Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09329

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: UHT-DC-I A (9 juni 2022), UHT DH5 A (9 juni 2022) en UHT-DC I (9 juni 2022)

Ontvangst bezwaarschrift: 19 juli 2022,

Hoorzitting: 2 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 12 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2012 en 2013, en is geen compensatie toegekend voor het toeslagjaar 2014.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht. Dit geldt ook voor de bestreden beschikkingen.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 18 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 1 april 2021 (kenmerk UHT-B DMB2) is aan belanghebbende het minimumbedrag van € 30.000,- toegekend.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 16 mei 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat de compensatieregeling en de hardheidstegemoetkoming niet van toepassing zijn voor het toeslagjaar 2014.
  • Bij beschikking van 9 juni 2022 (kenmerk UHT-DC-I) heeft UHT aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2012 en 2013 een definitieve compensatie toegekend van € 25.897,-.
  • Eveneens bij beschikking van 9 juni 2022 (kenmerk UHT-DC-I A) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie voor toeslagjaar 2014.
  • Eveneens bij beschikking van 9 juni 2022 (kenmerk UHT-DH5 A) heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen recht heeft op een hardheidstegemoetkoming voor toeslagjaar 2014.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 19 juli 2022, ingekomen op 21 juli 2022, tegen deze beschikkingen bezwaar gemaakt. Bij brief van 9 januari 2023 heeft gemachtigde dit bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 31 januari 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 2 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • Naar aanleiding van de hoorzitting heeft UHT op 8 februari 2024 een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daar op 22 februari 2024 op gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2012 en 2013 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor het toeslagjaar 2014 af te wijzen.

Gemachtigde stelt dat het bestreden besluit zonder het persoonlijk dossier voor belanghebbende niet inzichtelijk is, zodat in dit geval geen sprake is van equality of arms. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4, lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier. Volgens UHT heeft belanghebbende deze stukken ook ontvangen. De Commissie ziet in hetgeen is aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten om daar anders over te denken. De door gemachtigde in dit verband aangevoerde bezwaren treffen dan ook geen doel.

Gemachtigde stelt verder dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken, nu zij geen vooraankondiging heeft ontvangen. Hoewel dat inderdaad niet de aangewezen gang van zaken is, heeft belanghebbende in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid gekregen en benut om haar bezwaren verder toe te lichten en te onderbouwen. Een eventuele tekortkoming is daarmee hersteld. Omdat verder niet is aangegeven welk concreet nadeel belanghebbende hierdoor heeft ondervonden, laat de Commissie dit bezwaar buiten beschouwing. Dit bezwaaronderdeel kan daarom niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat leiden.

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade dient overeenkomstig artikel 2.3, lid 4 Wht berekend te worden vanaf de eerste neerwaartse correctiebeschikking tot aan de definitieve compensatiebeschikking. UHT heeft aangegeven dat de einddatum van de berekening niet correct is, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de hoogte van de forfaitaire vergoeding in de compensatieberekening. De Commissie volgt UHT hierin.

Ingevolge artikel 2.3, lid 7 Wht wordt – kort weergegeven – rente vergoed over het bedrag van de gemiste KOT als gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking. In de compensatieberekening is deze rente opgenomen onder component O. UHT heeft aangegeven dat de renteberekening onjuist is: over 2012 is deze te laag vastgesteld en over 2013 te hoog. Omdat belanghebbende per saldo € 169,- teveel heeft ontvangen, zullen deze bedragen echter niet worden aangepast.

Het uit artikel 7:11 Awb voortvloeiende verbod van reformatio in peius houdt in dat het indienen van een bezwaarschrift er niet toe mag leiden dat de indiener via heroverweging in een slechtere positie geraakt dan zonder bezwaar het geval zou zijn geweest. In jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (onder meer ECLI:NL:CRVB:2022:865) is geoordeeld dat het bijstellen van een onderdeel van de besluitvorming ten nadele van belanghebbende niet automatisch leidt tot verboden benadeling. Het gaat om het eindresultaat van de besluitvorming. Aangezien UHT heeft besloten component O over de jaren 2012 en 2013 niet aan te passen, is belanghebbende volgens de Commissie niet in een slechtere positie geraakt of anderszins benadeeld. De Commissie adviseert UHT daarom dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

De Commissie is op basis van het systeem van de Wht en hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, niet gebleken dat UHT bij de overige onderdelen van de compensatieberekening onjuiste bedragen heeft gehanteerd.

Belanghebbende stelt dat zij in 2014 wel gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. UHT stelt echter dat uit geen enkel systeem van de Belastingdienst blijkt van een aanvraag of toekenning van KOT voor belanghebbende in dat jaar. De enkele verklaring van belanghebbende dat zij opvang heeft afgenomen is, gelet op het ontbreken van aanvullende bewijsstukken, volgens de Commissie onvoldoende om aannemelijk te achten dat sprake was van opvang bij een erkende instelling. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende in 2014 recht had op KOT en komt zij niet voor compensatie in aanmerking.

Tot slot stelt gemachtigde dat ook de jaren 2010 en 2011 herbeoordeeld moeten worden. UHT heeft aangegeven dat dit verzoek is doorgezet naar de juiste afdeling. De Commissie kan hierover pas een advies uitbrengen zodra UHT een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Mocht deze herbeoordeling niet leiden tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan belanghebbende tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter