Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02180

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 24 september 2021 met kenmerk UHT-DC-I

24 september 2021 met kenmerk UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 18 oktober 2021 (UHT DC-I)

29 augustus 2022 (UHT-DH5 A)

Hoorzitting: 29 maart 2023

Overdracht advies aan UHT: 23 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen aan belanghebbende.

Onderwerp van advies

De door voormalig gemachtigde en vervolgens door opvolgende gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 24 september 2021 (UHT-DC I) en de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 24 september 2021 (UHT-DH5 A). Op 9 maart 2023 heeft gemachtigde zich als gemachtigde gesteld voor belanghebbende.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende over de berekeningsjaren 2009 en 2010 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de hiervoor genoemde jaren een compensatie toegekend. De compensatieregeling is vervallen per 2 februari 2023 met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven op grond van de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 24 september 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 30 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren vanaf 2009.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 8 april 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de berekeningsjaren 2012 tot en met 2014 geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen.
  • Bij brief van 22 juli 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 55.010,-.
  • Bij (afwijzende) beschikking van 24 september 2021 (UHT-DH5 A) is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2012, 2013 en 2014.
  • Bij definitieve beschikking van 24 september 2021 (UHT-DC I) is de voorlopige compensatie aangevuld tot € 57.154,- voor berekeningsjaren 2009 tot en met 2011 en 2015 tot en met 2017.
  • Tegen de definitieve beschikking van 24 september 2021 (UHT-DC I) heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende op 15 oktober 2021 een bezwaarschrift ingediend.
  • Tegen de (afwijzende) beschikking van 24 september 2021 (UHT-DH5 A) heeft de opvolgende gemachtigde van belanghebbende op 29 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 23 september 2022 heeft deze gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • UHT heeft op 3 november 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 9 maart 2023 heeft gemachtigde zich als gemachtigde gesteld voor belanghebbende.
  • Op 29 maart 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
  • Op de hoorzitting van 29 maart 2023 heeft de Commissie afspraken met belanghebbende en UHT gemaakt over het verstrekken van nadere gegevens.
  • Belanghebbende heeft op 29 maart 2023 schriftelijk gereageerd.
  • UHT heeft op 25 april 2023 een aanvullende schriftelijke reactie en een bijbehorend dossier ingediend.
  • UHT heeft op 11 mei 2023 een aanvullend BIP-dossier ingediend.
  • Belanghebbende heeft vervolgens op 16 mei 2023 aangegeven dat zij vanwege het ontbreken van gegevens niet inhoudelijk kan reageren op het overgelegde BIP-dossier.
  • De Commissie heeft het onderzoek op 17 mei 2023 gesloten.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie stelt vast dat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de hierboven vermelde (toewijzende) definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag die ziet op de berekeningsjaren 2009 tot en met 2011 en 2015 tot en met 2017. Het verzoek om compensatie is toegekend voor deze jaren. Het bezwaar van belanghebbende richt zich eveneens tegen de hierboven vermelde afwijzende beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag. Deze laatste beschikking heeft betrekking op berekeningsjaren 2012 tot en met 2014 en het verzoek om compensatie voor deze jaren is afgewezen.


Bezwaargronden
De bezwaargronden van de opvolgende gemachtigde van belanghebbende van 23 september 2022 zien op de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag met betrekking tot de berekeningsjaren 2009, 2010, 2011 en 2015. Meer specifiek richten de gronden zich tegen de berekening van het definitieve compensatiebedrag. De Commissie bespreekt deze gronden hierna.


Na de hoorzitting heeft UHT een nadere schriftelijke reactie en een dossier verstrekt met betrekking tot de periode 2012 tot en met 2014. De gronden van belanghebbende die hierop betrekking hebben bespreekt de Commissie eveneens hierna.


Verrekenoverzichten
In de aanvullende gronden voert belanghebbende aan dat zij niet beschikt over de verrekenoverzichten. Daarom kan zij de aangevallen beschikking niet helemaal controleren. De Commissie overweegt dat UHT in haar dossier alle LIC-overzichten met betrekking tot de in het geding zijnde berekeningsjaren 2009, 2010, 2011 en 2015 heeft overgelegd. Voorafgaande aan de hoorzitting is dit dossier tijdig aan belanghebbende verstrekt.


Berekening definitief compensatiebedrag
Berekeningsjaren 2009-2011
Het is belanghebbende niet duidelijk hoe - in de Berekening definitieve beslissing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: ‘berekening’) (productie 62 dossier UHT) –
de afzonderlijke bedragen van component d. ‘AF: Verschil met laatst vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag’ voor berekeningsjaren 2009 – 2011 tot stand gekomen zijn. Deze berekening is een bijlage bij de aangevallen beschikking van 24 september 2021.


In haar schriftelijke reactie heeft UHT nader toegelicht hoe deze bedragen (berekeningsjaren 2009 – 2011) zijn opgebouwd. Voor deze berekeningsjaren heeft B/T te weinig betaalde KOT alsnog aan belanghebbende betaald. Hierover heeft B/T rente aan belanghebbende vergoed. In component d. van de berekening heeft UHT deze rentevergoedingen opgeteld bij de afzonderlijke bedragen van component c. van de berekening.


De Commissie overweegt dat zowel de berekening als de Uitleg Berekening definitieve beslissing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: ‘uitleg’) bijlagen zijn bij de toewijzende beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag. Deze bijlagen maken hiermee onderdeel uit van de motivering van deze beschikking.
In de uitleg bij de beschikking wordt met betrekking tot component d. het volgende vermeld:


“Uitleg berekening definitief compensatiebedrag kinderopvangtoeslag
We hebben voor deze berekening gekeken naar de toeslagjaren 2009 t/m 2017.
Het compensatiebedrag bestaat uit meer delen…
d Af: Verschil met laatst vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag
Dit bedrag is het verschil tussen het bedrag bij punt b en de laatst vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld als uw kinderopvangtoeslag nog is aangepast na de beoordeling of na bezwaar/beroep. Omdat hierdoor het bedrag van uw kinderopvangtoeslag hoger is geworden (hoger dan het bedrag bij punt b), gaat het van het bedrag bij punt c af. Dit bedrag is nooit hoger dan het bedrag bij punt a.”


De Commissie stelt vast dat met betrekking tot berekeningsjaren 2009 tot en met 2011 de afzonderlijke bedragen van component d. in de berekening hoger zijn dan de bedragen bij component a. De Commissie overweegt dat UHT in de uitleg nu juist gesteld heeft dat deze afzonderlijke bedragen nooit hoger zijn dan de bedragen bij component a. Bovendien maken de rentevergoedingen over de te weinig uitbetaalde bedragen KOT berekeningsjaren 2009 – 2011 volgens de uitleg geen onderdeel uit van component d. In de aangevallen beschikking noch in de schriftelijke reactie gaat UHT in op deze tegenstrijdigheid tussen de berekening en de uitleg.
De Commissie overweegt dat artikel 2.3 lid 1 aanhef onder a. en b. Wht het volgende bepaalt:


Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:
a. een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of
b. een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het berekeningsjaar waarop de compensatie betrekking heeft.


De Commissie stelt daarom vast dat de rentevergoeding die B/T betaald heeft over een bedrag aan KOT wat B/T alsnog heeft betaald, geen onderdeel uitmaakt van het compensatiebedrag.


De Commissie overweegt dat belanghebbende aldus minder compensatie heeft ontvangen dan haar toekomt. UHT heeft rente die B/T vergoed heeft over te weinig betaalde KOT ten onrechte in mindering gebracht op het compensatiebedrag. Hiermee heeft UHT het compensatiebedrag niet overeenkomstig de geldende regelgeving vastgesteld, waarmee de beschikking niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Evenmin is de beschikking juist gemotiveerd. De Commissie constateert dat de door UHT ten onrechte op het compensatiebedrag in mindering gebrachte rentevergoeding in totaal € 2.259,- bedraagt. UHT heeft bevestigd dat dit bedrag juist is. Dit bedrag dient alsnog aan belanghebbende te worden betaald. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit onderdeel gegrond te verklaren en haar beslissing aan te passen. In dit verband en vanwege haar motiveringsplicht, geeft de Commissie UHT nadrukkelijk in overweging om voor berekeningsjaren 2009 – 2011 nieuwe compensatieberekeningen op te stellen.


Berekeningsjaren 2012 - 2014
UHT stelt dat belanghebbende de KOT voor berekeningsjaar 2012 en 2014 zelf heeft stopgezet. Belanghebbende heeft aangevoerd dat het haar onduidelijk is waaruit dit blijkt Volgens belanghebbende had B/T voorafgaande aan nihilstelling van KOT eerst uitvraag moeten doen. De Commissie overweegt dat uit de aan haar bekende gegevens in voldoende mate blijkt dat belanghebbende de KOT voor berekeningsjaar 2012 en 2014 heeft stopgezet. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat dit anders is geweest.


Berekeningsjaar 2015
Belanghebbende stelt dat het bedrag in de berekening bij component a. € 12.108,- behoort te zijn in plaats van € 8.640,-. Belanghebbende vraagt zich af waarom in de brief van 28 april 2017 van B/T vermeld wordt dat zij € 4.857,- moet terugbetalen, terwijl in de berekening bij component c. een bedrag van € 4.702,- wordt vermeld.
In haar schriftelijke reactie heeft UHT nader toegelicht waarop deze bedragen gebaseerd zijn. Hierbij verwijst zij naar de relevante- door haar aan belanghebbende en de Commissie overgelegde gegevens. De Commissie overweegt dat UHT hiermee haar besluit afdoende heeft gemotiveerd. Voor zover er ter zitting nog onduidelijkheden bestonden over de bedragen met betrekking tot berekeningsjaar 2015 van de compensatieberekening stelt de Commissie vast dat UHT inmiddels voldoende duidelijk uiteen heeft gezet waar deze bedragen op zijn gebaseerd. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.


Overige berekeningsjaren
Belanghebbende heeft aangevoerd dat haar verzoek om herbeoordeling zich richt op álle jaren waarin zij KOT heeft ontvangen. De Commissie adviseert over de gronden van bezwaar van belanghebbende die zien op de beschikkingen zoals vermeld in de aanhef van dit advies. Deze beschikkingen zien op de berekeningsjaren vanaf 2009 en niet op álle jaren waarin belanghebbende KOT heeft ontvangen. UHT heeft in haar schriftelijke reactie van 25 april 2023 aangegeven dat de overige berekeningsjaren (vóór 2009) afzonderlijk herbeoordeeld zullen worden. Hiervan volgt een aparte beschikking, waartegen belanghebbende bezwaar kan instellen.

Vergoeding voor immateriële schade
Daar het bezwaarschrift zoals hierboven uiteengezet gedeeltelijk gegrond is, adviseert de Commissie UHT om haar staande beleid toe te passen en de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de datum van beslissing op bezwaar.


Aanvullende vergoeding (1% subtotaal)
Hiervoor heeft de Commissie overwogen dat UHT ten onrechte € 2.259,- op het compensatiebedrag in mindering heeft gebracht. Hieruit volgt dat de aanvullende vergoeding (component n. van de berekening) dient te worden gewijzigd. De Commissie overweegt op basis van het voorgaande dat het subtotaal aangepast wordt naar (€ 56.588 + € 2.259,-) = € 58.847,- . De aanvullende vergoeding wordt dan € 588,-.


Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

ConclusieGelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om: het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;

  • de proceskosten te vergoeden op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
  • het compensatiebedrag aan te passen zoals hierboven omschreven;
  • de vergoeding voor immateriële schade en de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter