BAC 2022-09242
Publicatiedatum 14-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 22 juli 2022 (UHT-DH5 A, UHT-DC I A, UHT-DC I en UHT-O OGS B)
Ontvangst bezwaarschrift: 6 april 2022
Hoorzitting: 30 april 2024
Overdracht advies aan UHT: 20 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen het besluit over het definitieve compensatiebedrag gedeeltelijk gegrond te verklaren. Daarnaast adviseert de Commissie UHT het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 22 juli 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-IA, UHT-DH5 A en UHT-O OGS B.
In de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I is door UHT besloten dat belanghebbende recht heeft op een definitieve compensatie van € 55.548 voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 en januari 2012.
In de bestreden beschikkingen met de kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC I A is door UHT besloten dat belanghebbende geen recht heeft op een compensatieregeling voor de toeslagjaren 2007, 2011 en februari tot en met december 2012. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode geen fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.
In de bestreden beschikking met kenmerk UHT-O OGS B is door UHT besloten dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 3.482 omdat voor de periode februari tot en met december sprake is van opzet/grove schuld (hierna: O/GS) van de B/T.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht wordt de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Op 22 december 2020 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij beschikking van 1 april 2021 heeft UHT naar aanleiding van de lichte toets besloten dat belanghebbende recht heeft op een voorschot van het forfaitair bedrag van € 30.000 en kenbaar gemaakt dat de situatie van belanghebbende nog niet helemaal is beoordeeld.
- Op 2 juni 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) geoordeeld in haar advies dat de compensatieregeling en hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op de toeslagjaren 2007, 2011 en februari tot en met december 2012. Voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 en januari 2012 is de compensatieregeling wel van toepassing. Voor de periode februari tot en met december 2012 dient een O/GS-tegemoetkoming verleend te worden.
- Bij beschikking van 22 juli 2022 (UHT-DC I) wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 55.548 toegekend voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 en januari 2012.
- Bij beschikking van 22 juli 2022 (UHT-DC I A en UHT-DH5 A) heeft UHT besloten dat belanghebbende geen recht heeft op een compensatieregeling voor de toeslagjaren 2007, 2011 en februari tot en met december 2012. Bij de beoordeling is niet gebleken dat er sprake is van vooringenomen handelen door B/T over deze periode of dat de hardheidscompensatie van toepassing is over deze periode. Ter onderbouwing wordt verwezen naar het advies van CvW.
- Bij beschikking van 22 juli 2022 (UHT-O OGS B) heeft UHT besloten dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 3.482 omdat voor de periode februari tot en met december 2012 sprake was van O/GS van de B/T.
- Gemachtigde heeft op 20 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen voornoemde beschikkingen.
- Gemachtigde heeft op 22 augustus 2022 de aanvullende gronden ingediend.
- Op 14 december 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 23 april 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend, waarin gemachtigde reageert op de schriftelijke reactie van UHT.
- Op 29 april 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend waarin een reactie op de aanvullende gronden van gemachtigde wordt gegeven.
- Op 30 april 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
- Op 8 mei 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing naar aanleiding van de hoorzitting opgesteld. Deze beschouwing is op 28 mei 2024 per mail ontvangen door de Commissie.
- Op 29 mei 2024 heeft gemachtigde gereageerd op de aanvullende beschouwing van UHT.
- De Commissie bestaande uit een fungerend voorzitter en twee leden, heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Component g
Gemachtigde stelt in het bezwaar dat component ‘g’ in de compensatieberekening onjuist is berekend. Gemachtigde komt op een ander bedrag uit.
De Commissie acht de toelichting van UHT zoals is uiteengezet in de schriftelijke reactie van 29 april 2024 en zoals ook ter zitting is besproken, navolgbaar. De Commissie ziet dan geen aanleiding om aan te nemen dat component ‘g’ in de compensatieberekening onjuist is berekend. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Rentevergoeding gemiste KOT
De Commissie volgt het standpunt van UHT, zoals is uiteengezet in de schriftelijke reactie, dat de eerdere berekening met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT dient te worden aangepast in het voordeel van belanghebbende. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de compensatie opnieuw te berekenen in lijn met haar schriftelijke reactie van 29 april 2024.
Immateriële vergoeding
Gelet op het voorgaande dient ook de immateriële schadevergoeding berekend te worden tot het moment van de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding
De Commissie merkt op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook de aanvullende vergoeding van 1% dient te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert UHT om de compensatieberekening aan te passen op voornoemde punten.
Toeslagjaar 2011
Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de KOT over toeslagjaar 2011 niet correct is vastgesteld.
De Commissie overweegt dat op grond van het bezwaar en de gegeven toelichting door gemachtigde ter zitting niet is gebleken van aanknopingspunten die ertoe leiden dat de beoordeling van UHT op dit punt onjuist is. Uit de stukken in het dossier is niet gebleken dat over deze periode terugvorderingen van de KOT zijn geweest. Om deze reden kan over deze periode geen sprake zijn van vooringenomen handelen of hardheid van de B/T. Het bezwaargrond dat over 2011 te weinig KOT is ontvangen valt buiten de reikwijdte van de behandeling van dit bezwaar. Belanghebbende had hiertegen destijds bezwaar moeten maken. Om deze reden adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaar op dit ongegrond te verklaren.
Toeslagjaar 2012
Gemachtigde stelt dat belanghebbende over een langere periode in toeslagjaar 2012 gecompenseerd dient te worden. Volgens gemachtigde is de conclusie van UHT dat belanghebbende evident geen recht op KOT heeft over deze periode onjuist. Door stopzetting van de KOT moest belanghebbende stoppen met haar opleiding in 2012. Hierdoor is zij een bijstandsuitkering gaan ontvangen vanaf 27 januari 2012. Er is niet onderzocht of belanghebbende in de periode van februari tot en met december 2012 een traject volgde bij de gemeente waardoor wel recht zou zijn op kinderopvang. Ten onrechte is geconcludeerd dat er sprake is van evident geen recht.
De Commissie stelt vast dat uit de stukken blijkt dat belanghebbende is gestopt met haar studie en een bijstandsuitkering vanaf 27 januari 2012 ontving. In het bezwaar is naar voren gebracht dat belanghebbende tot april 2012 een MBO-traject volgde. Echter is dit niet nader onderbouwd met stukken. Evenmin zijn er stukken ingebracht van een eventueel traject bij de gemeente of andere gevolgde opleiding. De Commissie overweegt dat het op de weg van belanghebbende ligt om haar stellingen nader te onderbouwen met stukken om het een en ander aannemelijk te maken. De Commissie acht de door UHT gegeven toelichting in de schriftelijke reactie van 14 december 2023 en de aanvulling hierop in de beschouwing gedateerd op 8 mei 2024 navolgbaar.
De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat over toeslagjaar 2012 evident geen recht was op KOT vanaf 27 januari 2012. Gelet op het voorgaande is het de Commissie niet gebleken dat belanghebbende een zogenaamde doelgroeper was, zoals door gemachtigde is aangegeven. De Commissie ziet in het bezwaar onvoldoende aanleiding om te oordelen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals door gemachtigde is betoogd. De Commissie adviseert UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren.
Verrekeningen
De Commissie is verder van oordeel dat de door gemachtigde genoemde verrekeningen in de aanvullende reactie van 29 mei 2024 op zichzelf geen schadepost inhouden. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd. Als belanghebbende van mening is dat haar aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als gevolg van de verrekeningen toekomt, kan zij een verzoek indienen bij de CWS.
Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren deels gegrond zijn en het advies van de Commissie ertoe strekt om de compensatieberekening op voornoemde punten aan te passen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Commissie adviseert om hierbij de hoogste vergoeding toe te kennen met wegingsfactor 2.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen op voornoemde punten;
- het bezwaar voor het overige ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter