BAC 2022-04814
Publicatiedatum 23-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 10 november 2021 met kenmerk UHT-DH A en 26 januari 2022 met kenmerk UHT-DC I
Hoorzitting: 12 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 1 maart 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DH A ongegrond te verklaren, het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen bij componenten D, F, H, N, O en P en het verzoek om vergoeding van de werkelijke schade in behandeling te nemen.
Onderwerp van advies
De door belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen (afwijzing) compensatie kinderopvangtoeslag.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 19 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2013 tot en met 2017.
- UHT heeft bij beschikking van 21 april 2021 aan belanghebbende een bedrag van € 30.000,- toegekend.
- De Commissie van Wijzen (hierna CvW) heeft op 16 september 2021 aan UHT geadviseerd dat er over de jaren 2013, 2016 en 2017 geen sprake is van vooringenomen handelen of bijzondere omstandigheden.
- UHT heeft bij vooraankondiging van 10 november 2021 aan belanghebbende een compensatie toegekend van € 22.094,- voor de jaren 2014 en 2015.
- UHT heeft bij beschikking van 10 november 2021 met kenmerk UHT-DH5 A aan belanghebbende geen hardheidstegemoetkoming toegekend voor het jaar 2013.
- UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DH A aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor de jaren 2016 en 2017.
- Belanghebbende heeft bij brief van 20 december 2021, ingekomen op 23 december 2021, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 22.409,- voor de jaren 2014 en 2015.
- Belanghebbende heeft bij brief van 15 februari 2022, ingekomen op 1 maart 2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 13 maart 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 12 januari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Naar aanleiding van de hoorzitting heeft UHT, daartoe door de Commissie in de gelegenheid gesteld, op 16 januari 2024 een nader stuk ingediend.
- UHT heeft de Commissie bij email van 2 februari 2024 nader bericht over (het ontbreken van) de registratie van de kinderopvanginstelling.
- Belanghebbende heeft tot 7 februari 2024 de gelegenheid gehad om nadere stukken over te leggen. Zij heeft telefonisch laten weten van die mogelijkheid geen gebruik te maken. Belanghebbende heeft ook niet gereageerd op het, haar ter hand gestelde, hiervoor aangeduide nadere stuk van UHT.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de jaren 2014 en 2015 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2016 en 2017 af te wijzen. De Commissie behandelt dit laatste aspect als eerste.
Afwijzing compensatie jaar 2016
Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op compensatie over het jaar 2016 omdat zij in dit jaar betaalde kinderopvang heeft afgenomen. UHT voert aan dat, ondanks het feit dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) vooringenomen heeft gehandeld door de KOT over 2016 stop te zetten zonder belanghebbende in de gelegenheid te stellen haar recht op KOT aan te tonen, belanghebbende geen recht heeft op compensatie over dit jaar, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang.
De Commissie overweegt als volgt. Voor een compensatie of tegemoetkoming in het kader van de Wht komt in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T of de ouder die ten onrechte een kwalificatie opzet/grove schuld heeft gekregen. Toekenning van compensatie of tegemoetkoming blijft, ingevolge het bepaalde bij artikel 2.1, lid 2, van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op KOT.
Volgens UHT was daarvan sprake in 2016, nu belanghebbende in dat jaar geen kinderopvang heeft genoten bij een geregistreerde kinderopvanginstelling. UHT heeft dit onderbouwd door het overleggen van informatie uit het LRK. Belanghebbende heeft daartegenover niet aannemelijk gemaakt dat wel sprake is geweest van geregistreerde kinderopvang. UHT heeft zich dus op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een situatie van evident geen recht, zoals hiervoor bedoeld. Belanghebbende komt daarom voor het jaar 2016 niet in aanmerking voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht.
Afwijzing compensatie jaar 2017
Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op compensatie over het jaar 2017, omdat zij ook in dit jaar betaalde kinderopvang heeft afgenomen. UHT voert aan dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie, omdat zij voor het jaar 2017 geen KOT heeft aangevraagd.
De Commissie overweegt als volgt. Omdat belanghebbende in het jaar 2016 geen gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang, is de KOT in 2017 niet automatisch gecontinueerd. Belanghebbende is daar bij beschikking van 7 december 2016 over geïnformeerd. Belanghebbende heeft daarna geen KOT meer aangevraagd. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht wordt compensatie toegekend aan de aanvrager van KOT. Belanghebbende voldoet niet aan dit vereiste en komt daarom niet voor compensatie op grond van deze herstelmaatregel in aanmerking. Het tweede deel van de hiervoor geformuleerde vraag beantwoordt de Commissie dan ook bevestigend.
Compensatieberekening 2014 en 2015
UHT heeft in de schriftelijke reactie aangegeven dat de compensatie niet op de juiste wijze is berekend en dient te worden aangepast. Bij component D (rente en kosten) is uitgegaan van € 0,- terwijl dit voor 2014 € 292,- en voor 2015 € 231,- moet zijn. Bij component F (verschil tussen het bedrag bij B en de laatst vastgestelde beschikking KOT) is uitgegaan van € 0,- terwijl dit voor 2014 € 45,- moet zijn. Ten gevolge van deze aanpassingen, moeten ook de vergoeding voor materiële schade (component H), de vergoeding voor immateriële schade (component N), de rente over gemiste KOT (component O) en de 1% vergoeding (component P) worden aangepast. De Commissie adviseert UHT de compensatieberekening aan te passen op de door UHT voorgestelde wijze. Het eerste deel van de hiervoor geformuleerde vraag beantwoordt de Commissie dan ook ontkennend.
Werkelijke schade
Belanghebbende voert verder aan dat zij meer schade heeft geleden dan met de compensatie is vergoed. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DH A ongegrond te verklaren;
- het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen bij componenten D, F, H, N, O en P en deze beschikking dus te herroepen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter