Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10761

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 17 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC-I A

Hoorzitting: 16 februari 2024 om 13.30 uur

Overdracht advies aan UHT: 19 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren, het besluit met kenmerk UHT-DC I te herroepen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) en tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie KOT.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2009 en 2010, en is compensatie afgewezen voor de toeslagjaren 2008 en 2011.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht. Dit geldt ook voor de bestreden beschikkingen.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 6 december 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 2 augustus 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat er voor de jaren 2008 en 2011 voor de toepassing van een herstelregeling geen plaats is.
  • Bij brief van 24 augustus 2022 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 40.305-.
  • Bij beschikking van 17 oktober 2022 (UHT-DC-I A) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij voor de toeslagjaren 2008 en 2011 geen recht heeft op compensatie.
  • Eveneens bij beschikking van 17 oktober 2022 (UHT-DC I) heeft UHT aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2009 en 2010 een definitieve compensatie toegekend van € 40.416,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 8 november 2022 tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 14 maart 2023 heeft gemachtigde dit bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 20 juni 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Bij brief van 7 februari 2024 heeft gemachtigde aanvullend gereageerd.
  • Op 15 februari 2024 heeft UHT daarop aanvullend gereageerd.
  • Op 16 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2009 en 2010 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2008 en 2011 af te wijzen.

Gemachtigde heeft aangevoerd dat zonder het volledige dossier niet valt te controleren of de gegevens waarop het besluit rust correct zijn. De Commissie overweegt in dit verband dat UHT weliswaar de compensatieberekening bij het uitbrengen van het bestreden besluit niet voldoende toegelicht heeft, maar de Commissie is van oordeel dat UHT met de in de schriftelijke reactie van 20 juni 2023 gegeven toelichting en de daarbij overgelegde stukken voldoende duidelijkheid over de berekening heeft gegeven. De Commissie acht de bestreden besluiten daarmee voldoende onderbouwd.

De Commissie verstaat het verdere betoog van gemachtigde aldus dat de compensatieberekening niet correct is. Uit het LIC-overzicht, zoals toegelicht door UHT, valt af te leiden dat van de toegekende KOT over 2010 een bedrag van € 7.649,- niet is terugbetaald door belanghebbende. Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT dit bedrag terecht als component g opgenomen in de compensatieberekening. De Commissie acht het bezwaar op dit onderdeel ongegrond.

Gemachtigde heeft aangevoerd dat uit de schriftelijke reactie van UHT niet blijkt hoe de rente over de gemiste KOT is berekend. UHT heeft de renteberekening op 15 februari 2024 toegestuurd.

Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt, kortweg, over het bedrag van de gemiste kot als
gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In de compensatieberekening is de rente over de gemiste KOT opgenomen bij component o. UHT heeft in haar (aanvullende) schriftelijke reactie erkend dat de berekening onjuist is en dat in de nieuwe berekening op een hogere rentevergoeding wordt uitgekomen. Het bezwaar op dit punt is dan ook in zoverre gegrond. De (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal ook leiden tot aanpassing van alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen met inachtneming van dit advies, en daarbij zal de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen worden vastgesteld op de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Nu UHT en de Commissie het bezwaar op dit punt gegrond achten en de Commissie tot herroeping van de bestreden beschikking met het kenmerk (UHT-DC I) zal adviseren, wordt tevens tot een toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd.

Met betrekking tot het jaar 2008 overweegt de Commissie dat vaststaat dat belanghebbende nooit KOT heeft aangevraagd. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, Wht wordt compensatie toegekend aan de aanvrager van KOT. Belanghebbende voldoet niet aan dit vereiste en komt daarom niet voor compensatie op grond van deze herstelmaatregel in aanmerking. De hiervoor opgeworpen vraag beantwoordt de Commissie voor het jaar 2008 dan ook bevestigend.

Met betrekking tot het jaar 2011 overweegt de Commissie dat voor een compensatie of tegemoetkoming in het kader van de Wht in aanmerking komt de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de B/T, of de ouder die ten onrechte een kwalificatie opzet/grove schuld heeft gekregen. Toekenning van compensatie of tegemoetkoming blijft, ingevolge het bepaalde bij artikel 2.1, lid 2,van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op KOT.

Volgens UHT was daarvan sprake in 2011, nu belanghebbende in dat jaar een uitkering genoot en er geen informatie bekend is dat zij mogelijk doelgroeper zou zijn geweest. Gemachtigde heeft weliswaar gesteld dat belanghebbende wel doelgroeper was, maar heeft dit niet aannemelijk kunnen maken. Bij deze stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat belanghebbende niet voldeed aan de eisen die in de Wet Kinderopvang (WKO) aan toekenning van KOT werden gesteld. De Commissie is van mening dat belanghebbende reeds daarom voor het jaar 2011 niet in aanmerking komt voor compensatie of een tegemoetkoming op grond van de Wht.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • Het bezwaarschrift tegen de beschikking met het kenmerk (UHT-DC I) gegrond te
    verklaren ten aanzien van de gemiste rente en de einddatum van de immateriële
    schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen
    opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum
    van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar en deze beschikking in zoverre te herroepen;
  • Het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren;
  • Een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van twee punten en een wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter