Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10181

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 2 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT DH5 A en UHT-DH A

Ontvangst bezwaarschrift: 5 september 2022

Hoorzitting: 14 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 12 februari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 2 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT DH5 A en UHT-DH A, waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2013 tot en met 2017 geen compensatie is toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b, en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het vorenstaande moeten de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 12 juni 2020 verzocht om een herbeoordeling van haar aanspraken op kinderopvangtoeslag. UHT heeft in het kader van de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2013 tot en met 2017 en een zienswijze ingediend bij de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
  • De CvW heeft op 3 mei 2022 het verzoek van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat belanghebbende over de toeslagjaren 2013 tot en met 2017 niet in aanmerking komt voor compensatie wegens institutionele vooringenomenheid of hardheid.
  • Bij beschikkingen van 2 augustus 2022 heeft UHT het verzoek om compensatie over de toeslagjaren 2013 tot en met 2017 afgewezen (UHT-DC-I A, UHT DH5 A en UHT-DH A).
  • Bij schrijven van 30 augustus 2022, op 5 september 2022 door UHT ontvangen, heeft gemachtigde bezwaarschriften ingediend tegen de beschikkingen van 2 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH5 A en UHT-DH A.
  • UHT heeft op 25 april 2023 schriftelijk gereageerd.
  • Op 14 november heeft de Commissie een (digitale) hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd. Mr. P van Dijken is als mede–adviseur opgetreden.
  • De Commissie heeft UHT naar aanleiding van de hoorzitting in de gelegenheid gesteld een aanvullende reactie in te dienen. Deze is op 9 januari 2024 door de Commissie ontvangen. Gemachtigde heeft op 18 januari 2024 nader gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Geen schending inzagerecht en/of equality of arms
Belanghebbende heeft aangevoerd dat UHT heeft verzuimd stukken te overleggen, die voor de beoordeling van het bezwaar relevant zijn. Het inzagerecht en de equality of arms zouden hiermee geschonden zijn. De Commissie overweegt met betrekking tot deze procedurele bezwaren als volgt.

Ingevolge artikel 7:4 lid 2 Awb jo. artikel 5.2 lid 3 tot en met 4 Wht (voorheen artikel 49e lid 3 t/m 4 Awir) heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken (hierna: het inzagerecht).

Bij de schriftelijke reactie heeft UHT een uitgebreid dossier overgelegd, waaronder begrepen de door belanghebbende verlangde LIC-overzichten. Het komt de Commissie voor dat belanghebbende hiermee kan beschikken over de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het is niet aannemelijk dat belanghebbende in haar rechtspositie is geschaad door het niet overleggen van stukken.

De Commissie is gezien het voorgaande de opvatting toegedaan dat het inzagerecht en de equality of arms in deze bezwaarprocedure niet worden geschonden.

Geen sprake van veronachtzaming artikel 6.7 Wht
Ingevolge artikel 6.7 lid 1 Wht informeert UHT voorafgaande aan de beslissing op aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 Wht, de aanvrager schriftelijk over deze beslissing door middel van een vooraankondiging.

Tot 15 juli 2023 gold deze regel niet voor de gevallen waarin UHT voornemens was tot afwijzing van de aanvraag, zodat UHT deze regel in het geval van belanghebbende niet hoefde toe te passen. Dat artikel 6.7 lid 1 Wht (nieuw) getuige de MvT terugwerkende kracht heeft, doet daar niet aan af. Deze regel kan niet met terugwerkende kracht worden gehanteerd voor beschikkingen die vóór 15 juli 2023 tot stand zijn gekomen.

Vermeende schending beslagvrije voet onvoldoende voor hardheidscompensatie
Over de toeslagjaren 2015 tot en met 2017 hebben neerwaartse correcties van de kinderopvangtoeslag van belanghebbende plaatsgevonden. De Belastingdienst/Toeslagen heeft deze neerwaartse correcties gebaseerd op gegevens van de kinderopvang en belanghebbende zelf. Van individuele of institutionele vooringenomenheid jegens belanghebbende is daarbij geen sprake geweest.

Belanghebbende maakt over deze toeslagjaren aanspraak op hardheidscompensatie. Ter invordering over de toeslagjaren is mede verrekend met andere uitbetalingen aan belanghebbende, zoals zorgtoeslag, een te ontvangen bedrag inkomstenbelasting en kinderopvangtoeslag. Daarbij is geen rekening gehouden met de beslagvrije voet van belanghebbende. De Commissie overweegt als volgt.

Bij verrekening van vorderingen met toeslagen was tot 1 januari 2021 (vgl. artikel 4:93 lid 4 Awb jo. 475c Rv oud) in het geheel geen beslagvrije voet van toepassing. Bij de wettelijke regeling vanaf 1 januari 2021 worden de toeslagen wél meegenomen in de beslagvrije voet (zie artikel 475c lid 1 onderdeel j Rv nieuw), met uitzondering van de kinderopvangtoeslag.

In het dossier zijn LIC-overzichten over de toeslagjaren 2015, 2016 en 2017 opgenomen (productie 26a, productie 32a en productie 36c). In deze overzichten is terug te zien waarmee de terugvorderingen over deze toeslagjaren zijn verrekend. Hieruit volgt dat de terugvorderingen over de toeslagjaren 2015 en 2016 op 8 juni 2018 en 27 mei 2019 zijn verrekend met de teruggaaf inkomstenbelasting 2017 (€ 110,-) en de voorschotbeschikking zorgtoeslag 2018 (€ 687,- en € 647,-).

De Commissie is van opvatting dat de enkele omstandigheid, dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de verrekening in 2019 van de terugvorderingen kinderopvangtoeslag met zorgtoeslag 2018 geen beslagvrije voet heeft aangehouden, onvoldoende is om te concluderen tot hardheid bij de uitvoering. Daarbij neemt de Commissie mede in overweging dat bij een dergelijke verrekening de beslagvrije voet destijds niet van toepassing was en in het geval van belanghebbende is verrekend met een na te betalen bedrag aan zorgtoeslag.

Met betrekking tot de verrekening van terugvorderingen met de inkomstenbelasting 2017 (na afloop van het tijdvak ex artikel 13 lid 2 Algemene Wet Rijksbelastingen op 8 juni 2018) en de kinderopvangtoeslag geldt dat tot op de dag van vandaag hieraan geen beslagvrije voet is gebonden. De Commissie ziet ook met betrekking tot deze verrekening geen aanleiding om hardheid aan te nemen.

Proceskostenvergoeding
Het bezwaar van belanghebbende leidt naar opvatting van de Commissie niet tot herroeping van de bestreden beschikkingen. Nu er geen aanleiding bestaat om de bestreden beschikkingen te herroepen, komt belanghebbende niet in aanmerking voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter