Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04931

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 31 januari 2022

Hoorzitting: 26 mei 2023

Overdracht advies aan UHT: 12-6-2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie zo spoedig mogelijk in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van 20 december 2021.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Artikel 8.6 Whot bepaalt dat die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 20 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 20 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat hij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000,-.
  • Bij brief van 22 januari 2022, ontvangen op 31 januari 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Op 9 januari 2023 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
  • Op 26 mei 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

Zoals is uiteengezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire uitkering van € 30.000 aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht en die daarvoor in aanmerking komen.
Voor de beoordeling van de vraag of de ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Bij het bestreden besluit heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat er nog geen reden werd gezien om aan hem € 30.000 te betalen. Er is vervolgens een aantal situaties opgesomd die mogelijk voor belanghebbende gelden. Belanghebbende stelt in zijn bezwaarschrift dat geen van die situaties op hem van toepassing zijn. In de bijlage van het bezwaarschrift wordt verder nog aangegeven dat als de KOT niet was gestopt de echtgenote van belanghebbende had kunnen blijven werken en er geen financiële problemen waren ontstaan waardoor belanghebbende alles heeft moeten verkopen en met zijn vrouw Nederland heeft moeten verlaten.

De Commissie heeft vastgesteld dat het betreffende besluit na de mededeling “Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000,- uit te betalen” slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten bevat die reden voor het niet toekennen van de uitkering zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op 20 december 2021 nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Deze argumentatie kan dan ook niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht. Inmiddels heeft UHT in haar schriftelijke reactie op het bezwaarschrift wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij nog niet tot toekenning van de uitkering van het forfaitaire bedrag is overgegaan.

Belanghebbende heeft na ontvangst van de schriftelijke reactie van UHT zijn bezwaarschrift niet aangevuld.

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie en de hoorzitting volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. De bijstellingen voor de jaren 2013 tot en met 2015 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door belanghebbende of DUO opgestuurde informatie. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft dus geen gevolgen voor het besluit waartegen in de onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het voorafgaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met deze beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om deze integrale beoordeling zo spoedig mogelijk in gang te zetten.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT gelet op alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets en niet al ook een integrale beoordeling bevat;
  • om te bevorderen dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter