BAC 2022-10773
Publicatiedatum 14-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 9 september 2022 (UHT-O OGS B), 12 september 2022 (UHT-DC-I A), 12 september 2022 (UHT-DH A), 12 september 2022 (UHT-DH5 A)
Ontvangst bezwaarschrift: 21 oktober 2022 (UHT-O OGS B), 21 oktober 2022 (UHT-DC-I A), 21 oktober 2022 (UHT-DH A), 21 oktober 2022 (UHT-DH5 A)
Hoorzitting: 21 februari 2024
Overdracht advies aan UHT: 9 april 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de op 9 en 12 september 2022 door UHT genomen beschikkingen over de toeslagjaren 2012 tot en met 2019, waarbij aan belanghebbende over deze jaren geen compensatie is toegekend wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering (UHT-DC-I A, UHT-DH5 A, UHT DH A). Wel is een O/GS-tegemoetkoming toegekend, die uit hoofde van de Catshuisregeling is aangevuld tot € 30.000,- (UHT-O OGS B).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT verzocht om herbeoordeling van haar aanspraken op kinderopvangtoeslag.
- UHT heeft bij beschikking van 26 mei 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 aan belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de eerste toets recht heeft op € 30.000,-.
- In het kader van de herbeoordeling heeft UHT gekeken naar de toeslagjaren 2012 tot en met 2019 en een zienswijze ingediend bij de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
- De CvW heeft op 13 juli 2022 het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat belanghebbende over de toeslagjaren 2012 tot en met 2019 niet in aanmerking komt voor compensatie uit hoofde van institutionele vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering. Voor de toeslagjaren 2014 en 2015 heeft belanghebbende recht op een O/GS-tegemoetkoming.
- UHT heeft bij beschikking van 9 september 2022 met kenmerk UHT-O OGS-B de O/GS-tegemoetkoming over de toeslagjaren 2014 en 2015 berekend op € 8.157,- en de tegemoetkoming definitief vastgesteld op € 30.000,-.
- UHT heeft bij beschikkingen van 12 september 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH A en UHT-DH5 A bepaald dat belanghebbende over de toeslagjaren 2012 tot en met 2019 niet in aanmerking komt voor compensatie in verband met institutioneel vooringenomen handelen of hardheidscompensatie.
- Gemachtigde heeft bij brieven van 20 oktober 2022, op 21 oktober 2022 door UHT ontvangen, vier afzonderlijke bezwaarschriften ingediend tegen de beschikkingen van 9 en 12 september 2022.
- UHT heeft op 1 juni 2023 schriftelijk gereageerd.
- De Commissie heeft voorafgaande aan de hoorzitting van 21 februari 2024 een aanvullende toelichting verzocht aan UHT.
- Op 21 februari 2024 heeft ten behoeve van het bezwaar van belanghebbende een hoorzitting bij de Commissie plaatsgevonden.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Geen schending inzagerecht en/of equality of arms
Belanghebbende heeft aangevoerd dat UHT heeft verzuimd stukken te overleggen, die voor de beoordeling van het bezwaar relevant zijn. UHT heeft tevens verzuimd het persoonlijk dossier te verstrekken. Het inzagerecht en de equality of arms zouden hiermee geschonden zijn. De Commissie overweegt met betrekking tot deze procedurele bezwaren als volgt.
Ingevolge artikel 7:4 lid 2 Awb jo. artikel 5.2 lid 3 tot en met 4 Wht (voorheen artikel 49e lid 3 t/m 4 Awir) heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken (hierna: het inzagerecht).
Bij de schriftelijke reactie heeft UHT een uitgebreid dossier overgelegd, waarmee belanghebbende kennis heeft kunnen nemen van de benodigde stukken om de besluiten op juistheid te beoordelen. Het komt de Commissie voor dat belanghebbende hiermee kan beschikken over de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het is niet aannemelijk dat belanghebbende in haar rechtspositie is geschaad door het niet overleggen van stukken.
De Commissie is gezien het voorgaande de opvatting toegedaan dat het inzagerecht en de equality of arms in deze bezwaarprocedure niet worden geschonden.
De Commissie adviseert niet met betrekking tot een herzieningsbeschikking
Ingevolge de Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert de Commissie over bezwaren tegen beschikkingen die gegeven zijn op grond van de artikelen 2.1, 2.4 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid van de wet.
UHT heeft naar aanleiding van de herbeoordeling kinderopvangtoeslag tevens bezien, of de toeslagjaren 2018 en 2019 voor herziening in aanmerking komen. Hierover is uiteindelijk beschikt bij herzieningsbeschikking van 12 september 2022 met kenmerk UHT-DH A. Het valt buiten het mandaat van de Commissie over een bezwaar tegen een herzieningsbeschikking te adviseren.
De Commissie zal dan ook niet adviseren over het bezwaar tegen de herzieningsbeschikking. Dat ontslaat UHT echter niet van de plicht op het bezwaar van belanghebbende tegen deze herzieningsbeschikking te beslissen.
Afwijzing compensatie over toeslagjaren 2012, 2013 en 2016 tot en met 2019
Ingevolge artikel 2.1 en verder Wht komt een belanghebbende in aanmerking voor forfaitaire compensatie over een toeslagjaar, indien er vóór 23 oktober 2019 een neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden over het desbetreffende toeslagjaar waarbij sprake is geweest van individueel of institutioneel vooringenomen handelen ofwel hardheid bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2012, 2013 en 2016 tot en met 2019 verschillende keren neerwaarts gecorrigeerd. Uit het dossier volgt dat bij deze correcties steeds is uitgegaan van door belanghebbende doorgegeven wijzigingen en/of informatie dan wel inkomensgegevens uit de Basisregistratie Inkomen.
De Commissie heeft naar aanleiding van het bezwaar nader gekeken naar deze herbeoordeelde toeslagjaren, het aangevoerde door belanghebbende en de verantwoording van de correcties in het dossier. Een en ander geeft geen aanleiding te veronderstellen dat bij de correcties in deze toeslagjaren sprake is geweest van individueel of institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen.
De Commissie heeft in het dossier slechts reguliere correcties aangetroffen en volgt UHT daarom in haar oordeel, dat belanghebbende over de toeslagjaren 2012, 2013 en 2016 tot en met 2019 niet in aanmerking komt voor compensatie ex artikel 2.1 lid 1 Wht.
Compensatie & O/GS-tegemoetkoming over de toeslagjaren 2014 en 2015
De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag van belanghebbende over de toeslagjaren 2014 en 2015 van € 13.320,- respectievelijk € 13.426,- op nihil gesteld. Volgens UHT is hierbij individueel vooringenomen tegenover belanghebbende gehandeld, maar bestaat voor belanghebbende desondanks geen recht op compensatie nu in deze toeslagjaren geen kinderopvang is gebruikt. Er zou sprake zijn van een ernstige onregelmatigheid als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 Wht.
Nu onweersproken is gebleven dat in de toeslagjaren 2014 en 2015 geen kinderopvang is gebruikt, ziet de Commissie geen aanleiding om UHT te adviseren alsnog compensatie ingevolge artikel 2.1 lid 1 Wht toe te kennen. Over deze toeslagjaren heeft UHT wel een O/GS tegemoetkoming aan belanghebbende toegekend. Het aanvankelijke bezwaar tegen de berekening van deze tegemoetkoming heeft de belanghebbende na een uitleg van UHT niet meer gehandhaafd.
Verrekeningen
Belanghebbende heeft meer algemeen gesteld dat sprake is van hardheid bij de uitvoering, nu de Belastingdienst/Toeslagen de terugvorderingen over de toeslagjaren 2012 tot en met 2019 heeft verrekend met toeslagen. Dit is volgens belanghebbende in strijd geweest met de beslagvrije voet, die ingevolge artikel 4:93 lid 4 Algemene wet bestuursrecht ook bij verrekeningen met bestuursrechtelijke geldschulden van toepassing is.
Uit het dossier volgt dat de terugvorderingen over de toeslagjaren 2014 en 2015 deels zijn verrekend met zorg- en huurtoeslag, alsmede met teruggaven inkomstenbelasting. De Commissie overweegt hierover als volgt. Ingevolge artikel 30 Awir heeft de Belastingdienst/Toeslagen een discretionaire bevoegdheid, om openstaande terugvorderingen te verrekenen met lopende voorschotregelingen in het kader van andere inkomensafhankelijke regelingen, zoals de huur- en zorgtoeslag.
Anders dan is aangevoerd, was daarop gedurende de toeslagjaren 2012 tot en met 2019 geen beslagvrije voet van toepassing. Eerst met ingang van 1 januari 2021 is in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) opgenomen dat de beslagvrije voet geldt voor periodieke ontvangsten uit hoofde van inkomensafhankelijke regelingen (zie artikel 475c lid 1 onderdeel j Rv). De aangehaalde norm is derhalve niet geschonden. Uit het dossier volgt tevens dat is verrekend met voorlopige teruggaven inkomstenbelasting, waar ingevolge artikel 475c lid 1 onderdeel h Rv wél een beslagvrije voet op van toepassing was. Deze verrekeningen kunnen in strijd zijn geweest met de beslagvrije voet van belanghebbende.
UHT heeft over deze toeslagjaren een O/GS-tegemoetkoming toegekend van € 30.000,- nu de terugvorderingen over deze toeslagjaren onterecht zijn gekwalificeerd als opzet of grove schuld, zodat belanghebbende geen persoonlijke betalingsregeling of buitengerechtelijke schuldregeling kon krijgen. Als belanghebbende veronderstelt dat de door haar geleden schade hoger is dan de toegekende O/GS-tegemoetkoming, kan zij ingevolge artikel 2.6 lid 3 Wht een verzoek indienen voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). CWS zal het verzoek naar de regels van het civiele schadevergoedingsrecht beoordelen en UHT op grond daarvan adviseren of belanghebbende in aanmerking komt voor aanvullende schadevergoeding.
De bestreden beschikkingen zijn deugdelijk gemotiveerd
Belanghebbende voert verder aan dat de bestreden beschikkingen ondeugdelijk gemotiveerd zijn en legt daaraan ten grondslag dat zij niet over de stukken van het dossier beschikt en dat in de beschikkingen niet wordt verwezen naar de onderliggende stukken. De Commissie overweegt hierover als volgt.
De bestreden beschikkingen bevatten per jaar een motivering waarom belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie ingevolge artikel 2.1 lid 1 Wht. Deze motivering is niet ondeugdelijk gebleken en wordt ondersteund door de stukken in het dossier, die gedurende deze bezwaarprocedure aan belanghebbende ter beschikking zijn gesteld. De Commissie ziet dan ook geen motiveringsgebrek(en) in de bestreden beschikkingen.
Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Er is geen aanleiding voor herroeping van het bij bezwaar bestreden besluit. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 Awb, geen aanleiding om UHT te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter