Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09149

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 6 juni 2022 (UHT DC I), 6 juni 2022 (UHT DC I A) en 6 juni 2022 (UHT-DH5 A)

Ontvangst bezwaarschrift: 13 juli 2022

Hoorzitting: 24 april 2024

Overdracht advies aan UHT: 17 juni 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren, de compensatieberekening in het voordeel van belanghebbende aan te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 6 juni 2022.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) compensatie toegekend tot een bedrag van € 52.040,- voor de jaren 2007 tot en met 2011 en 2012 (januari tot en met november); er is geen compensatie toegekend voor de maand december 2012.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 6 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT) over de jaren 2011 en 2012. De herbeoordeling is uitgebreid met de jaren 2007 tot en met 2010.
  • UHT heeft bij beschikking van 21 april 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat hij in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,- op grond van de Catshuisregeling.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 6 december 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft overwogen dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat belanghebbende voor de maand december 2012 kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, maar diens toeslagpartner, die voor die maand ook kinderopvangtoeslag heeft toegekend gekregen. De compensatieregeling en de hardheidscompensatie zijn daarom niet van toepassing voor belanghebbende voor de maand december van het toeslagjaar 2012.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor de maand december 2012.
  • De gemachtigde heeft bij brief van 13 juli 2022, ingekomen op 15 juli 2022, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende een bedrag van € 52.040,- toegekend als compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2011 en 2012 (januari tot en met november).
  • De gemachtigde heeft bij brief van 13 juli 2022, ingekomen op 15 juli 2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • De gemachtigde heeft bij brief van 10 augustus 2022 de bezwaarschriften aangevuld.
  • UHT heeft op 3 januari 2024 schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
  • Op 24 april 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • De gemachtigde heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 25 april 2024 nader gereageerd. UHT heeft op 30 april 2024 een aanvullende beschouwing ingediend.
  • Dit advies wordt uitgebracht door drie leden van de Commissie.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming over december 2012 af te wijzen.

Equality of arms
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van equality of arms. In zijn ogen wordt hij in zijn procesbelang geschaad, omdat hij niet de beschikking krijgt over zijn volledige, persoonlijk dossier en daardoor niet kan beschikken over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten.

De Commissie overweegt hierover het volgende. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb. Tegen beslissingen op bezwaar van UHT, die worden opgesteld op basis van de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de bestuursrechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie/beschouwing met bijbehorende producties, waaronder de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC-overzichten), is op 5 maart 2024 aan de gemachtigde toegezonden. Daarmee hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten en daarop kunnen reageren. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

De compensatieberekening
Belanghebbende voert aan dat de compensatieberekening onjuist is. In de beschouwing van 3 januari 2024 stelt UHT zich op het standpunt dat de berekening op diverse punten niet correct is en alsnog zal worden aangepast in het voordeel van belanghebbende. UHT zegt toe:

  • De vergoeding van juridische bijstand voor 2007–2010 te verhogen met 16 procespunten (wegingsfactor 2, hoogste tarief);
  • De rentevergoeding voor gemiste KOT (m.u.v. 2011) te berekenen tot 6 juni 2022;
  • De vergoeding voor immateriële schade (vanaf 24 mei 2011) te berekenen tot de beslissing op bezwaar;
  • De aanvullende vergoeding van 1% opnieuw te berekenen;
  • De eerder te hoog vastgestelde bedragen in het voordeel van belanghebbende (m.b.t. rente/kosten over 2012, juridische bijstand 2011–2012, rentevergoeding 2011) ongewijzigd te laten.

Op de hoorzitting heeft de behandelend ambtenaar van UHT toegezegd dat component o over 2008 wordt gewijzigd naar € 5.433,- (in plaats van € 5.400,-). De Commissie neemt dit, evenals de gemachtigde, met instemming kennis en adviseert UHT overeenkomstig te handelen. Dit onderdeel van het bezwaar is gegrond.

Ten aanzien van component f (2007) betoogde de gemachtigde dat dit € 12.040,- moet zijn in plaats van € 12.120,-. In de aanvullende beschouwing van 30 april 2024 stelt UHT dat € 12.120,- juist is, bestaande uit KOT en toeslagrente. De Commissie acht dit standpunt onjuist op basis van artikel 2.3 lid 1 aanhef en onder b Wht. Het bedrag bij component f mag niet hoger zijn dan bij component e (€ 10.152,-). De toeslagrente mag wel in mindering worden gebracht, maar dan bij de juiste component. De Commissie adviseert aanpassing van de berekening op dit punt.

Afwijzing compensatie en tegemoetkoming over december 2012
De Commissie stelt vast dat KOT vanaf 1 december 2012 niet door belanghebbende is aangevraagd. Aangezien compensatie alleen aan de aanvrager wordt toegekend, is het verzoek om compensatie of tegemoetkoming over december 2012 terecht afgewezen. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.

Werkelijke schade
Deze procedure betreft alleen de standaard vergoedingen, niet de werkelijke schade. Voor vergoeding van werkelijke schade bestaat een aparte procedure waarin de Commissie Werkelijke Schade (CWS) adviseert. Indien belanghebbende van mening is dat zijn schade niet volledig is gecompenseerd, kan hij op grond van artikel 2.1 lid 3 Wht een verzoek indienen bij UHT. Dat wordt dan voor advies voorgelegd aan CWS, wiens oordeel leidend is.

Proceskostenvergoeding
Aangezien het primaire besluit van 6 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I dient te worden herroepen, adviseert de Commissie het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bestaat recht op een forfaitaire vergoeding gebaseerd op 2 procespunten (bezwaarschrift + hoorzitting) met wegingsfactor 2, tegen het hoogste tarief.

Conclusie

De Commissie adviseert het bezwaar deels gegrond te verklaren en om:

  • De compensatieberekening aan te passen:
  • Vergoeding juridische bijstand: +16 procespunten, wegingsfactor 2, hoogste tarief;
  • Component f (2007): vaststellen op € 10.152,-;
  • Toeslagrente gemiste KOT: berekenen tot 6 juni 2022 (m.u.v. 2011);
  • Toeslagrente over 2008: vaststellen op € 5.433,-;
  • Immateriële schade: berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • Aanvullende 1%-vergoeding: opnieuw berekenen.
  • Proceskostenvergoeding toe te kennen: 2 procespunten, wegingsfactor 2, hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter