BAC 2022-10450
Publicatiedatum 07-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 16 augustus 2022 (UHT-DC I)
16 augustus 2022 (UHT-DH5 A)
16 augustus 2022 (UHT-DC-I A)
3 oktober 2022 (UHT-O OGS B)
Ontvangst bezwaarschrift: 27 september 2022 en 1 november 2022
Hoorzitting: 26 september 2024
Overdracht advies aan UHT: 14 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden
besluit op onderdelen te herroepen, nieuwe beslissingen te nemen met inachtneming
van dit advies en aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende
bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 16 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I, UHT-DH5 A en UHT-DC-I A en van 3 oktober 2022 met kenmerk UHT-O OGS B.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is belanghebbende bij voornoemde beschikkingen medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2006, 2007, 2012 en 2013 niet in aanmerking komt voor compensatie op grond van vooringenomenheid dan wel hardheid, over de toeslagjaren 2010 en 2011 recht heeft op € 48.521 compensatie op grond van de hardheidsregeling en over de toeslagjaren 2012 en 2013 recht heeft op € 9.384 tegemoetkoming wegens opzet/grove schuld (hierna: O/GS).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 8 februari 2021 een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2007 tot en met 2013. In overleg met belanghebbende zijn de te beoordelen jaren aangepast tot de toeslagjaren 2006, 2007 en 2010 tot en met 2013.
- Bij beschikking van 26 mei 2021 (kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat zij op basis van de eerste toets het forfaitaire bedrag van de Catshuisregeling van € 30.000 uitbetaald krijgt alsmede dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 27 juli 2022 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geadviseerd dat de compensatieregeling van artikel 49b van de Awir en de hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2006, 2007, 2012 en 2013. - Bij definitieve beschikking compensatie KOT van 16 augustus 2022 (kenmerk UHT-DC-I A) is belanghebbende medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2006, 2007, 2012 en 2013 niet in aanmerking komt voor compensatie wegens institutioneel vooringenomen handelen.
- Bij beschikking van 16 augustus 2022 (kenmerk UHT-DH5 A) is belanghebbende
medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2006, 2007, 2012 en 2013 niet in
aanmerking komt voor compensatie wegens hardheid in de toepassing van het stelsel. - Bij beschikking van 16 augustus 2022 (kenmerk UHT-DC I) is het definitieve
compensatiebedrag voor wat betreft de toeslagjaren 2010 en 2011 vastgesteld op
€ 48.521 wegens vooringenomen handelen. Omdat het definitieve bedrag hoger was dan het reeds toegekende voorlopige compensatiebedrag van € 30.000, heeft
belanghebbende een aanvullend bedrag van € 18.521 uitbetaald gekregen. - Bij brief van 27 september 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC I, UHT-DH5 A en UHT-DC-I A.
- Bij definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) van 3 oktober 2022 (kenmerk UHT-O OGS B) is belanghebbende over de toeslagjaren 2012 en 2013 een tegemoetkoming wegens een onterechte O/GS kwalificatie van € 9.384 toegekend.
- Bij brief van 1 november 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar
gemaakt tegen de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B. - Bij brief van 24 januari 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende een
aanvullend bezwaarschrift ingediend. - Op 24 april 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - Op 26 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
verslag gemaakt. - Op 25 oktober 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de aanvullende
bezwaargronden van belanghebbende. - Op 29 oktober 2024 heeft gemachtigde namens belanghebbende per e-mail gereageerd op de aanvullende schriftelijke reactie van UHT.
- De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaren ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Motiveringsbeginsel
Benadeelde is van mening dat de definitieve beschikking UHT-DC I in strijd met het
motiveringsbeginsel tot stand is gekomen. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking weliswaar niet voldoende heeft toegelicht, maar dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van overzichten van het Landelijk incassocentrum (hierna: LIC) en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.
Toeslagjaar 2007
Belanghebbende stelt dat ten aanzien van het toeslagjaar 2007 ten onrechte is geconcludeerd dat het terugvorderingsbedrag onder de € 1.500 lag en dat zij geen recht heeft op compensatie vanwege hardheid. Zij heeft een bedrag aan KOT moeten terugbetalen dat teveel aan de kinderopvanginstelling (hierna: KOI) was uitbetaald en haar dus niet ten goede is gekomen.
UHT heeft in haar beschouwing opnieuw een berekening uitgevoerd op basis van de LIC overzichten. Uit deze nieuwe berekening blijkt dat in het toeslagjaar 2007 € 1.585,55 te veel aan de KOI is overgemaakt door B/T. Uit het dossier blijkt niet dat het te veel betaalde bedrag door de KOI aan belanghebbende of B/T is terugbetaald. Belanghebbende heeft dus inderdaad recht op hardheidscompensatie over 2007, aldus UHT. De Commissie volgt UHT in het (nadere) standpunt dat belanghebbende recht heeft op compensatie over 2007. Voor het toeslagjaar 2007 is aannemelijk geworden dat een bedrag van € 1,585,55 (dus meer dan het drempelbedrag van € 1.500) te veel is uitgekeerd aan de kinderopvanginstelling en dat dit bedrag niet aan belanghebbende ten goede is gekomen. Dit leidt tot de conclusie dat is voldaan aan de vereisten om voor toekenning van compensatie wegens hardheid van het stelsel in aanmerking te komen. De Commissie adviseert UHT daarom dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en een compensatieberekening over toeslagjaar 2007 op te stellen.
Toeslagjaren 2010 en 2011
Component m – kosten juridische hulp
Belanghebbende meent dat zij over de toeslagjaren 2010 en 2011 een vergoeding voor juridische hulp toegekend had moeten krijgen. UHT deelt deze mening gelet op de ingediende bezwaren over die toeslagjaren en heeft in haar nieuwe compensatieberekening voor beide jaren een bedrag van € 1.674 toegekend voor de gemaakte juridische kosten. De Commissie acht daarom dit gedeelte van het bezwaar gegrond en adviseert component m aan te passen zoals weergegeven in de bijlage compensatieberekening.
Component n – immateriële schade
UHT heeft in haar beschouwing opgemerkt dat ten onrechte van een verkeerde startdatum voor de immateriële schadevergoeding is uitgegaan. Uit haar nieuwe compensatieberekening blijkt dat de startdatum 1 maart 2011 had moeten zijn in plaats van 16 maart 2011. UHT is ook voornemens om de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie acht dit gedeelte van het bezwaar gegrond. De Commissie adviseert de start- en einddatum van de vergoeding voor immateriële schade aan te passen zoals voorgesteld in de bijlage compensatieberekening, zoals gehecht
aan de beschouwing van 24 april 2024.
Component o – toeslagrente over gemiste KOT
UHT heeft het standpunt ingenomen dat de rentevergoeding over gemiste KOT over de toeslagjaren 2010 en 2011 incorrect, maar in het voordeel van belanghebbende, is berekend wegens verkeerde start- en einddata. UHT is voornemens de berekening van deze component, gezien het verbod op reformatio in peius, in stand te laten. De Commissie adviseert daarom dienovereenkomstig. De nog uit te voeren herberekening mag er niet toe leiden dat belanghebbende in een slechtere positie geraakt vergeleken met de definitieve beschikking van 16 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I, waartegen het bezwaar is gericht. Met het standpunt van UHT, om diverse componenten over de toeslagjaren 2010 en 2011 wèl en de bedragen onder de componenten n en o over het toeslagjaar 2010 en 2011 niet aan te passen,
constateert de Commissie dat belanghebbende niet in een slechtere positie is geraakt of anderszins is tekortgedaan.
De Commissie adviseert UHT, aansluitend bij haar eigen standpunt, dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de compensatie opnieuw te berekenen en daarbij alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies.
Openstaande vorderingen KOT over toeslagjaren 2010 en 2011
Verder merkt belanghebbende op dat zij een brief van B/T heeft ontvangen waarin staat dat de nog openstaande vorderingen over genoemde jaren worden kwijtgescholden. Zij meent dat daarom de openstaande vorderingen (toeslagjaar 2010 € 14.853 en toeslagjaar 2011 € 15.503) niet in mindering gebracht mogen worden op het compensatiebedrag. De Commissie constateert dat de desbetreffende bedragen op goede gronden in mindering zijn gebracht op het compensatiebedrag. Als uitgangspunt geldt dat alle ouders zo gelijk mogelijk behandeld
dienen te worden. Een ouder die de KOT niet volledig heeft terugbetaald, zou dan bevoordeeld worden boven een ouder die de ten onrechte teruggevorderde KOT wel volledig heeft terugbetaald.
Toeslagjaar 2012
Belanghebbende heeft tijdens de hoorzitting – in tegenstelling tot eerdere verklaringen – gesteld dat zij in het toeslagjaar 2012 niet heeft gewerkt. Belanghebbende beroept zich echter op een overgangsregeling. Belanghebbende stelt dat ze in oktober en november 2011 nog heeft gewerkt en dat zij daarom gedurende de eerste drie maanden van 2012 nog recht op KOT had.
Uit de door gemachtigde na de zitting nog overgelegde stukken blijkt dat belanghebbende inderdaad in november 2011 nog inkomen uit arbeid heeft gehad. UHT heeft in haar aanvullende beschouwing de stelling ingenomen dat dit geen invloed op het recht op compensatie heeft. De reden hiervoor is dat de beëindiging van de KOT niet gebaseerd was op vooringenomenheid, maar op non-respons van belanghebbende na meerdere verzoeken om informatie (zoals blijkt uit producties 46 en 47). De stopzetting door B/T berustte niet op vooringenomen handelen, belanghebbende heeft evenmin omstandigheden aannemelijk gemaakt die het toekennen van compensatie over toeslagjaar 2012 op basis van hardheid rechtvaardigen. De Commissie is van oordeel dat deze bezwaarprocedure niet ziet op het herzien van beschikkingen KOT uit het verleden. Rechten vanuit de gestelde overgangsregeling KOT vallen buiten de reikwijdte van deze bezwaarprocedure op grond van de Wht. De Commissie adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Hoogte O/GS-tegemoetkoming 2012
Belanghebbende betwist de juistheid van de berekening van de O/GS-vergoeding. De
Commissie wijst op het feit dat de O/GS-vergoeding 30 procent bedraagt van het totale bedrag van de terugvordering waarvoor geen persoonlijke betalingsregeling is verstrekt vanwege een onterechte O/GS-kwalificatie. De Commissie ziet in het dossier dat de onterechte O/GS-kwalificatie aanvankelijk uitsluitend was toegepast op een bedrag van € 2.268. UHT heeft de O/GS-berekening echter herzien en vastgesteld dat deze 30 procent van € 2.268 + € 29.009 had moeten bedragen. Dit resulteert in € 9.383,10. UHT concludeert dat het bedrag in de definitieve beschikking, dat op € 9.384 is afgerond, correct is. De Commissie heeft geen reden om aan de juistheid van dit laatste bedrag te twijfelen. De Commissie is van oordeel dat de O/GS-tegemoetkoming in de definitieve beschikking op de juiste wijze is berekend en
adviseert om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Nu de primaire besluiten met kenmerk UHT-DC I en UHT DH5 A naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk dienen te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek tot toekenning van een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- Het bezwaar tegen de beschikking van 16 augustus met kenmerk UHT-DC I, gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rentevergoeding over de gemiste KOT, de kosten voor juridische hulp, de immateriële schadevergoeding;
- Het bestreden besluit UHT-DC I op deze punten te herroepen, de compensatie opnieuw te berekenen en ook alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies;
- Het bezwaar tegen de beschikking van 16 augustus 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
gegrond te verklaren ten aanzien van het toeslagjaar 2007 en een
compensatieberekening met betrekking tot dit jaar op te stellen; - De overige bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC I en UHT-DH5 A en de bezwaren gericht tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-O OGS B ongegrond te verklaren;
- het verzoek om vergoeding van proceskosten toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter