Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02510

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 25 augustus met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 4 oktober 2021

Hoorzitting: 10 mei 2023

Overdracht advies aan UHT: 14 februari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 25 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC-I A.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.


Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 4 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2006 en 2007;
  • Bij brief van 17 april 2021 heeft UHT belanghebbende bericht dat aan haar op basis van een eerste toets geen voorschot van € 30.000,- wordt toegekend, maar dat de herbeoordeling nog niet gereed is;
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 12 augustus 2021 geoordeeld dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid en dat er ook geen reden is om een hardheidscompensatie toe te kennen;
  • Bij beschikking van 25 augustus 2021, met kenmerk UHT-DC-I A, is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009;
  • Gemachtigde heeft bij brief van 29 september 2021, ingekomen op 4 oktober 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 29 april 2022, ingekomen op 4 mei 2022, heeft gemachtigde nadere gronden van bezwaar aangevoerd;
  • Op 12 januari 2023 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd;
  • Op 10 mei 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd;
  • Op 1 en 5 juni 2023 heeft UHT een aanvullende reactie overgelegd;
  • Gemachtigde heeft hier bij e-mailberichten van 26 en 27 juni 2023 op gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toeslagjaren 2006 tot en met 2009
Gemachtigde voert aan dat belanghebbende over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009 KOT heeft aangevraagd en toegekend heeft gekregen. UHT heeft in reactie hierop gesteld dat in haar systemen geen aanvraag of uitbetaling van KOT aan belanghebbende te vinden is, waardoor zij geen aanspraak kan maken op enige compensatie of tegemoetkoming.


De Commissie stelt vast dat UHT de aanvraag om compensatie heeft afgewezen omdat er geen aanvraag KOT van belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2009 bekend is. Een aanvraag KOT wordt geregistreerd op het burger service nummer (hierna BSN) van de aanvrager, ook indien de aanvraag via een bemiddelingskantoor of via de opvanginstelling is ingediend. Reden hiervoor is dat de aanvraag van een toeslag altijd moet worden aangevraagd met het eigen BSN.


Uit productie 14 van het bezwaardossier blijkt dat er geen KOT is aangevraagd. Wel heeft belanghebbende over de periode van 2012 tot en met 2022 bij de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) aanvragen gedaan voor kind gebonden budget en van 2018 tot en met 2022 voor huurtoeslag.


Verder heeft belanghebbende over de periode van 2012 tot en met 2022 (met uitsluiting van 2017) zorgtoeslag aangevraagd.

Om uit te kunnen sluiten dat belanghebbende in de eerdergenoemde periode mogelijk wel KOT heeft aangevraagd en ontvangen is vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid door de Commissie tijdens de hoorzitting van 10 mei 2023 een nader onderzoek ingesteld. Zowel aan UHT als aan gemachtigde zijn vragen gesteld.


FSV-lijst en LIC-gegevens

Op de hoorzitting is UHT verzocht om duidelijkheid te geven over de reden dat belanghebbende op de FSV-lijst voorkwam en tevens is UHT verzocht om de betaal- en verrekenoverzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC-overzichten) ten aanzien van belanghebbende te overleggen. In de aanvullende reactie van 1 juni 2023 heeft UHT uiteengezet dat in de FSV-notitie van belanghebbende niets over de KOT is vermeld. Er is tevens geen enkele link met () terug te vinden. Ook is er niets over een fraudeonderzoek opgenomen in FSV. De reden van de opname in FSV is gerelateerd aan de inkomstenbelasting. In de aanvullende reactie van 5 juni 2023 heeft UHT gewezen op informatie ontvangen van het LIC dat over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009 geen sprake is geweest van KOT beschikkingen ten aanzien van belanghebbende. Er zijn bij het LIC geen betaal- en verrekengegevens van belanghebbende bekend.


De Commissie meent dat UHT aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009 weliswaar op een FSV-lijst heeft gestaan, maar dat die vermelding niets te maken had met haar aanspraak op KOT en daarvoor ook geen gevolgen heeft gehad. Verder constateert de Commissie dat er geen LIC-overzichten zijn aangetroffen waaruit blijkt dat in deze periode betalingen KOT zijn verricht aan belanghebbende danwel ten gunste van belanghebbende.


De getuigenverklaringen, afschriften verzoeken om strafdossier () en gebruikte bankrekeningnummers
Gemachtigde van belanghebbende is op de hoorzitting verzocht om mogelijke getuigenverklaringen over te leggen die zien op de kinderopvang alsmede afschriften van de verzoeken aan het Openbaar Ministerie om een afschrift van het strafdossier in de zaak te ontvangen. Gemachtigde is ook verzocht de door belanghebbende gebruikte bankrekeningnummer(s) te verstrekken zodat de Commissie een gericht verzoek aan de desbetreffende bank kan richten over de geldstroom tussen belanghebbende en kinderopvang over de periode 2006 tot en met 2009.


Gemachtigde heeft op 27 juni 2023 een drietal verklaringen in de bezwaarprocedure gebracht waarin wordt verklaard dat de getuigen hebben gezien dat belanghebbende in de periode 2006 tot en met 2009, dan wel 2007 en 2008, dan wel 2006 en 2007 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang en dat () toeslagen heeft ontvangen. In de opgestelde verklaringen staat verder vermeld dat de getuigen hebben gezien dat mevrouw de eigen bijdrage betaalde en kwitanties daarvoor kreeg.


Gemachtigde heeft geen afschriften van de verzoeken om een afschrift van het strafdossier in de zaak () ingebracht. Ook heeft zij duidelijk gemaakt dat belanghebbende de destijds door haar gebruikte rekeningnummers niet meer heeft kunnen achterhalen.


De drie overgelegde verklaringen zijn naar het oordeel van de Commissie op zichzelf onvoldoende om, in het licht van de informatie van UHT, aan te nemen dat belanghebbende in de periode 2006 tot en met 2009 KOT heeft aangevraagd en ontvangen. Naast de verklaringen zijn specifieke gegevens noodzakelijk over het daadwerkelijke gebruik door belanghebbende van de kinderopvangvoorziening. Daarvoor zouden de bankgegevens van belanghebbende hebben kunnen dienen, die de Commissie voornemens was op te vragen. De Commissie komt echter aan het opstellen van een brief aan de desbetreffende bank over de geldstroom tussen belanghebbende en kinderopvang over de periode 2006 tot en met 2009 niet toe omdat belanghebbende de gebruikte rekeningnummers niet meer heeft kunnen achterhalen.


Conclusie ten aanzien van toeslagjaren 2006 tot en met 2009

De Commissie overweegt gelet op het vorenstaande dat UHT in haar systemen op naam en BSN van belanghebbende geen aanvraag KOT voor deze toeslagjaren heeft kunnen vinden. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld maar niet voldoende overtuigend kunnen onderbouwen dat zij over deze jaren KOT heeft aangevraagd en ontvangen. De Commissie ziet daarom geen aanleiding om belanghebbende te volgen in haar standpunt dat zij een aanvraag KOT heeft ingediend, al dan niet via een kinderopvanginstelling. Voor alle regelingen in het kader van de hersteloperatie geldt dat als er géén KOT is aangevraagd, er géén recht op compensatie of tegemoetkoming kan bestaan.


De Commissie heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende en is ervan doordrongen dat de hoge schuldenlast verstrekkende gevolgen voor haar en haar gezin heeft gehad. Deze omstandigheden houden, hoe ernstig ook, echter geen verband met enig handelen van B/T in het kader van de KOT. Van een discriminatoir beleid kan in dit kader zodoende evenmin sprake zijn.


Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat UHT op goede gronden heeft besloten geen compensatie toe te kennen voor de toeslagjaren 2006 tot en met 2009. Het bezwaar treft geen doel.


Met betrekking tot de overige toeslagen
In afdeling 2.5 van de Wht heeft de wetgever bepalingen opgenomen die zien op de gedupeerde aanvrager van huurtoeslag, zorgtoeslag en kind gebonden budget. B/T kent ambtshalve een tegemoetkoming toe aan een aanvrager van deze toeslagen. Belanghebbende kan bij B/T hierover nadere informatie inwinnen. De Commissie is in het kader van deze bezwaarprocedure niet bevoegd om hierover advies te geven.


Het bezwaardossier en persoonlijke dossier
Gemachtigde voerde tijdens de hoorzitting aan dat het bezwaardossier en de schriftelijke reactie van UHT niet zijn ontvangen. Op 2 februari 2023 heeft gemachtigde geen hard copy van het dossier ontvangen.


De Commissie heeft met gemachtigde afgesproken dat na ontvangst van het bezwaardossier binnen een termijn van twee weken alsnog hierop kan worden gereageerd. Met instemming van gemachtigde is de inhoud ter zitting besproken. Op 12 mei 2023 is het dossier inclusief de schriftelijke reactie naar gemachtigde gestuurd.

Gemachtigde gaf op 26 juni 2023 per e-mail aan vooralsnog geen aanvullingen te hebben, een nadere reactie is ook later niet ontvangen door de Commissie.
Gemachtigde gaf aan dat aan eerdere verzoeken om ook het persoonlijke dossier te verkrijgen (producties 17 en 18) nog niet is voldaan. Na de schriftelijke bevestiging van 22 juli 2021 van B/T (productie 19) dat het verzoek is ontvangen, en dat het wel enige tijd gaat duren om het persoonlijke dossier te krijgen, is daar tot op heden geen gevolg aan gegeven. De Commissie doet een dringend verzoek aan B/T om het verzoek voortvarend in behandeling te nemen.


Schending motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel

De Commissie kan zich verenigen met het door UHT ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Voor zover er al sprake was van een ondeugdelijke motivering dan is de bestreden beschikking, door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, de bijbehorende producties, het ter zitting gevoerde verweer en aanvullende schriftelijke reactie, inmiddels voldoende onderbouwd. Voorts volgt uit deze onderbouwing dat UHT de nodige kennis heeft verzameld over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het bezwaar treft geen doel.


Proceskosten

Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ongegrond is, geen recht op vergoeding.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter