Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03509

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 7 april 2022 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 14 juni 2023

Hoorzitting: 19 december 2023

Overdracht advies aan UHT: 2 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 7 april 2022.

In de bestreden beschikking heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over deze jaren geen fouten gemaakt.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 12 maart 2020 heeft belanghebbende zich aangemeld voor herbeoordeling van KOT.
  • Bij brief van 21 november 2020 is, als eenmalige tegemoetkoming vanwege vertraging van de behandeling van haar verzoek, een bedrag van € 750 aan belanghebbende toegekend.
  • Op 27 januari 2021 is een bedrag van € 500 als noodvoorziening aan belanghebbende toegekend.
  • Op 22 maart 2021 heeft belanghebbende (nogmaals) verzocht om herbeoordeling van KOT voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009.
  • Bij beschikking van 26 mei 2021 heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat zij op basis van de eerste toets het forfaitaire bedrag van € 30.000 krijgt.
  • Op 9 november 2021 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies uitgebracht dat jegens belanghebbende over de jaren 2007, 2008 en 2009 geen sprake is geweest van vooringenomen handelen. Evenmin is er reden tot toekenning van een hardheidscompensatie.
  • Bij beschikking van 30 november 2021 heeft UHT besloten dat het definitieve bedrag voor de O/GS-tegemoetkoming € 6.246 bedraagt. Omdat dit bedrag lager is dan het al uitgekeerde bedrag van € 30.000, krijgt belanghebbende geen extra bedrag.
  • Op 10 januari 2022 heeft mevrouw mr. K. Bozia namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij beschikking van 7 april 2022 heeft UHT besloten dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009.
  • Op 24 oktober 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 13 juni 2023 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 19 december 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd. Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven dat zijn bezwaarschrift het eerder ingediende bezwaarschrift vervangt.
  • De Commissie heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is. Omdat gemachtigde tijdens de hoorzitting uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zijn bezwaarschrift het eerder ingediende bezwaarschrift vervangt, beschouwt de Commissie het op 10 januari 2022 ingediende bezwaarschrift als ingetrokken.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT terecht heeft besloten dat
belanghebbende geen aanspraak kan maken op compensatie wegens vooringenomen handelen door B/T of hardheid van de toepassing van het systeem voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009.

Belanghebbende stelt dat zij in de jaren 2007, 2008 en 2009 wel recht had op KOT. Vanaf 2007 maakte belanghebbende gebruik van een gastouder (haar schoonmoeder). De facturering ging via het gastouderbureau. Na een maand is belanghebbende hiermee gestopt omdat het gastouderbureau hiervoor geld in rekening bracht. Belanghebbende betaalde daarna rechtstreeks aan de gastouder. Deze gang van zaken heeft zich ook voorgedaan in 2008 en 2009. De ontvangen KOT heeft belanghebbende gebruikt om de gastouder te betalen. Belanghebbende stelt dat zij door de terugvorderingen onevenredig hard is getroffen door de te strikte toepassing van de regels.

UHT stelt zich op het standpunt dat voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2009 geen sprake is geweest van vooringenomen handelen of hardheid. Belanghebbende had voor die jaren geen recht op KOT had omdat geen gebruik is gemaakt van geregistreerde kinderopvang. De door belanghebbende ten onrechte ontvangen KOT is op de juiste gronden teruggevorderd.

De Commissie overweegt dat uit de op de zaak betrekking hebbende gegevens blijkt dat belanghebbende enkel in februari 2007 gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang. In 2008 en 2009 heeft geen opvang plaatsgevonden via een geregistreerde kinderopvanginstelling. Volgens artikel 1.5 van de Wet kinderopvang bestaat alleen recht op KOT als sprake is van geregistreerde kinderopvang. Omdat niet aan deze voorwaarde werd voldaan, bestond geen recht op KOT. Van institutioneel vooringenomen handelen door B/T jegens belanghebbende is geen sprake geweest. Evenmin is in het geval van belanghebbende sprake geweest van hardheid van het stelsel. Wel heeft belanghebbende voor 2007, 2008 en 2009 recht op een O/GS-tegemoetkoming omdat haar destijds een betalingsregeling is geweigerd. Er is haar om die reden een bedrag van € 30.000 uitgekeerd.

Verder is de Commissie van oordeel dat met het indienen van de schriftelijke reactie en de overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. Uit de stellingname van gemachtigde volgt niet dat in het beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten om aan te hemen dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. Nog los van de vraag of dat beginsel als zodanig van toepassing is in de bezwaarfase, volgt de Commissie gemachtigde daarom niet in haar stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn.

Automatische continuatie
Belanghebbende vraagt zich af waarom B/T flinke bedragen aan KOT automatisch continueert, terwijl achteraf wordt gesteld dat ‘evident geen recht op kinderopvang bestond’. De automatische continuatie van de KOT over de toeslagjaren 2008 en 2009 heeft tot zeer nadelige financiële gevolgen geleid voor belanghebbende in de daaropvolgende jaren. Van B/T mag verwacht worden dat extra waarborgen in het aanvraagsysteem worden ingebouwd als de ouder niet zelf om prolongatie vraagt. Die moeten voorkomen dat ouders worden geconfronteerd met latere terugbetalingen en verrekeningen. Belanghebbende heeft in een brief van 18 november 2008 aan B/T expliciet benoemd dat zij maar één keer gebruik heeft gemaakt van het gastouderbureau. Vanwege de kosten die het gastouderbureau in rekening brengt, heeft ze ervoor gekozen om hier geen facturen meer in te vullen en vanaf maart 2007 de KOT zelf rechtstreeks aan haar schoonmoeder te betalen.

De Commissie overweegt als volgt. Belanghebbende heeft verteld dat zij informatie inwon bij B/T over de regels voor de KOT bij opvang door een gastouder. Zij heeft de opvang vervolgens ook op die manier ingericht. Na één maand heeft belanghebbende echter ervoor gekozen om te stoppen met deze vorm van geregistreerde opvang. Zij voldeed vanaf dat moment niet meer aan de eisen die aan de toekenning van de KOT worden gesteld. Toch heeft zij de KOT toen niet stopgezet. Ook bij continuering van de KOT in 2008 heeft zij dat niet gedaan. Eerst in haar brief van 18 november 2008 heeft belanghebbende te kennen gegeven dat ze sinds maart 2007 ervoor koos te stoppen met geregistreerde opvang. Dat de KOT nadien toch nog werd gecontinueerd maakt niet dat reeds op die grond vooringenomenheid of hardheidmoet worden aangenomen. De Commissie neemt daarbij in aanmerking dat de brief werd gevoegd als bijlage bij het antwoordformulier over 2007 en eerst na continuering van de KOT over 2009 tot een inhoudelijke reactie heeft geleid.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is, adviseert de
Commissie het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren; en
  • het bestreden besluit in stand te laten; en
  • het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter