Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03638

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 22 november 2021 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 4 januari 2022

Hoorzitting: 3 april 2024

Overdracht advies aan UHT: 23 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de
Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de
beschikking van 22 november 2021 (UHT-DC-I A) in stand te laten.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag. Deze beschikking heeft betrekking op herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2009 en 2010.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. De bestreden beschikking wordt op grond daarvan geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 11 december 2019 telefonisch verzocht om
    herbeoordeling van de KOT over de jaren 2010 tot en met 2013.
  • In haar advies van 12 november 2021 heeft de Commissie van Wijzen aan UHT geadviseerd om geen compensatie toe te kennen aan belanghebbende omdat geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen of hardheid voor berekeningsjaren 2009 en 2010.
  • Bij beschikking van 22 november 2021 (UHT-DC-I A) (hierna: de aangevallen
    beschikking) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen recht heeft op
    compensatie.
  • Bij brief van 29 december 2021, ontvangen op 4 januari 2022, heeft
    belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de aangevallen beschikking.
  • Bij schriftelijke reactie, ontvangen op 12 januari 2024, heeft UHT gereageerd op
    het bezwaar van belanghebbende.
  • Op 3 april 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Bejegening en zorgvuldigheid procedure
Belanghebbende maakt bezwaar tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie KOT en tegen de gehele procedure die betrekking heeft op de compensatie van KOT. Belanghebbende voert aan dat zij mensonterend is behandeld, dat ten onrechte geen excuses aan belanghebbende zijn aangeboden en dat sprake is van een schimmige procesgang. Bij de beoordeling heeft UHT alleen rekening gehouden met gegevens die B/T, respectievelijk de persoonlijk zaakbehandelaar (hierna: pzb’er) namens UHT heeft aangeleverd. Volgens belanghebbende is de pzb’er sturend opgetreden en heeft belanghebbende onvoldoende gelegenheid gehad om haar kant van het verhaal in te brengen. Belanghebbende heeft geen inzicht in de gegevens die de pzb’er heeft aangeleverd en hoe grondig de dossiervorming is geweest. Belanghebbende geeft aan dat zij vermoedt dat de Commissie van Wijzen geen kennis heeft genomen van de toelichting van belanghebbende. In haar reactie heeft UHT aangevoerd dat het bezwaar ongegrond is.

De Commissie overweegt als volgt. De Commissie vindt het aannemelijk dat zij beschikt over alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Het kader van de Wht biedt geen aanknopingspunten voor de conclusie dat B/T in de jaren 2009 en 2010 institutioneel vooringenomen heeft gehandeld jegens belanghebbende. In de overwegingen hieronder wordt dat nader uitgelegd. Belanghebbende komt om die reden niet in aanmerking voor compensatie. De Commissie benadrukt dat dit niet betekent dat belanghebbende (bewust) onjuiste informatie heeft verstrekt aan B/T. Evenmin betekent dit dat aanleiding bestaat of heeft bestaan om belanghebbende aan te merken als fraudeur. De Commissie is het verder met belanghebbende eens dat de door haar geschetste uitingen van een medewerker van B/T volstrekt ongepast zijn. Gegeven de bejegening door B/T en de wijze waarop UHT gecommuniceerd heeft met belanghebbende, kan de Commissie zich voorstellen dat belanghebbende haar vertrouwen in de overheid is afgenomen.

Afwijzing compensatie 2009-2010
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de verzochte compensatie over de jaren 2009 en 2010 ten onrechte is afgewezen.
In haar reactie licht UHT per berekeningsjaar toe om welke redenen de definitieve
beschikking KOT op een lager bedrag is vastgesteld en belanghebbende teveel ontvangen KOT moest terugbetalen. Bij de definitieve vaststelling van de KOT voor de betreffende jaren was sprake van een hoger toetsingsinkomen dan bij het (voor het begin van dat jaar) vastgestelde voorschot. Ook weken de werkelijke opvanguren af van de uren waarmee bij de voorschotbeschikking voor het betreffende jaar rekening was gehouden. Om deze reden is de definitieve KOT voor de periode 2009 en 2010 per jaar op een lager bedrag vastgesteld dan het voorschotbedrag en moest belanghebbende teveel ontvangen bedragen KOT terugbetalen.

De Commissie stelt vast dat de voor de jaren 2009 en 2010 van belanghebbende
teruggevorderde bedragen verband hielden met (reguliere) wijzigingen in het werkelijk
aantal opvanguren en het toetsingsinkomen. Dit leidt niet tot een aanspraak op
compensatie op grond van artikel 2.1 in samenhang met artikel 2.3 Wht. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de beschikking van 22 november 2021 met als kenmerk UHT-DC-I A in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter