BAC 2022-10697
Publicatiedatum 14-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 12 september 2022 (UHT DC I, UHT DHR, UHTDC-
I A en UHT DH5 A)
Hoorzitting: 1 mei 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de
Commissie) adviseert UHT om de beschikking van 12 september 2022 met
kenmerk UHT-DC I en UHT DC-IA te herroepen. De Commissie adviseert UHT om
de beschikkingen van 12 september 2022 met kenmerken UHT-DHR, en UHT
DH5 A in stand te houden.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende
ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve
beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (UHT DC I), herbeoordeling
kinderopvangtoeslag (UHT DHR), afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DC-I A) en herbeoordeling kinderopvangtoeslag (UHT DH5 A). Deze beschikkingen zijn allen gedateerd op 12 september 2022.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 42.148,- voor de
jaren 2007, 2008 en 2010 (maanden januari tot en met maart).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 25 februari 2021 verzocht om herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2010 tot en met 2013. - UHT heeft bij beschikking van 17 juli 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
zij in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-. - De Commissie van Wijzen heeft op 28 juli 2022 geadviseerd om voor
berekeningsjaren 2009, 2011 en de maanden april tot en met december 2010
geen compensatie toe te kennen. - UHT heeft bij de bestreden beschikkingen met kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR
aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van
€ 42.148,-. Dit bedrag heeft betrekking op berekeningsjaren 2007, 2008 en 2010
(maanden januari tot en met maart). - UHT heeft bij de bestreden beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHTDH5
A aan belanghebbende bericht dat zij niet in aanmerking komt voor
compensatie met betrekking tot berekeningsjaren 2009 en 2011. - Belanghebbende heeft bij brief van 20 oktober 2022, ingekomen op 25 oktober
2022, tegen deze beschikkingen bezwaarschriften ingediend. - Bij bericht van 16 oktober 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd.
- Op 30 april 2024 heeft belanghebbende een nader schriftelijk stuk overgelegd.
- Op 1 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - Op 1 mei 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing overgelegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend en terecht tot haar beslissing om geen (voorlopige)
compensatie of tegemoetkoming aan belanghebbende toe te kennen is gekomen.
Motiveringsbeginsel/ ontbrekende stukken/ equality of arms
Belanghebbende stelt dat de bestreden besluiten zonder het persoonlijk dossier voor
belanghebbende niet inzichtelijk en daarom onvoldoende gemotiveerd zijn. Ook zou
sprake zijn van strijd met het beginsel van equality of arms, omdat UHT wel over het
volledige dossier beschikt.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie
gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier. Dit heeft belanghebbende volgens UHT ook ontvangen. De Commissie ziet in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten om daar anders over te denken. Door de toelichting in de schriftelijke reactie met verwijzing naar de daarbij behorende stukken, is een eventueel motiveringsgebrek hersteld. De door de belanghebbende in dit verband aangevoerde bezwaren zijn ongegrond.
Berekeningsjaren 2007, 2008 en 2010
Belanghebbende voert aan dat zij niet kan controleren of de toegekende compensatie
over de jaren 2007, 2008 en 2010 juist is.
Berekeningsjaar 2007
De Commissie overweegt dat UHT in haar schriftelijke reactie de totstandkoming van de diverse componenten van de toegekende compensatie aanvullend heeft toegelicht. UHT heeft zich ten aanzien van 2007 op het standpunt gesteld dat component o
(rentevergoeding over gemiste KOT) onjuist, maar in het voordeel van belanghebbende is berekend. Dit heeft geen gevolg voor berekeningsjaar 2007 vanwege het verbod van reformatio in peius.
Berekeningsjaar 2008
Voor berekeningsjaar 2008 stelt UHT dat het voor component o (rentevergoeding over
gemiste KOT) toegekende bedrag verhoogd dient te worden van € 4.080,- tot € 5.584,- (productie 82). Op de hoorzitting heeft de behandelend ambtenaar namens UHT aangevoerd dat component a (uw KOT voor het onderzoek) voor 2010 verhoogd dient te worden. In plaats van € 1.891,- dient dit een bedrag te zijn van € 2.412,-. Dit baseert UHT op een optelling van de maandbedragen van januari (€ 887,06), februari (€ 887,06) en maart 2010 (€ 637,21). Dit houdt in dat de perioden voor vergoeding van immateriële schade (component n) en de rentevergoeding over gemiste KOT 2010 (component o) doorlopen tot aan de beslissing op bezwaar. De Commissie acht het standpunt van UHT navolgbaar.
Berekeningsjaar 2010
Bij definitieve beschikking DC-I is belanghebbende door UHT gecompenseerd wegens
vooringenomen handelen over de maanden januari tot en met maart 2010. In haar
nadere schriftelijke reactie van 1 mei 2024 geeft UHT aan dat is besloten om
belanghebbende alsnog over 2010 te compenseren voor de opvang die is afgenomen bij [kinderopvanginstelling]. Belanghebbende zal, aldus UHT, gecompenseerd worden op grond van de laatste afgeven voorschotbeschikking ad € 7.561,- van 7 januari 2011, waarin alle door de ouder doorgegeven wijzigingen zijn verwerkt. De commissie adviseert UHT om op dit punt het bezwaar van belanghebbende gegrond te verklaren en over geheel 2010 een compensatie toe te kennen.
Berekeningsjaar 2011
In haar nadere schriftelijke reactie van 1 mei 2024 heeft UHT aangegeven dat
belanghebbende ook voor 2011 gecompenseerd zal worden voor de opvang afgenomen bij [kinderopvanginstelling]. Belanghebbende zal, zo geeft UHT aan, gecompenseerd worden op grond van de op 24 juni 2011 afgegeven
voorschotbeschikking ad € 6.064, waarin rekening is gehouden met alle door de ouder
doorgegeven wijzigingen, waaronder de stopzetting van de KOT per 16 juni 2011 toen
haar dochter 4 jaar werd.
De commissie adviseert UHT om op dit punt het bezwaar van belanghebbende gegrond te verklaren en belanghebbende over 2011 te compenseren.
Berekeningsjaren 2009 en 2011 (verrekeningen en beslagvrije voet)
Belanghebbende voert aan dat UHT bij de beoordeling van de jaren 2009 en 2011 geen rekening heeft gehouden met verrekeningen die B/T heeft toegepast. In verband met beslaglegging (op het loon) van belanghebbende is UHT in haar beoordeling voorbij gegaan aan de beslagvrije voet die B/T in acht diende te nemen. Hierdoor is voor deze jaren sprake van hardheid.
UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslagvrije voet niet van toepassing is op KOT. Daarnaast geldt op grond van vaste rechtspraak dat B/T alleen rekening dient te houden met de beslagvrije voet als zij op de hoogte is van alle relevante financiële
informatie. Belanghebbende diende bij het verrekenen van toeslagen een verzoek in te
dienen om de beslagvrije voet toe te passen, hetgeen niet is gebeurd. UHT heeft geen
aanleiding om in het geval van belanghebbende aan te nemen dat de beslagvrije voet
onjuist is toegepast.
De Commissie overweegt dat voor het jaar 2009 geen sprake is geweest van een
beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van
voorschotverlening voor KOT die een direct gevolg is van institutionele
vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of de hardheid,
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b Wht. De KOT is bij voorschotbeschikking
van 10 december 2008 vast gesteld op € 9.921,- en nadien bij voorschot beschikking van 31 maart 2009 verhoogd naar € 10.371 en hierop ook definitief vastgesteld. Van een neerwaartse bijstelling, verrekening of beslaglegging is geen sprake (productie 60). Het bezwaar is om die reden ongegrond.
De Commissie stelt vast dat voor het jaar 2011 wel sprake is geweest van verrekeningen van de voor dat jaar toegekende KOT. Tevens heeft beslaglegging op het loon van belanghebbende plaatsgevonden (productie 62). In het voorgaande is echter vastgesteld dat belanghebbende over 2011 zal worden gecompenseerd over de periode dat haar dochter opvang heeft afgenomen. De nu voorliggende procedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Als belanghebbende van mening is dat haar aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als gevolg van de verrekeningen toekomt, kan zij een verzoek daartoe indienen bij de Commissie Werkelijke Schade.
Aan de bezwaargrond dat B/T bij de verrekeningen geen rekening heeft gehouden met
de beslagvrije voet, komt de Commissie gelet op wat hiervoor is overwogen niet toe. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.
Conclusie ten aanzien van de bezwaren tegen de integrale beoordeling
De bezwaren tegen de afwijzende beslissing na integrale beoordeling zijn gedeeltelijk
gegrond, zodat de Commissie UHT adviseert om de bestreden beschikkingen met
kenmerk UHT-DC I en UHT-DC I A te herroepen. De Commissie adviseert UHT om hierbij een gewijzigde compensatieberekening met een toelichting te verstrekken. De Commissie adviseert om de bestreden beschikkingen met kenmerken UHT-DHR en UHT-DH5 A in stand te houden.
Proceskostenvergoeding
Nu de primaire besluiten met kenmerk UHT-DC I en UHT DC-I A naar de mening van de
Commissie dienen te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor
vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire
vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie:
- om de beschikkingen van 12 september 2022 met kenmerken UHT-DHR en UHTDH5 A in stand te houden;
- om de beschikking van 12 september 2022 met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC I A
te herroepen; - aan belanghebbende aanvullende compensatie toe te kennen voor de jaren 2010
en 2011; - aan belanghebbende aanvullende compensatie toe te kennen voor de
rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008; - de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht daarmee
samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit
advies en daarbij de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en
de rentevergoeding over gemiste KOT voor 2010 en 2011 vast te stellen op de
datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar; - om aan belanghebbende een compensatieberekening met een toelichting te
verstrekken; - vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van
twee punten en een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter