BAC 2022-09026
Publicatiedatum 13-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 november 2021 met kenmerk UHT-HD CWS
Ontvangst bezwaarschrift: 15 maart 2022
Hoorzitting: 9 april 2024
Overdracht advies aan UHT: 19 juni 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking gegrond te verklaren en een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Belanghebbende heeft op 15 maart 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 24 november 2021 waarin belanghebbende is meegedeeld dat:
hij een aanvullende schadevergoeding krijgt van € 35.872 op basis van het advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Bij beschikking van 26 maart 2020 is belanghebbende meegedeeld dat hij in aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 12.285. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Het bezwaar is door de Commissie behandeld op 17 februari 2021. In de beslissing op bezwaar is het bezwaar gegrond verklaard. Dit heeft geleid tot een aanvullende compensatie van € 6.656.
- Bij beschikking van 2 februari 2021 is belanghebbende meegedeeld dat het compensatiebedrag wordt aangevuld tot € 30.000.
- Op 30 oktober 2020 heeft belanghebbende een verzoek om aanvullende schadevergoeding ingediend bij de CWS.
- Op 8 november 2021 heeft de CWS geadviseerd om een aanvullende schadevergoeding toe te kennen van € 35.872.
- Bij beschikking van 24 november 2021 is het advies van de CWS overgenomen.
- Bij brief van 15 maart 2022 heeft belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt.
- Op 15 maart 2023 heeft UHT aan de CWS gevraagd om de immateriële schade nader te beoordelen op basis van het nieuwe beleidskader.
- Bij e-mailbericht van 17 april 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
- Op 24 juli 2023 heeft de CWS in haar nader advies de totale schade begroot op € 25.042. Daar belanghebbende op basis van het aanvankelijke advies al een bedrag van € 35.872 heeft ontvangen, is er geadviseerd om geen verdere aanvullende schadevergoeding aan belanghebbende uit te betalen.
- Op 7 juni 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend. Op 14 augustus 2023 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
- Op 9 april 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
- Op 14 mei 2024 is een nadere schriftelijke reactie met aanvullende stukken ontvangen van UHT. Gemachtigde heeft op 31 mei 2024 hierop gereageerd.
- De Commissie, bestaande uit de voorzitter en twee leden, heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Het bezwaarschrift is te laat ingediend. UHT heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is gelet op de uitzonderlijke situatie van de toeslagenaffaire. Niet in geschil is derhalve dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade niet te laag heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de bezwaargronden van belanghebbende.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, van de Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat zij zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS.
Besluit is ongemotiveerd en onzorgvuldig
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand is gekomen. UHT heeft nagelaten om zich te vergewissen van de juistheid van het advies van CWS.
De Commissie overweegt te dien aanzien het volgende. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3760) mag een bestuursorgaan afgaan op een door een deskundige uitgebracht advies of rapport, nadat het bestuursorgaan is nagegaan of dit advies of rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies of rapport afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur om een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
De vraag of B/T zich in het besluit mocht baseren op de adviezen van de CWS, beantwoordt de Commissie positief. Naar het oordeel van de Commissie zijn de adviezen van de CWS voldoende gemotiveerd en begrijpelijk.
Welke wet- en regelgeving is van toepassing?
Belanghebbende heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank van 27 februari 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:1266) aangevoerd dat de bestreden beschikking is genomen onder de werking van het Besluit CAF-11 en dat dit besluit ook het toetsingskader dient te zijn en niet de Wht.
De Commissie stelt vast dat de bestreden beschikking is gebaseerd op de compensatieregeling van artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de beleidsregels zoals neergelegd in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (Besluit Compensatieregeling). Met ingang van 5 november 2022 is de Wht van kracht. Voornoemde compensatieregeling is met ingang van die datum ondergebracht in de Wht. Op grond van het overgangsrecht worden compensatiebeschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht. Overigens is dit ook terug te vinden in de uitspraak waarnaar is verwezen door de gemachtigde onder rechtsoverweging 3.1, tweede alinea.
Nieuw beoordelingskader CWS
Belanghebbende heeft in de aanvullende gronden van bezwaar erop gewezen dat de CWS inmiddels een nieuw beoordelingskader hanteert en dat een toetsing op basis van dit kader mogelijk gunstiger uitpakt. De Commissie stelt vast dat naar aanleiding van de aanvullende gronden van bezwaar door UHT aan de CWS is gevraagd een nader advies uit te brengen. Het nader advies van de CWS is gebaseerd op het nieuwe beoordelingskader.
Inkomensschade
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de KOT-problematiek dusdanige invloed heeft gehad op de carrière van zowel belanghebbende als diens partner dat zij daardoor inkomensstijgingen zijn misgelopen. Deze schadepost wordt geraamd op € 252.000.
De CWS heeft in dit verband overwogen dat het onvoldoende aannemelijk is dat belanghebbende en/of diens partner inkomsten zijn misgelopen als gevolg van de stopzetting en terugvordering van de KOT over 2013. Blijkens het advies van de CWS beschikt belanghebbende niet over stukken waaruit af te leiden is dat een promotie is misgelopen dan wel minder is verdiend.
Belanghebbende heeft ter hoorzitting een verklaring overgelegd van de directie van een (familie)bedrijf waarin staat dat belanghebbende na 2015 geen noemenswaardige doorgroeimogelijkheden en/of een salarisverhoging heeft gekregen, terwijl dat wel zou zijn besproken tijdens de sollicitatie in november 2013. De oorzaak zou zijn het feit dat belanghebbende als fraudeur is aangemerkt in het kader van de kinderopvangtoeslagaffaire.
De Commissie is van oordeel dat uit de overgelegde verklaring in alle redelijkheid op onvoldoende aannemelijke wijze blijkt van een causaal verband tussen de (beweerdelijk) misgelopen inkomensstijgingen en de KOT-problematiek. De Commissie kent daarbij gewicht toe aan het feit dat indertijd de beweerdelijke toezegging niet op schrift is gesteld, hetgeen bij een dergelijke belangrijke afspraak ondanks de familieband wel voor de hand had gelegen. Dat de directie van het betreffende bedrijf, ondanks de kennelijke toezegging bij indiensttreding, heeft besloten om het salaris van belanghebbende niet te verhogen omdat hij als fraudeur is aangemerkt, kan UHT niet worden tegengeworpen.
Met UHT is de Commissie van oordeel dat de partner van belanghebbende onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gevolg van de KOT-problematiek is beperkt in haar carrièremogelijkheden en op die wijze schade heeft geleden. Naar het oordeel van de Commissie is dit deel van het bezwaar ongegrond.
Vervangende oppaskosten
De CWS heeft geadviseerd een bedrag van € 35.250 uit te betalen wegens vervangende oppaskosten. In de aanvullende reactie heeft UHT aangegeven aanleiding te zien om de schade vast te stellen op € 37.022,95. Gesaldeerd komt dit neer op een aanvullend bedrag van € 1.772,95. Inclusief wettelijke rente met als middelingsdatum 1 augustus 2017 leidt het tot een aanvullend bedrag van € 2.120,38. De Commissie acht dit onderdeel van het bezwaar derhalve gegrond en adviseert de berekening zoals genoemd in de aanvullende reactie, op te nemen in de beslissing op bezwaar.
Immateriële schade
De CWS heeft geadviseerd om een aanvullende immateriële schadevergoeding toe te kennen van € 11.000. In haar nader advies heeft de CWS dit bedrag gesteld op € 11.600. De CWS heeft hierbij meegewogen dat belanghebbende en diens gezin als fraudeurs zijn bestempeld en nadien ook door diverse personen, instanties en organisaties als zodanig zijn behandeld.
In de aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven de immateriële schade te hebben herbeoordeeld op grond van de aanvullende informatie en deze toen begroot op een bedrag van € 17.500. Dit leidt tot een aanvullend bedrag van € 5.900, omdat reeds een bedrag van € 11.600 is uitbetaald wegens immateriële schadevergoeding. Hierbij dient nog wel het surplus in mindering te worden gebracht op het totaalbedrag zoals is verwoord in de aanvullende reactie. Hierbij heeft UHT binnen bouwsteen A de volgende feiten en omstandigheden meegewogen: de aantasting in de persoon, van de eer en de goede naam. De sociale impact op het leven van belanghebbende en dat van diens partner, de terugbetaling van de KOT is als verzachtend voor belanghebbende en diens partner meegewogen vanwege de geringe omvang, de organisatorische oppasstress en het voeren van de bezwaarprocedure. Daarnaast is ook een component meegewogen die ziet op de sociale impact van de problemen met de KOT op het leven van de kinderen. Voorts zijn als omstandigheden meegewogen het gezamenlijk inkomen in relatie tot de onterecht teruggevorderde KOT, de jaren dat belanghebbende geen toegang had tot de voorziening KOT terwijl daar wel recht op bestond en de stressvolle jaren vanaf de eerste negatieve kinderopvangtoeslagbeschikking afgezet tegen de doorlooptijd van het advies van de CWS.
De Commissie is van oordeel dat UHT op voldoende gemotiveerde wijze tot een aanvullende immateriële schadepost is gekomen en acht dit onderdeel van het bezwaar in die zin gegrond dat UHT wordt geadviseerd in de beslissing op bezwaar te handelen overeenkomstig hetgeen in de aanvullende reactie is verwoord.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond acht, bestaat er aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- De bezwaren met betrekking tot de onderdelen vervangende oppaskosten en
immateriële schade vergoeding gegrond te verklaren; - De compensatieberekening in de aanvullende reactie op te nemen in de beslissing
op bezwaar; - De overige bezwaren ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter