Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03440

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 30 november 2021

Ontvangst bezwaarschrift: 5 januari 2022

Hoorzitting: 17 februari 2023

Overdracht advies aan UHT: 24 mei 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen de compensatiebeschikking ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door hierna: gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 3 januari 2022 is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) met kenmerk UHT-DC-I A van 30 november 2021. In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie KOT ten aanzien van de toeslagjaren 2008 tot en met 2013.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).
Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet daarop moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 17 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2010 tot en met 2013.
  • Bij besluit van 30 april 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat UHT nog geen reden ziet haar € 30.000 te betalen.
  • Op 9 augustus 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat de lichte toets nogmaals is uitgevoerd en dat UHT nog steeds geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen.
  • Bij beschikking van 30 november 2021 (UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2013.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 3 januari 2022, ingekomen op 5 januari 2022, tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 29 december 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift (hierna: verweerschrift).
  • Bij e-mailbericht van 2 februari 2023 heeft gemachtigde de reactie van belanghebbende op het verweerschrift aan de Commissie toegestuurd.
  • Bj e-mailbericht van 9 februari 2023 heeft gemachtigde een aantal stukken waaronder acceptgiro’s aan de Commissie overgelegd.
  • Op 10 februari 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
  • Op 10 maart 2023 heeft UHT naar aanleiding van de nagekomen stukken van belanghebbende een aanvullende schriftelijke reactie toegestuurd. Deze is met een verzoek om reactie aan gemachtigde doorgezonden.
  • Op 11 april 2023 heeft belanghebbende via haar advocaat in een e-mailbericht op de nagezonden informatie gereageerd.
  • Beide stukken zijn aan het dossier toegevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ook voldoet aan de andere daaraan gestelde eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beschikking van 30 april 2021 (afwijzing € 30.000 op grond van Catshuisregeling)
Alhoewel het bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van 30 november 2021 (UHT-DC-I A), stelt belanghebbende in haar aanvulling op het bezwaarschift d.d. 2 april 2023 ook het besluit van 30 april 2021 aan de orde. Zij vraagt waarom zij bij deze besluitvorming te maken kreeg met een bijzondere handelswijze van UHT. De behandelende ambtenaar van UHT heeft daarop gereageerd in haar aanvullende verweerschrift van 10 maart 2023. Gelet op het feit dat belanghebbende in haar reactie op dit aanvullende verweer het besluit van 30 april 2021 verder buiten beschouwing laat, gaat de Commissie ervan uit dat haar vraag over de handelswijze met die reactie voldoende is beantwoord.

Bestreden beschikking van 30 november 2021 (UHT-DC-I A, afwijzing compensatie KOT over de jaren 2008 tot en met 2013)
Dossier onvolledig
Gemachtigde geeft aan dat belanghebbende niet over haar volledige dossier beschikt.
Belanghebbende stelt daarnaast dat zonder dit volledige persoonlijke dossier niet kan worden beoordeeld of alle relevante stukken aanwezig zijn. De Commissie volgt dit standpunt niet. Zij heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden om aan te nemen dat niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. Het verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn aan gemachtigde toegezonden. Hiermee hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit.

Besluit onvoldoende gemotiveerd, onzorgvuldig.
Ten aanzien van de motivering van het besluit overweegt de Commissie dat UHT de bestreden beslissing inderdaad niet uitvoerig heeft toegelicht, maar dat dit niet impliceert dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van het invul- en beoordelingsformulier, beschikkingen en overige producties, het bestreden besluit in ieder geval voldoende is onderbouwd.

Berekeningen KOT
Belanghebbende geeft aan dat ten aanzien van de toeslagjaren in geding een aantal van de door B/T vastgestelde toekennings- en terugvorderingsbedragen niet juist zijn; zo zou zij voor te weinig opvanguren KOT toegekend hebben gekregen en teveel aan KOT hebben moeten terugbetalen; ook werd de KOT niet snel genoeg aangepast aan de door haar op tijd doorgegeven wijzigingen waardoor de terugvorderingsbedragen onnodig hoog waren.
De Commissie wijst in dit verband op het wettelijke systeem voor toekenning van KOT en de afhankelijkheid van verstrekking van gegevens door een aanvrager. Belanghebbende heeft in de betrokken periode diverse gegevens aangeleverd op grond waarvan voorschotten zijn toegekend. Het is volgens de Commissie niet aannemelijk geworden dat bij deze handelswijze sprake is geweest van vooringenomen handelen dan wel hardheid jegens belanghebbende ten aanzien van de jaren 2008-2013. Dat het enige tijd geduurd heeft voordat de door haar doorgegeven wijzigingen verwerkt waren, maakt dat niet anders.
De Commissie merkt in dit verband verder nog op dat belanghebbende in feite vraagt om een integrale beoordeling van de toeslagjaarbedragen zoals deze in die tijd zijn vastgesteld.
De Commissie stelt voorop dat de compensatieregeling niet is bedoeld als een integrale herbeoordeling van al onherroepelijk vaststaande beschikkingen tot toekenning of terugvordering van KOT, maar slechts een mogelijkheid biedt tot verlening van compensatie in bepaalde gevallen en op bepaalde gronden, te weten

  • indien er bij de uitvoering van de KOT voor 23 oktober 2019 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de B/T of
  • indien de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Wet kinderopvang (WKO)of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de KOT heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd aan het het wettelijke systeem.

Het enkele feit dat er onduidelijkheid is over het antwoord op de vraag of bij de bevoorschotting, definitieve vaststelling en terugvordering van de KOT steeds is uitgegaan van de juiste gegevens, maakt niet dat daarom reeds sprake is (geweest) van vooringenomen handelen of hardheid zoals bedoeld in de Wht.
De Commissie ziet dan ook geen aanleiding om UHT te adviseren tot een dergelijke herbeoordeling over te gaan.

Belanghebbende betwist daarnaast ook de juistheid van de door UHT in het verweerschrift gehanteerde bedragen; zo zou zij onder meer een hoger bedrag aan KOT hebben terugbetaald dan gesteld wordt.

De Commissie heeft in aanmerking genomen dat UHT zich bij het verweer heeft gebaseerd op een aantal betaal- en verrekenoverzichten die zijn opgebouwd op basis van de betalingen en verrekeningen die feitelijk zijn verricht en derhalve zijn terug te vinden in de beschikkingen die belanghebbende heeft ontvangen en de betalingen die belanghebbende heeft verricht. Deze overzichten geven, ook in het licht van de door belanghebbende geproduceerde gegevens, de Commissie geen aanleiding om de juistheid van de door UHT gehanteerde bedragen in twijfel te trekken.

Persoonlijke betalingsregeling
Belanghebbende stelt dat zij in verband met de terugvordering ten aanzien van het toeslagjaar 2012 tevergeefs een persoonlijke betalingsregeling heeft aangevraagd. UHT geeft in het (aanvullend) verweerschrift aan dat belanghebbende bij het Landelijk Incasso Centrum (LIC) in december 2014 een persoonlijke betalingsregeling voor openstaande vordering betreffende meerdere toeslagen heeft aangevraagd en dat deze, in tegenstelling tot hetgeen belanghebbende heeft aangegeven, is toegekend.
Wat daar ook van zij, de Commissie benadrukt dat alleen bij een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, het niet treffen van een persoonlijke betalingsregeling vooringenomenheid of hardheid oplevert. Dat er in dit geval sprake was van een dergelijke kwalificatie is volgens haar onvoldoende aannemelijk geworden.

Gezien het vorenstaande concludeert de Commissie dat de bezwaren van belanghebbende geen doel treffen en dat de bezwaren ongegrond zijn. Hetgeen belanghebbende verder nog heeft aangevoerd brengt de Commissie niet tot een andere conclusie.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter