BAC 2022-10160
Publicatiedatum 30-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 8 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC-I A
Hoorzitting: 25 juli 2024
Overdracht advies aan UHT: 24 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende op 29 augustus 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht
tegen de door UHT op 8 augustus 2022 genomen definitieve beschikking afwijzing
compensatie kinderopvangtoeslag (kenmerk: UHT-DC-IA).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende bij beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A medegedeeld dat zij geen recht heeft op een tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2014 en dat zij over die jaren en periode ook geen recht heeft op compensatie op grond van de compensatieregeling. Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 22 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van
de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 tot en met 2012.
Nadien is dit verzoek in overleg met belanghebbende gewijzigd naar de
toeslagjaren 2009 tot en met 2014. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 26 juli 2022 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2014 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
- Bij beschikking van 8 augustus 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A) is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2014.
- Bij beschikking van 8 augustus 2022 (met kenmerk UHT-DH5 A) is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2014.
- Belanghebbende heeft bij brief van 29 augustus 2022, ingekomen op 7 september 2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
- Op 27 november 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
- Op 18 juli 2024 heeft gemachtigde een aanvullend bezwaarschrift ingediend.
- Op 25 juli 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter dit advies is gevoegd.
- De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie moet de vraag beantwoorden of UHT terecht en op goede gronden het
verzoek van belanghebbende om compensatie over de toeslagjaren 2009 tot en met
2014 heeft afgewezen. Dienaangaande overweegt de Commissie het volgende.
Toeslagjaar 2009
Op 27 maart 2009 is aan belanghebbende een voorschot KOT toegekend van € 5.128
voor de periode vanaf 1 september 2019. Uit het bezwaardossier blijkt dat
belanghebbende de KOT op 4 juni 2010 met ingang van 1 september 2009 heeft
stopgezet. Naar aanleiding van deze stopzetting is de KOT vastgesteld op € 0.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de bijstellingen voor het jaar 2009 hebben
plaatsgevonden op aangeven van belanghebbende zelf.
Gelet hierop kan de Commissie zich vinden in het besluit van UHT dat belanghebbende
niet in aanmerking komt voor compensatie voor het jaar 2009. De Commissie adviseert UHT het bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel ongegrond te verklaren. Het besluit is ook afdoende gemotiveerd.
Toeslagjaar 2010
Op 3 maart 2010 is aan belanghebbende een voorschot KOT toegekend van € 17.557.
Echter, uit het bezwaardossier blijkt dat belanghebbende de KOT met ingang van 1 juli
2010 heeft stopgezet. Naar aanleiding van deze stopzetting heeft een neerwaartse
correctie plaatsgevonden en is de KOT vastgesteld op € 7.490. Op 20 april 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) de KOT over het jaar 2010 volledig stopgezet, omdat belanghebbende niet (tijdig) heeft gereageerd op twee vraagbrieven. Dat aan belanghebbende met betrekking tot 2010 tot en met 2013 een boete is opgelegd en door haar is voldaan, kan niet blijken.
Gelet hierop kan de Commissie zich vinden in het besluit van UHT dat belanghebbende
niet in aanmerking komt voor compensatie voor het jaar 2010. De Commissie adviseert UHT het bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Toeslagjaar 2011
Op 2 maart 2012 is KOT aangevraagd met als ingangsdatum 4 januari 2011. UHT geeft
aan dat dit verzoek zonder deugdelijke motivering is afgewezen, hetgeen mogelijk op
vooringenomenheid duidt. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht komt voor een
compensatie in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de B/T. Toekenning van compensatie blijft, ingevolge artikel 2.1, lid 2, van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op KOT.
Volgens UHT was daarvan sprake in het jaar 2011, nu belanghebbende in dat jaar geen
gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang. Belanghebbende heeft de
juistheid van dat standpunt vervolgens niet bestreden. Volgens beleid van UHT kan in
uitzonderlijke situaties sprake zijn van hardheid. Niet, althans onvoldoende, is gebleken, dat belanghebbende in zodanige, voor de toepassing van dit beleid relevante, uitzonderlijke omstandigheden heeft verkeerd. Belanghebbende komt voor het jaar 2011 dus niet in aanmerking voor compensatie op grond van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Toeslagjaar 2012
Op 21 april 2012 werd aan belanghebbende KOT toegekend van € 17.089. Echter, op 31 juli 2012 heeft er een harde stop plaatsgevonden, nu uit het onderzoek van de B/T was gebleken dat belanghebbende in dat jaar geen gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang. De kinderopvanginstelling heeft dit per e-mail van 30 juli 2012 bevestigd. Belanghebbende heeft aangegeven van een gastouder gebruikt te hebben gemaakt. Uit de systemen van B/T komt echter niet naar voren dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van enige andere geregistreerde kinderopvang. Hieruit volgt dat de betreffende gastouder niet geregistreerd stond. Belanghebbende komt voor het jaar 2012 dan ook niet in aanmerking voor compensatie op grond van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Toeslagjaren 2013 en 2014
Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende op 1 april 2013 KOT aangevraagd. De
aanvraag van belanghebbende is afgewezen, maar het is niet duidelijk wat de reden van deze afwijzing was.
Voor het jaar 2014 is de KOT automatisch gecontinueerd op basis van de KOT-aanvraag uit het jaar 2013, maar is vervolgens op 22 januari 2014 de KOT-aanvraag op nihil beschikt, zonder dat sprake is geweest van een navraag of onderzoek bij
belanghebbende.
Volgens UHT is dan ook sprake van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de B/T. Volgens UHT was daarvan sprake in de jaren 2013 en 2014, nu belanghebbende in een gesprek met haar persoonlijke zaakbehandelaar heeft aangegeven dat zij in 2012 naar België is verhuisd en haar kinderen geen kinderopvang hebben genoten in Nederland. Bij aanvullend bezwaarschrift heeft gemachtigde laten weten dat belanghebbende niet in 2012, maar in 2013 is verhuisd.
Echter, ook hier is sprake van een situatie waarin belanghebbende evident geen recht
had op KOT. Belanghebbende is pas in 2013 verhuisd naar België en heeft niet bestreden dat in 2013 (en 2014) in Nederland geen opvang is genoten. Volgens beleid van UHT kan in uitzonderlijke situaties sprake zijn van hardheid. Niet, althans onvoldoende, is gebleken, dat belanghebbende in zodanige, voor de toepassing van dit beleid relevante, uitzonderlijke omstandigheden heeft verkeerd. Belanghebbende komt voor de jaren 2013 en 2014 daarom niet in aanmerking voor compensatie op grond van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Verrekeningen
Volgens belanghebbende werd de KOT niet aan haar uitbetaald. Uit de overzichten van
het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) blijkt echter dat de KOT, voor zover die aan
belanghebbende is toegekend, veelal met haar openstaande schulden bij de
Belastingdienst/Toeslagen (B/T) is verrekend. Tegen die achtergrond heeft
belanghebbende de KOT meestal niet op haar rekening ontvangen. Daarnaast is ook KOT rechtstreeks aan belanghebbende uitbetaald. Uit het overzicht (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen volgt namelijk dat er in 2009 voor € 4.465,29 met
belanghebbende is verrekend vanuit de aan haar toegekende € 5.128 aan KOT. Het
overgebleven bedrag van € 662,71 is uitbetaald op rekeningnummer 7288102. Nu dit
rekeningnummer op naam van belanghebbende is gesteld, acht de Commissie de klacht van belanghebbende op dit punt ongegrond.
Tegelijkertijd is de KOT, anders dan UHT stelt, niet steeds verrekend. Niet alleen is er
KOT rechtstreeks aan belanghebbende uitbetaald. Uit het LIC overzicht 2010 volgt dat in 2010 rechtstreeks KOT is overgemaakt aan een KOI; in dit geval ‘Tante Mee’. Van deze instelling zijn de Commissie uit het dossier geen nadere gegevens bekend. Aan de hand van het LIC overzicht stelt de Commissie vast dat het hier een betaling van € 3.192 betreft, die naderhand bij belanghebbende is teruggevorderd en verrekend.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter