie 32 en de inhoud van deze wijziging vindt de Commissie het aannemelijk dat belanghebbende deze wijziging zelf heeft doorgegeven.

De tweede verlaging van de kinderopvangtoeslag 2012 vond plaats op 29 december 2012 van € 11.189,- naar € 7.530,-, waarna een bedrag van € 3.659,- bij belanghebbende werd teruggevorderd (productie 28). Uit het door de Belastingdienst/Toeslagen gehanteerde systeem TVS volgt dat de kinderopvangtoeslag 2012 op 30 oktober 2012 met ingang van 1 september 2012 is stopgezet (productie 30). De Commissie heeft, mede gelet op het aangevoerde, onvoldoende reden om aan te nemen dat belanghebbende deze wijziging niet zelf heeft doorgevoerd en/of dat er na 1 september 2012 kinderopvang is gebruikt.

De Commissie is gezien het voorgaande van opvatting dat het bezwaar van belanghebbende over de toeslagjaren 2006, 2008 en 2012 niet kan slagen. Zij ziet geen redenen om aan te nemen dat de Belastingdienst/Toeslagen in deze toeslagjaren vooringenomen of te hard tegenover belanghebbende heeft gehandeld.

Beoordeling recht op O/GS-tegemoetkoming
Ingevolge artikel 2.6 Wht wordt op aanvraag een O/GS-tegemoetkoming toegekend indien de toepassing van de verschillende wetten bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard, omdat aan hem geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.

Tijdens de hoorzitting is besproken dat belanghebbende wel een betalingsregeling heeft gekregen, maar hieraan niet kon voldoen. Belanghebbende heeft dat niet verder kunnen toelichten. Uit het bezwaardossier (productie 34) volgt niet dat sprake is geweest van een O/GS-registratie. Nadere informatie die aanleiding zou kunnen geven voor de advisering tot toekenning van een O/GS-tegemoetkoming, is niet naar boven gekomen. UHT heeft de geweigerde betalingsregeling niet teruggevonden in het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen. De Commissie kan dan ook niet adviseren om een O/GS-tegemoetkoming toe te kennen.

Beroep op het vertrouwensbeginsel
Belanghebbende voert aan dat UHT telefonisch heeft toegezegd dat zij recht heeft op een hardheidscompensatie. UHT kan hier geen melding van vinden in het systeem en ziet geen aanleiding voor een compensatie op grond van hardheid. Nu deze toezegging weersproken wordt en er verder geen ondersteunende feiten zijn, die dit beroep op een telefonische toezegging voldoende aannemelijk maken, kan niet worden vastgesteld of en zo ja wat voor toezegging er is gedaan en/of deze kan worden toegerekend aan UHT. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel kan daarom niet slagen.

Aanvulling van de motivering bij beslissing op bezwaar
De motivering van de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC-I A was naar opvatting van de Commissie ondeugdelijk met betrekking tot het toeslagjaar 2008, waarover volgens UHT geen sprake was van een neerwaartse correctie. Dit is onjuist en de Commissie adviseert UHT daarom de motivering van de bestreden beschikking bij beslissing op bezwaar aan te vullen als hierboven omschreven.

Voor zover bovenstaand motiveringsgebrek tevens een zorgvuldigheidsgebrek zou opleveren kan dit niet leiden tot herroeping van één van de bestreden beschikkingen. Er is verder onvoldoende aanleiding om een zorgvuldigheidsgebrek aan de zijde van UHT te constateren.

Proceskostenvergoeding
Er is geen aanleiding voor herroeping van de bij bezwaar bestreden beschikkingen. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 Awb, geen aanleiding om UHT te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om de bestreden beschikkingen in stand te laten
onder aanvulling van de motivering bij beslissing op bezwaar, zoals in het advies
omschreven.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter