BAC 2021-00719
Publicatiedatum 23-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 16 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 19 april 2021
Hoorzitting: 24 januari 2024 om 10.00 uur
Overdracht advies aan UHT: 7 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en het besluit in zoverre te herroepen. De Commissie adviseert UHT om de compensatieberekening aan te passen zoals is verwoord in de schriftelijke reactie en om een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 16 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I.
De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van een CAF onderzoek (Bebegim). Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2008 en 2009 een compensatie toegekend van € 66.403,-.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 9 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van haar KOT.
- Bij brief van 30 december 2020 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 65.697,-.
- Bij beschikking van 16 maart 2021 is de voorlopige compensatie aangevuld tot € 66.403,-.
- Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 19 april 2021 bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is op 23 september 2022 aangevuld met gronden.
- UHT heeft op 31 augustus 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 24 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaren 2008 en 2009 – de compensatieberekening
In haar schriftelijke reactie heeft UHT de compensatieberekening toegelicht. De berekening is op sommige punten onjuist. Dat leidt ertoe dat het bezwaar gegrond is en dat aan belanghebbende een proceskostenvergoeding zal worden toegekend.
UHT zal de compensatieberekening bij de componenten j (Rentevergoeding over gemiste KOT) en i (Vergoeding immateriële schade) in het voordeel van belanghebbende als volgt aanpassen:
- de rentevergoeding over gemiste KOT wordt berekend tot de datum van de bestreden beschikking, 16 maart 2021. Deze was berekend tot 10 maart 2021;
- de vergoeding voor immateriële schade wordt doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- component k, de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal wordt opnieuw berekend. De Commissie neemt hiervan met instemming kennis en adviseert UHT de compensatieberekening in deze zin aan te passen.
Toeslagjaren 2010 tot en met 2016
Belanghebbende betoogt dat zij ook recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2010 tot en met 2016. Zij heeft geen KOT aangevraagd voor deze jaren omdat zij dat niet meer durfde en geen vertrouwen meer had in de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) en vreesde dat de aangevraagde KOT weer zou worden teruggevorderd. Daardoor heeft zij haar fulltime baan bij de politie in 2011 moeten stoppen. Daarna heeft belanghebbende wel gewerkt maar dat ging door de opvangmoeilijkheden niet goed. Belanghebbende heeft door alles wat speelde met en door de Belastingdienst psychische problemen gekregen en is om die reden in 2016 zelfs verhuisd naar België. De vooringenomenheid uit de voorgaande jaren heeft dus doorgewerkt in de jaren 2010 tot en met 2016.
De Commissie overweegt hierover als volgt. De Commissie ziet wat de hele geschiedenis met belanghebbende en haar gezin voor sporen heeft nagelaten in haar persoonlijke leven. Tegelijkertijd moet de Commissie kijken naar de mogelijkheden die er binnen de Wht zijn om daaraan tegemoet te komen. Vaststaat dat belanghebbende voor de jaren 2010 tot en met 2016 geen KOT heeft aangevraagd. Om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, moet in beginsel voor die jaren KOT zijn aangevraagd. Daar is een uitzondering op. Dat betreft de situatie dat een causaal verband bestaat tussen het ontbreken van een aanvraag KOT en de vooringenomen behandeling door B/T in de periode daarvoor én is voldaan aan de voorwaarden voor de KOT. Eén van die voorwaarden is dat gekwalificeerde opvang is afgenomen (artikel 1.5 Wet kinderopvang); opvang via een geregistreerd kindercentrum of gastouderbureau. Aan die voorwaarde wordt niet voldaan. Zoals ook op de hoorzitting is besproken, hebben familie en kennissen van belanghebbende opgepast. De Commissie kan daarom niet adviseren aan UHT om ook over de toeslagjaren 2010 tot en met 2016 compensatie aan belanghebbende toe te kennen.
Wel kan belanghebbende deze situatie inbrengen in haar lopende procedure bij de
Commissie Werkelijke Schade (CWS), dat is ook besproken op de hoorzitting.
Proceskosten
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie aan UHT om:
- het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste KOT en de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van twee punten met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter