BAC 2023-11482
Publicatiedatum 06-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 12 december 2022 (UHT-DCHA)
Ontvangst bezwaarschrift: 23 januari 2023
Hoorzitting: 27 juni 2024
Overdracht advies aan UHT: 5 juli 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) om de bezwaren in deze zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking deels te herroepen en opnieuw te beslissen overeenkomstig dit advies. Tevens adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door de gemachtigde namens de belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 12 december 2022 met kenmerk UHT-DCHA.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 van de Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van deze wet.
Procesverloop
- De belanghebbende heeft op 12 mei 2021 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2010 tot en met 2012. In overleg is dit verzoek aangepast naar de toeslagjaren 2005 tot en met 2010, 2014 en 2015.
- Bij beschikking van 18 mei 2022, met kenmerk UHT CHR GU, is aan de belanghebbende medegedeeld dat er (nog) geen recht bestaat op het forfaitaire compensatiebedrag van € 30.000.
- Bij brief van 22 juni is namens de belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek op 13 oktober 2022 aan UHT verstuurd. De CvW heeft – kort samengevat – geoordeeld dat de belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van Van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel over de toeslagjaren 2005 tot en met 2010, 2014 en 2015.
- Bij beschikking van 12 december 2022, met kenmerk UHT-DCHA, is aan de belanghebbende medegedeeld dat er geen recht bestaat op compensatie voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2010, 2014 en 2015.
- Bij brief van 23 januari 2023 is namens de belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
- Bij e-mail van 24 juli 2023 is door de uitvoeringsorganisatie aangegeven dat de rechtbank op 16 mei 2023 het beroep wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar in behandeling heeft genomen.
- Op 16 november 2023 is schriftelijk gereageerd op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 17 juni 2024 zijn de gronden van bezwaar aangevuld door de gemachtigde.
- Bij beslissing van 19 juni 2024, met kenmerk UHT-BOB ET A M, is het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT CHR GU kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
- Op 27 juni 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is als bijlage toegevoegd.
- Op 28 juni 2024 is een aanvullend stuk ingediend door de uitvoeringsorganisatie.
- De Commissie, bestaande uit drie leden, heeft de bezwaren behandeld en het navolgende advies opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Zorgvuldigheidsbeginsel en ontbreken vooraankondiging
De belanghebbende stelt in bezwaar dat de bestreden beschikking is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, aangezien er geen vooraankondiging is gedaan en er geen gelegenheid is geboden om een zienswijze in te dienen. Daarnaast wordt gesteld dat het dossier onvolledig is omdat het niet voldoet aan de lijst van 35 onderdelen zoals benoemd door de uitvoeringsorganisatie tijdens een Kennisnetbijeenkomst op 15 september 2023.
De Commissie volgt deze stelling over het onvolledige dossier niet. De beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 22 februari 2024 verstrekt. De Commissie ziet geen aanleiding om aan te nemen dat hiermee niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde verplichting tot inzage van alle relevante stukken. Het feit dat het dossier niet alle onderdelen bevat die tijdens genoemde bijeenkomst zijn genoemd, doet hier niet aan af. De Commissie adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
De belanghebbende heeft geen vooraankondiging ontvangen en heeft daardoor destijds geen zienswijze kunnen indienen. De Commissie overweegt dat, hoewel dit niet de juiste gang van zaken is, de belanghebbende tijdens de bezwaarprocedure wel de gelegenheid heeft gekregen om haar bezwaren toe te lichten en te onderbouwen. Deze tekortkoming is daarmee hersteld. Nu niet is aangegeven welk nadeel hiervan is ondervonden, wordt dit bezwaar verder buiten beschouwing gelaten. De Commissie adviseert dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Recht op compensatie
De belanghebbende stelt dat haar ten onrechte geen compensatie is toegekend over de toeslagjaren 2006, 2007, 2014 en 2015. Volgens haar was in deze jaren sprake van vooringenomenheid dan wel hardheid van het stelsel.
2006 en 2007
Tijdens de hoorzitting heeft de uitvoeringsorganisatie aangegeven voornemens te zijn om de belanghebbende alsnog te compenseren over de toeslagjaren 2006 en 2007 op basis van hardheid. De Commissie neemt met instemming kennis van dit standpunt en adviseert de uitvoeringsorganisatie om een compensatieberekening op te stellen over deze jaren, deze bij de beslissing op bezwaar te voegen en het berekende bedrag aan de belanghebbende uit te keren.
2014 en 2015
De belanghebbende voert aan dat haar aanvragen voor kinderopvangtoeslag over de jaren 2014 en 2015 op vooringenomen wijze zijn behandeld, en dat zij daarom recht heeft op compensatie op die grond.
Ten aanzien van het jaar 2014 stelt de belanghebbende dat zij tweemaal op verzoek van de betrokken dienst informatie moest aanleveren, omdat de eerder verstrekte gegevens de eerste keer niet waren ontvangen. Toen de informatie na het eerste verzoek uitbleef, is de toeslag stopgezet.
Voor het jaar 2015 voert de belanghebbende aan dat zij eveneens ten onrechte niet is gecompenseerd. De toeslag over dat jaar is tegelijk met die over 2014 stopgezet, omdat ook in dat verband verzochte informatie niet was ontvangen. Volgens haar is er over het jaar 2015 zelfs vaker informatie opgevraagd.
De Commissie overweegt als volgt.
De Commissie kan zich vinden in het standpunt van de uitvoeringsorganisatie dat in de toeslagjaren 2014 en 2015 geen sprake is geweest van vooringenomenheid of hardheid van het stelsel. De nihilstelling van de voorschotbeschikking over 2014 volgde op het uitblijven van de gevraagde informatie, ondanks herhaalde verzoeken.
Nadat alsnog contact was gelegd met de kinderopvanginstelling en de benodigde gegevens waren ontvangen, is op 15 oktober 2015 opnieuw kinderopvangtoeslag toegekend voor dat jaar. Er zijn vervolgens geen neerwaartse aanpassingen meer geweest.
De Commissie merkt op dat de betrokken dienst de belanghebbende ambtshalve heeft geïnformeerd over haar recht op toeslag over het jaar 2015 na de eerdere stopzetting. Vervolgens is opnieuw informatie opgevraagd. De verstrekte gegevens leidden tot twijfel over de exacte opvangperiode. Na navraag bij de kinderopvanginstelling bleek dat opvang had plaatsgevonden van januari tot en met maart 2015. De dienst heeft daarop toeslag toegekend voor die periode en de toeslag voor de resterende maanden beëindigd. Daarna zijn er geen wijzigingen meer doorgevoerd.
Gelet op het voorgaande ziet de Commissie geen aanleiding om compensatie toe te kennen op basis van vooringenomenheid over de jaren 2014 en 2015. Ook zijn er geen bijzondere omstandigheden in het dossier aangetroffen die compensatie op grond van hardheid zouden rechtvaardigen. De Commissie adviseert daarom om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is en het bestreden besluit herroepen dient te worden, adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:
- Het bezwaar dat gericht is tegen de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCHA gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat een compensatieberekening wordt opgesteld en compensatie wordt toegekend over de toeslagjaren 2006 en 2007 opgrond van hardheid.
- Een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter