BAC 2021-01197
Publicatiedatum 06-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 29 maart 2021, UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 19 mei 2021
Hoorzitting: 20 januari 2022
Overdracht advies aan UHT: 11 maart 2022
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van belanghebbende, van 16 mei 2021 is gericht tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 29 maart 2021 (UHT-DC I) van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT).
De compensatie is aan belanghebbende toegekend, omdat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 en 2009. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF-11 (hierna: de Compensatieregeling) is aan belanghebbende een bedrag van € 47.537 toegekend.
De compensatie bestaat uit:
- extra vergoeding van 1% (Extra compensatie).
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
- vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
- vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
- vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
- rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag (onderdeel 3.1.6);
Procesverloop
Verzoek inzagedossier
Bij brief van 31 januari 2020 heeft belanghebbende verzocht om inzage van haar dossier. Bij brief van 26 maart 2020 heeft de UHT dit verzoek bevestigd. Bij brief van 5 mei 2020 heeft de UHT aangegeven dat belanghebbende voor het verzoek om inzage in mei zal worden gebeld om zo te bepalen naar welke informatie belanghebbende precies op zoek is en dat belanghebbende zelf naar aanleiding van deze brief niets hoeft te doen. Uit het dossier blijkt niet of dit is gebeurd. Op 21 juli 2020 heeft belanghebbende telefonisch haar verzoek om het dossier herhaald.
Melding
Bij brief van 25 februari 2020 heeft de UHT bevestigd dat belanghebbende zich heeft gemeld bij Toeslagen omdat zij een probleem heeft ervaren met Toeslagen en omdat zij vermoedt dat zij een vergelijkbare behandeling heeft gehad als in de zogenoemde CAF11-zaak. Bij brief van 4 november 2020 heeft de UHT aan belanghebbende laten weten dat haar situatie met de kinderopvangtoeslag als één van de eersten zal worden bekeken.
Eenmalige tegemoetkoming
Bij brief van 15 december 2020 (CAF/UCF/20/370 UHT-750-8) is aan belanghebbende een eenmalig bedrag van € 750 voor de vertraging toegekend.
Vooraankondiging
Bij brief van 21 december 2020 (UHT-VC 1) heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging gestuurd, waarbij zij vaststelt dat bij de beoordeling van de KOT over de toeslagjaren 2008 en 2009 fouten zijn gemaakt. Aan belanghebbende is een voorlopige compensatie van € 46.775 toegekend.
Besluit
Bij besluit van 29 maart 2021 heeft de UHT het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 47.537.
Bezwaar
Bij brief van 16 mei 2021 heeft de gemachtigde van belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit.
Verweerschrift
De UHT heeft bij brief van 14 december 2021 een verweerschrift ingediend.
Nadere stukken
Bij mail van 6 januari en 13 januari 2022 heeft de gemachtigde nadere stukken ingediend waaronder een kopie van het kentekenbewijs van een auto..
Hoorzitting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) heeft het bezwaar ter zitting behandeld op 20 januari 2022. Belanghebbende en haar gemachtigde hebben hieraan deelgenomen door middel van een videoverbinding.
Aanvullende stukken
Op 25 februari 2022 heeft de UHT aanvullende stukken aan de Commissie gestuurd. Deze stukken zijn tevens op 1 maart 2022 aan de gemachtigde toegestuurd. Gemachtigde heeft hier op 2 maart 2022 per e-mailbericht op gereageerd.
Beslistermijn
Gemachtigde heeft ingestemd met verlenging van de beslistermijn tot 14 januari 2022. Ter zitting heeft belanghebbende ingestemd met verder uitstel van de te nemen beslissing op bezwaar tot 15 maart 2022.
Gronden van bezwaar
De gronden van het bezwaar luiden -samengevat- als volgt.
Gemachtigde staat belanghebbende bij sinds 14 mei 2021. De advocaat die gemachtigde voorheen bijstond heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit. Gemachtigde heeft bezwaar gemaakt tegen de compensatiebeschikking, omdat belanghebbende reeds geruime tijd geleden tevergeefs om toezending van haar dossier heeft verzocht.
Gemachtigde beschikt niet over de besluiten inzake toekenning van de KOT en heeft ook geen informatie over de terugvordering hiervan. Derhalve is het volgens belanghebbende niet mogelijk te beoordelen of de compensatiebeschikking juist is. Daarbij wijst gemachtigde erop dat belanghebbende, door de beslaglegging op haar auto en de openbare verkoop van haar woning, alle relevante stukken is kwijtgeraakt. Volgens de gemachtigde zou de vordering van de Belastingdienst ongeveer € 23.000 bedragen en is de woning voor € 90.000 verkocht.
Blijkens een bijlage bij het verweerschrift is de opbrengst van haar auto afgeboekt op vier aanslagen Omzetbelasting (hierna: OB) 2013 en 2014. Dit bevreemdt de gemachtigde, omdat belanghebbende nooit als zelfstandige heeft gewerkt en derhalve niet BTW-plichtig is geweest. Daarom verzoekt gemachtigde om uitleg over de afboeking op de vier aanslagen OB over 2013 en 2014 te overleggen.
Verder wijst de gemachtigde op een kopie van een kentekenbewijs van een tweede auto van belanghebbende die destijds ook door de Belastingdienst in beslag is genomen en waarvan de opbrengst niet is geregistreerd.
Verweer
Ontvankelijkheid
De UHT stelt voorop dat belanghebbende tot en met 14 mei 2021 bezwaar kon maken tegen het besluit ingevolge artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De UHT acht het bezwaar ontvankelijk, gelet op de geringe termijnoverschrijding en de noodzaak voor belanghebbende om duidelijkheid te krijgen of het besluit op juiste gronden is vastgesteld.
Compensatieberekening
De UHT heeft in de schriftelijke reactie en ter zitting de compensatieberekening en alle onderdelen daarvan met stukken onderbouwd toegelicht.
Inbeslagname voertuigen
Met betrekking de verantwoording van de opbrengst van de verkoop van de auto’s en de woning stelt de UHT dat in het systeem geen informatie is gevonden over een mogelijke verkoop van de woning en de auto met het kenteken. UHT heeft na de hoorzitting schriftelijk bevestigd dat nader onderzoek heeft uitgewezen dat er niets in de systemen van de Belastingdienst te vinden is waaruit blijkt dat deze auto in beslag genomen en/of verkocht is. Gemachtigde laat in het e-mailbericht van 2 maart 2022 weten dat met dit onderzoek voldoende opheldering omtrent de inbeslagname van het voertuig is gebracht.
Wel is gebleken dat op 26 november 2014 een auto door de Belastingdienst is verkocht met het kenteken voor € 2.300.
Volgens de UHT is de opbrengst van deze laatste auto meegenomen in de verrekeningen en in mindering gebracht op de openstaande schuld KOT.
Verrekening omzetbelasting
Blijkens het betaal- en verrekenoverzicht van het Landelijke Incasso Centrum (hierna: het LIC-overzicht) is het bedrag van € 2.300 in eerste instantie volledig naar de afbetaling van de omzetbelasting 2013 en 2014 afgeboekt. De opbrengst oversteeg echter het openstaande bedrag omzetbelasting en het restant, een bedrag van € 339,76, is vervolgens, doorgeboekt naar de openstaande schuld van de kinderopvangtoeslag 2009 (2226.04.840.t.90.0401).
Na de hoorzitting heeft de UHT aan de Commissie doen toekomen een brief van de Belastingdienst aan belanghebbende, gedateerd 31 januari 2014, getiteld Belangrijke gegevens voor uw aangifte omzetbelasting. Gemachtigde heeft in reactie hierop laten weten dat gebleken is dat belanghebbende in 2014 enkele maanden ingeschreven stond als zelfstandige in de zorg. Zij heeft echter nooit als zelfstandige gewerkt en geen Btw-aangifte gedaan.
Gemachtigde begrijpt hieruit dat dit laatste heeft geleid tot positieve aanslagen omzetbelasting, die zijn verrekend met de opbrengsten van de auto. Belanghebbende was hier echter niet van op de hoogte, nu haar toenmalige bewindvoerder haar post ontving en dit nooit aan haar heeft medegedeeld.
UHT heeft tevens laten weten dat intern nader onderzoek heeft uitgewezen dat er niets te vinden is in de systemen van de Belastingdienst waaruit blijkt dat de auto met kenteken in beslag is genomen en/of verkocht oid.
De gemachtigde heeft desgevraagd bevestigd dat deze auto door de politie in beslag is genomen. Gemachtigde zal uitzoeken wat men met deze auto heeft gedaan en deze schade meenemen naar de Commissie Werkelijke Schade.
Al met al komt de UHT tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond is.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
o 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
o 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904); - Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag (Staatscourant 2021, nr. 10248);
- Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit proceskosten).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Het bezwaarschrift is strikt genomen buiten de termijn ontvangen. Door gemachtigde is aangegeven dat de toenmalige gemachtigde had nagelaten tijdig bezwaar in te stellen. Nadat belanghebbende van gemachtigde was gewisseld, heeft de huidige gemachtigde zo snel mogelijk bezwaar ingediend. De UHT stelt zich op het standpunt dat de geringe termijn overschrijding door de nieuwe gemachtigde gelet op de noodzaak van inhoudelijke duidelijkheid voor belanghebbende in dit geval geen aanleiding is voor niet-ontvankelijkheid. De Commissie onderschrijft dit standpunt mede gelet op het feit dat het dossier van belanghebbende niet beschikbaar was.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Dossier
De Commissie stelt vast dat, ondanks herhaalde verzoeken de gemachtigde pas na het indienen van een bezwaarschrift de beschikking heeft gekregen over (een deel van) het dossier. De Commissie adviseert UHT met klem om op korte termijn met gemachtigde te overleggen over aanvulling van het dossier met eventuele nog ontbrekende onderdelen. Dit zal met name voor de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade van belang zijn.
Compensatieberekening
De Commissie stelt vast dat er voor de gemachtigde na de zorgvuldige toelichting van de UHT in het verweerschrift en ter zitting duidelijkheid is ontstaan over alle onderdelen van het toegekende compensatiebedrag over de toeslagjaren 2008 en 2009. Alleen ten aanzien van het onderdeel kosten en rente heeft gemachtigde tijdens de hoorzitting een voorbehoud gemaakt maar aangezien dit niet heeft geleid tot een nadere reactie van haar kant, is het bezwaar in zoverre ongegrond.
Verrekeningen
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de opbrengst van de auto met kenteken, die is verrekend met de omzetbelasting onterecht is, aangezien zij destijds niet Btw-plichtig was. De Commissie constateert dat de opbrengst van de auto is verrekend met de omzetbelasting 2013 en 2014 en met de KOT 2009. De Commissie wijst erop dat de Belastingdienst op grond van artikel 30 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) de bevoegdheid heeft om niet alleen posten van de verschillende toeslagen te verrekenen, maar ook openstaande posten op grond van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.
Naar aanleiding van de hoorzitting heeft de UHT een aanvullend onderzoek gedaan naar de vraag of belanghebbende destijds Btw-plichtig was, waarvan de resultaten zijn gedeeld met de Commissie en de gemachtigde. De Commissie begrijpt uit de reactie van de gemachtigde dat dit onderzoek tot voldoende opheldering heeft geleid ten aanzien van dit punt.
Wat betreft de opbrengst van de auto, die is verrekend met de KOT 2009, stelt de Commissie vast dat deze verrekening op goede gronden heeft plaatsgevonden en het bezwaar in zoverre ongegrond is.
Immateriële schade
Bij de compensatieberekening zijn aan belanghebbende bedragen toegekend voor de vergoeding van materiële en voor immateriële schade. Dit betreft forfaitaire vergoedingen. Indien belanghebbende meent, dat de schade die zij geleden heeft, hoger is kan zij een aanvraag indienen voor vergoeding van de werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade, op grond van onderdeel 4 van de Compensatieregeling.
Proceskostenvergoeding
De Commissie heeft vastgesteld dat belanghebbende met name bezwaar heeft ingediend, omdat niet is gereageerd op haar verzoek om inzage in het procesdossier, ook niet na de brief van de UHT van 5 mei 2020. Derhalve meent de Commissie dat de UHT in strijd heeft gehandeld met de te betrachten zorgvuldigheid op grond van artikel 3:2 Awb. Derhalve heeft belanghebbende voor de kosten van rechtsbijstand recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten met elk een wegingsfactor 2. De Commissie adviseert om per procespunt de hoogste vergoeding toe te kennen.
Conclusie
De Commissie stelt vast dat in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de compensatieberekening onjuist is. Het bezwaar is in zoverre ongegrond.
De Commissie adviseert UHT om het volledige dossier ter beschikking te stellen met het oog op een eventuele procedure bij de Commissie Werkelijke Schade.
Ook adviseert de Commissie UHT voor de kosten van rechtsbijstand in deze procedure een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2 toe te kennen met elk een wegingsfactor twee tegen het hoogste tarief, nu belanghebbende was aangewezen op juridische bijstand voor haar verzoek om beschikking te krijgen over haar procesdossier.
Tenslotte adviseert de Commissie de UHT de rentevergoeding over de gemiste kinderopvangtoeslag, alsmede de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter