BAC 2022-08705
Publicatiedatum 07-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 17 juni 2022 (UHT-DC-I A; UHT-DH A; UHT-DH5 A)
Ontvangst bezwaarschrift: 29 juni 2022 en 11 december 2023
Hoorzitting: 13 november 2024
Overdracht advies aan UHT: 23 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de uitvoeringsorganisatie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door de uitvoeringsorganisatie genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2014 tot en met 2018.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 9 november 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2014 tot en met 2018.
- De uitvoeringsorganisatie heeft bij beschikking van 2 maart 2022 aan belanghebbende medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 2 juni 2022 aan de uitvoeringsorganisatie toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
- De uitvoeringsorganisatie heeft bij de bestreden beschikkingen aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2014 tot en met 2018.
- De gemachtigde heeft bij brieven van 29 juni 2022, ingekomen op 30 juni 2022, tegen deze beschikkingen bezwaarschriften ingediend.
- De gemachtigde heeft bij brief van 11 december 2023, ingekomen op dezelfde datum, het bezwaar aangevuld.
- De uitvoeringsorganisatie heeft op 3 april 2024 schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
- Op 13 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
- De uitvoeringsorganisatie heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 14 november 2024 een nadere schriftelijke reactie ingediend. De gemachtigde heeft daar op 11 december 2024 op gereageerd.
- Dit advies wordt uitgebracht door een voorzitter en twee leden van de Commissie.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of de uitvoeringsorganisatie terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.
De Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend, en zal dat hieronder toelichten.
Compensatie op grond van vooringenomen handelen of hardheid
Belanghebbende stelt dat zij in aanmerking komt voor compensatie op grond van vooringenomen handelen. Zij voert aan dat B/T fouten heeft gemaakt bij het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag, waardoor zij meer heeft moeten terugbetalen dan zij ontvangen heeft.
De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de kinderopvangtoeslag voor de toeslagjaren 2014 tot en met 2018 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel.
De terugvorderingen over de jaren 2014, 2015 en 2016 kwamen voort uit te hoge voorschotbedragen naar aanleiding van de verwachte af te nemen opvanguren, die op basis van de door belanghebbende opgestuurde jaaropgaven en wijzigingen in het toetsingsinkomen opnieuw zijn berekend.
Met betrekking tot toeslagjaar 2017 vonden er twee neerwaartse correcties plaats. De eerste neerwaartse correctie was het gevolg van de stopzetting van de kinderopvangtoeslag door belanghebbende per 1 augustus 2017. De tweede neerwaartse bijstelling vond plaats naar aanleiding van de door belanghebbende opgestuurde jaaropgaven. Bij de definitieve berekening is de kinderopvangtoeslag voor 2017 niet meer gewijzigd.
Voor toeslagjaar 2018 waren de eerste twee neerwaartse correcties het gevolg van stopzettingen door belanghebbende, respectievelijk per 1 maart 2018 en per 1 november 2018. De derde en laatste neerwaartse correctie vond plaats vanwege een stijging van het toetsingsinkomen.
De uitvoeringsorganisatie heeft door middel van de LIC-overzichten en haar aanvullende schriftelijke reactie van 14 november 2024 inzichtelijk gemaakt welke bedragen feitelijk aan belanghebbende zijn uitbetaald, welke bedragen zijn terugbetaald en hoeveel rente er in rekening is gebracht. De Commissie meent, ook gelet op het feit dat door belanghebbende geen andere gegevens zijn overlegd, dat mag worden aangenomen dat de LIC-overzichten een volledig overzicht geven van de betalingen en verrekeningen die feitelijk verricht zijn in het kader van de kinderopvangtoeslag. Uit deze overzichten volgt dat de feitelijke terugvorderingen in overeenstemming waren met de hierboven genoemde neerwaartse correcties. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat hierbij fouten zijn gemaakt.
Gelet op het voorgaande is de Commissie van mening dat in de beoordeelde jaren sprake was van reguliere bijstellingen van de kinderopvangtoeslag, die conform de wet zijn uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidscompensatie. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Dat geen verdere terugvorderingsbeschikkingen en nota’s bekend zijn geworden, zoals in de reactie van de gemachtigde van 11 december 2024 op de verstrekte informatie van de uitvoeringsorganisatie is vermeld, leidt niet tot een ander oordeel. In wat er nu aan informatie ligt, worden de toekenningen en terugvorderingen afdoende verklaard en voor de niet nader onderbouwde stelling van belanghebbende dat zij meer moest terugbetalen dan zij heeft ontvangen, zijn geen aanknopingspunten te vinden. Het bezwaar treft geen doel.
O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende stelt dat zij in aanmerking komt voor een tegemoetkoming wegens onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld (O/GS). Zij voert daarbij aan dat wel degelijk sprake was van een dergelijke kwalificatie, omdat haar verzoek om een persoonlijke betalingsregeling werd afgewezen. Het besluit is volgens haar daarom onzorgvuldig voorbereid.
De Commissie overweegt dat een O/GS-tegemoetkoming op grond van artikel 2.6 van de herstelwetgeving in beginsel alleen wordt toegekend wanneer gebleken is van een O/GS-kwalificatie. In het geval van belanghebbende volgt uit het overzicht van productie 59 dat er geen sprake was van een dergelijke kwalificatie. Nu bovendien niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende om een persoonlijke betalingsregeling heeft verzocht die is afgewezen, ziet de Commissie geen aanleiding de uitvoeringsorganisatie te adviseren om een O/GS-tegemoetkoming toe te kennen. Het bezwaar treft geen doel.
Registratie in signaalvoorziening
Belanghebbende stelt in haar bezwaarschrift dat zij voorkwam in de lijst van de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Zij heeft om die reden een excuusbrief ontvangen van B/T. Dat de uitvoeringsorganisatie deze omstandigheid niet in de beoordeling heeft betrokken, getuigt volgens haar van een onzorgvuldige voorbereiding.
Op de hoorzitting heeft belanghebbende twee excuusbrieven overgelegd. Gebleken is dat deze brieven niet gericht zijn aan belanghebbende, maar aan haar partner. Belanghebbende verklaart dat zij onverminderd een verband ziet tussen deze registratie en de terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag.
De uitvoeringsorganisatie voert onder verwijzing naar productie 60 aan dat niet is gebleken dat belanghebbende op de betreffende lijst stond.
De Commissie ziet geen aanknopingspunten om aan te nemen dat belanghebbende voorkwam op deze lijst. Er zijn verder geen gronden om te veronderstellen dat de vermelding van de partner van belanghebbende op die lijst op enig moment nadelige gevolgen heeft gehad voor de behandeling van de aanvraag voor kinderopvangtoeslag van belanghebbende. Zoals hierboven toegelicht, is de Commissie van opvatting dat sprake was van een normale behandeling van belanghebbende overeenkomstig de regels die golden voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag. De Commissie adviseert de uitvoeringsorganisatie daarom om het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie de uitvoeringsorganisatie om het bestreden besluit in stand te laten. Er is daarom geen aanleiding om te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter