Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-28789

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: Van 21 juni 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 30 juni 2022

Hoorzitting: 20 maart 2024

Overdracht advies aan UHT: 9 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de uitvoeringsorganisatie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de uitvoeringsorganisatie genomen Beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (met het kenmerk UHT-DH5 A) van 21 juni 2022.
Aan belanghebbende is over de toeslagjaren 2013 tot en met 2015 geen compensatie uit hoofde van hardheid bij de uitvoering (UHT-DH5 A) toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 12 maart 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
  • De Commissie van Wijzen (CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 2 mei 2022 aan de uitvoeringsorganisatie toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor het berekeningsjaar 2013 tot en met 2015.
  • Bij beschikkingen van 21 juni 2022 met als kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A is belanghebbende bericht dat geen recht bestaat op compensatie.
  • De gemachtigde heeft bij brief van 23 juni 2022 tegen het besluit met kenmerk UHT-DH5 A een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 30 augustus 2022 heeft belanghebbende de uitvoeringsorganisatie bericht dat hij zal worden bijgestaan door een gemachtigde.
  • Op 21 november 2023 heeft de uitvoeringsorganisatie daarop schriftelijk gereageerd.
  • Op 20 maart 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of de uitvoeringsorganisatie terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming over de jaren 2013, 2014 en 2015 af te wijzen.

De uitvoeringsorganisatie stelt met betrekking tot 2013 dat er geen aanleiding is om te compenseren. De Belastingdienst/Toeslagen heeft belanghebbende op verschillende momenten om informatie gevraagd en uit de archiefstukken blijkt niet dat daarop is gereageerd. Er is dan ook geen aanleiding om vooringenomenheid aan te nemen. Bovendien is er volgens de KOI-viewer enkel kinderopvang afgenomen in de periode van 19 juni 2013 tot en met 31 juli 2013. Omdat belanghebbende in die periode niet op hetzelfde adres woonde als zijn dochter en ook niet blijkt van co-ouderschap, bestond er geen recht op kinderopvangtoeslag. Ook om die reden is er geen aanleiding tot het verlenen van compensatie.

Ook met betrekking tot 2014 ziet de uitvoeringsorganisatie geen aanleiding om te compenseren. Uit de stukken blijkt niet van een verzoek om aanvullende informatie of een rappelbrief. Daarom concludeert de uitvoeringsorganisatie dat er sprake is van vooringenomenheid door de Belastingdienst/Toeslagen in 2014. Toch wordt geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie. Volgens de KOI-viewer vond opvang plaats in de periode van 15 april 2014 tot en met 31 augustus 2014. In die periode stond belanghebbende niet ingeschreven op hetzelfde adres als zijn dochter en blijkt niet van co-ouderschap. Daarom was er ook in 2014 geen recht op kinderopvangtoeslag.

Over 2015 neemt de uitvoeringsorganisatie aan dat sprake was van vooringenomenheid, omdat na een informatie-uitvraag geen rappel is gestuurd. Omdat er in 2015 geen opvang is afgenomen, was er echter evident geen recht op kinderopvangtoeslag.

Belanghebbende heeft in algemene zin aangevoerd dat er niet goed is gekeken naar zijn adresgeschiedenis en inkomsten, waardoor hij in de beoordeelde jaren kinderopvangtoeslag is misgelopen. Ter zitting heeft de gemachtigde daaraan toegevoegd dat belanghebbende wel degelijk op brieven van de Belastingdienst/Toeslagen heeft gereageerd. Bewijsstukken daarvan zijn er niet meer, maar ook van de verzending van de vraagbrieven zijn geen bewijzen in het dossier opgenomen. Daarnaast stelt de gemachtigde dat niet op de KOI-viewer mag worden afgegaan, omdat het gebruik destijds niet verplicht was en de gegevens mogelijk onvolledig zijn.

Ten aanzien van de woonsituatie heeft de gemachtigde toegelicht dat belanghebbende zich weliswaar niet had ingeschreven op hetzelfde adres als zijn dochter, maar feitelijk altijd met haar en zijn partner heeft samengewoond. Na een verhuizing van het gezin in 2013 bleef belanghebbende nog één à twee maanden achter vanwege een dubbel huurcontract. Vervolgens is hij per abuis pas twee jaar later op het nieuwe adres ingeschreven. Dat hij in deze periode in dezelfde plaats werkzaam was, onderstreept volgens de gemachtigde deze stelling. Hierdoor valt volgens hem niet uit te sluiten dat belanghebbende de vraagbrieven niet heeft ontvangen.

De Commissie overweegt als volgt.
Allereerst merkt de Commissie op dat belanghebbende ten aanzien van toeslagjaar 2013 niets heeft aangevoerd dat aannemelijk maakt dat er meer opvang is afgenomen dan in de bestreden beschikking is vermeld. Gelet op de stelling dat niet zonder meer mag worden afgegaan op de gegevens uit de destijds niet-verplichte KOI-viewer, lag het op de weg van belanghebbende om aan te geven in welke periode dan wél opvang is afgenomen. Dat is nagelaten. De Commissie ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van de gegevens in de KOI-viewer.

Verder geldt op grond van artikel 2.1, lid 2, van de Wht dat geen recht op compensatie bestaat indien sprake is van een ernstige onregelmatigheid die aan de ouder toerekenbaar is. Dat is onder meer het geval wanneer er voor de desbetreffende jaren geen recht op kinderopvangtoeslag bestond. Voor dit recht is op grond van artikel 1.3, tweede lid, van de Wet kinderopvang in samenhang met artikel 4, eerste en tweede lid, van de Awir vereist dat de ouder op hetzelfde adres is ingeschreven en zorg draagt voor het kind, of dat sprake is van co-ouderschap.

De Commissie stelt vast dat belanghebbende van 28 januari 2013 tot 23 december 2014 niet op hetzelfde adres als zijn dochter stond ingeschreven, hetgeen ter zitting ook door de gemachtigde is bevestigd. Ook is niet weersproken dat geen sprake was van co-ouderschap. Hieruit volgt dat belanghebbende in de opvangperioden in de toeslagjaren 2013 en 2014 geen recht had op kinderopvangtoeslag.

Gezien het voorgaande concludeert de Commissie dat de uitvoeringsorganisatie terecht heeft beslist dat belanghebbende evident geen recht had op kinderopvangtoeslag en daarom over de jaren 2013 tot en met 2015 niet voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht in aanmerking komt. De vraag of belanghebbende al dan niet heeft gereageerd op de vraagbrieven van de Belastingdienst/Toeslagen, kan daarom verder in het midden blijven. Het bezwaar treft geen doel.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter