BAC 2022-04698
Publicatiedatum 23-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 9 februari 2022 met kenmerk UHT DC I A
Hoorzitting: 5 november 2024 om 13:15 uur
Overdracht advies aan UHT: 16 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 4 maart 2022 is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna:KOT).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2012 en 2013.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- De partner van belanghebbende heeft op 4 juni 2020 verzocht om een
herbeoordeling van de KOT. - UHT heeft bij beschikking van 18 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
vooralsnog geen reden wordt gezien hem in aanmerking te brengen voor een
betaling van €30.000. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 27 december 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. - UHT heeft bij bestreden beschikking van 9 februari 2022 met kenmerk (UHT DC I
A) aan belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op compensatie
voor de toeslagjaren 2012 en 2013. - Gemachtigde heeft bij brief van 4 maart 2022, tegen deze beschikking een
bezwaarschrift ingediend. - Gemachtigde heeft bij brief van 2 september 2022 het bezwaarschrift aangevuld.
- UHT heeft op 7 maart 2024 gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 5 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 7 november 2024
een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daar op 27
november 2024 op gereageerd door het e-mail verkeer tussen haar en een
medewerker van UHT door te sturen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie af te wijzen.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Gemachtigde meent dat bij de voorbereiding en totstandkoming van het besluit niet de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen en dat het besluit onvoldoende is
gemotiveerd. De Commissie overweegt dat UHT de bestreden beslissing weliswaar niet uitvoerig heeft toegelicht, maar dat dit niet impliceert dat er van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is.
De Commissie is van mening dat door middel van het indienen van het
schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van het invul- en
beoordelingsformulier, beschikkingen en overige producties, het bestreden besluit
voldoende van een motivering is voorzien. Op dit punt treft het bezwaar geen doel.
Ontbrekende stukken/volledige dossier
Gemachtigde stelt dat zonder het volledige persoonlijke dossier niet kan worden
beoordeeld of alle relevante stukken aanwezig zijn. De Commissie volgt dit standpunt
niet. De schriftelijke reactie en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn aan
gemachtigde toegezonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking
hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit
onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Geen compensatie toeslagjaren 2012 en 2013
Ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht komt voor een compensatie in aanmerking de
ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar
onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de B/T. Toekenning van compensatie blijft, ingevolge artikel 2.1, lid 2, van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op KOT.
Volgens UHT was daarvan sprake in de jaren 2012 en 2013 nu belanghebbende in die
periode geen gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang. Belanghebbende stelt wel gebruik te hebben gemaakt van de kinderopvang. De
Commissie is van opvatting dat UHT kan worden gevolgd in het standpunt dat
geregistreerde opvang niet aannemelijk is geworden. De eerste aanvraag van
belanghebbende betrof dagopvang, terwijl het kind van belanghebbende op 15 maart
2006 is geboren en per september 2012 dus zes jaar en schoolplichtig was. De tweede
aanvraag per 2 januari 2012 voor BSO betrof volgens de informatie van UHT opvang bij een toen niet geregistreerde kinderopvanginstelling. Belanghebbende heeft geen
andersluidende informatie verstrekt die aan het standpunt van UHT doet twijfelen.
De Commissie merkt op dat belanghebbende, indien hij het niet eens was met de inhoud van de beschikking waarin KOT werd geweigerd, destijds bezwaar had kunnen maken. Ook in de huidige bezwaarprocedure heeft hij niet voldoende gesteld of aannemelijk gemaakt dat er in die periode gebruik is gemaakt van kinderopvang.
Volgens beleid van UHT kan in uitzonderlijke situaties sprake zijn van hardheid.
Niet, althans onvoldoende, is gebleken, dat belanghebbende in zodanige, voor de toepassing van dit beleid relevante, uitzonderlijke omstandigheden heeft verkeerd. De na de hoorzitting door UHT en belanghebbende ingezonden gegevens over de onderneming van belanghebbende, de melding in FSV bestand en correspondentie over nadere informatie over die vermelding geven evenmin aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel. De Commissie adviseert UHT daarom om dit bezwaar ongegrond te verklaren.
Vergoeding proceskosten
Met betrekking tot de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure geldt dat, nu het bezwaar in de visie van de Commissie ongegrond is, belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter