Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00464/2021-00467

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: kenmerk UHT-O OGS B d.d. 30 april 2021, kenmerk UHT-DH5 d.d. 30 april 2021 en kenmerk UHT-DC-I A d.d. 1 juni 2021

Hoorzitting: 24 juni 2022

Overdracht advies aan UHT: 20 december 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om
de bezwaarschriften 1 en 2 gegrond en het bezwaarschrift 3 ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Bezwaarschrift 1
Het namens belanghebbende door gemachtigde ingediende bezwaarschrift d.d. 3 juni 2021, ingekomen op 7 juni 2021, gericht tegen de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) met kenmerk UHT-O OGS B d.d. 30 april 2021. Bij dit besluit is voor de jaren 2010 tot en met 2013 op grond van de O/GS regeling een tegemoetkoming toegekend van € 29.176,- .

Bezwaarschrift 2
Het namens belanghebbende door gemachtigde ingediende bezwaarschrift d.d. 24 mei 2021, ingekomen op dezelfde datum, gericht tegen de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag met kenmerk UHT-DH5 d.d. 30 april 2021. Bij dit besluit is voor de jaren 2010 tot en met 2013 op grond van de hardheidsregeling een tegemoetkoming toegekend van € 25.166,-.

Bezwaarschrift 3
Het namens belanghebbende door gemachtigde ingediende bezwaarschrift d.d. 3 juni 2021, ingekomen op 7 juni 2021, gericht tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag met kenmerk UHT-DC-I A d.d. 1 juni 2021.
Bij dit besluit wordt meegedeeld dat is vastgesteld dat er bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het jaar 2017 geen fouten zijn gemaakt waardoor er geen recht op compensatie is.

Procesverloop

Verzoek herbeoordeling KOT
Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van de door haar ontvangen KOT. Dit verzoek is bij schrijven van 2 juni 2021 door UHT bevestigd.

Commissie Van Wijzen
De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 2 december 2020 aan UHT toegestuurd.

Bestreden besluiten
Bij beschikking van 30 april 2021 met kenmerk UHT-O OGS is aan belanghebbende een tegemoetkoming O/GS toegekend van € 29.176,- . Bij brief van 3 juni 2021 heeft gemachtigde namens belanghebbende tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.

Bij beschikking van 30 april 2021 met kenmerk UHT-DH5 is aan belanghebbende op grond van de hardheidsregeling een tegemoetkoming toegekend van € 25.166,-.
Bij brief van 24 mei 2021 heeft gemachtigde namens belanghebbende tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.

Bij beschikking van 1 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A is aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen recht op compensatie heeft voor het toeslagjaar 2017 omdat er geen fouten in de beoordeling van de KOT van dat jaar zijn gemaakt. Bij brief van 3 juni 2021 heeft gemachtigde tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.

Toezending “artikel 14 dossier”
Op 16 december 2021 heeft UHT op verzoek van gemachtigde haar het zogenaamde artikel 14-dossier toegestuurd.

Aanvullingen op bezwaarschriften
Bij twee brieven d.d. 9 januari 2022 heeft gemachtigde de bezwaarschriften gericht tegen de besluiten betreffende de tegemoetkoming O/GS en de afwijzing compensatie aangevuld.

Eerste verweerschrift
UHT heeft voorafgaand aan de hoorzitting een schriftelijke reactie (hierna: verweerschrift) met dagtekening 29 maart 2022 ingediend bij de Commissie.

Aanvulling op bezwaarschriften
Bij brief van 10 mei 2022 heeft gemachtigde een algemene aanvulling op haar bezwaarschriften gegeven.

Tweede verweerschrift
UHT heeft voorafgaand aan de hoorzitting een tweede verweerschrift met dagtekening 18 mei 2022 ingediend bij de Commissie.

Hoorzitting
Op 24 juni 2022 heeft ten behoeve van de bezwaarschriften van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden.

Nadere schriftelijke reactie
Op 13 juli 2022 heeft UHT een aanvullende reactie met een nieuwe berekening van de compensatie d.d. 11 juli 2022 aan de Commissie toegestuurd. Deze reactie is aan gemachtigde doorgezonden.

Reactie gemachtigde
Bij brief van 4 augustus 2022 heeft gemachtigde aangegeven dat de nieuwe compensatieberekening onjuist was. Bij e-mailbericht van 16 augustus 2022 heeft zij deze brief aangevuld.

Nadere schriftelijke reactie UHT
Op 18 augustus 2022 heeft UHT een nadere schriftelijke reactie aan de Commissie doorgestuurd. Deze reactie is aan gemachtigde gezonden.

E-mailbericht UHT
Bij e-mailbericht van 30 augustus 2022 heeft UHT de Commissie verzocht de behandeling van het bezwaarschrift aan te houden.

Nadere schriftelijke reactie
In de nadere schriftelijke reactie van 19 september 2022 heeft UHT aangegeven dat de compensatie aangepast dient te worden. Deze reactie is doorgestuurd naar gemachtigde.

E-mailbericht gemachtigde
In haar e-mailbericht van 22 september 2022 vraagt gemachtigde om een beslissing op het bezwaarschrift en verwijst naar haar e-mailbericht van 4 augustus 2022.

E-mailbericht UHT
Bij e-mailbericht van 20 oktober 2022 heeft UHT gereageerd op het e-mailbericht van 4 augustus 2022 door te verwijzen naar de schriftelijke reactie van 18 augustus 2022.

Reactie gemachtigde
Bij brief van 25 oktober 2022 heeft gemachtigde gereageerd op de nadere schriftelijke reactie van UHT d.d. 18 augustus 2022.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en tijdig zijn ontvangen en dat deze voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

nieuwe compensatieberekening

Tijdens de hoorzitting is namens UHT aangegeven dat de besluiten van 30 april 2021 (kenmerk UHT-O OGS B en kenmerk UHT-DH5) niet correct waren omdat daarbij niet de meest gunstige regeling voor belanghebbende was toegepast. Na de hoorzitting heeft UHT in een aanvullende schriftelijke reactie van 19 september 2022 gesteld dat belanghebbende op grond van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag recht heeft op een bedrag van € 107.287,-. Nu aan belanghebbende feitelijk reeds een bedrag aan compensatie is betaald van € 54.342,- resteert een bedrag van € 52.945,- waar belanghebbende nog recht op heeft; dit bedrag wordt nog doorgerekend tot aan moment van de beslissing op bezwaar.

Met betrekking tot de bezwaarschriften 1 en 2
Op grond van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag wordt de tegemoetkoming naar aanleiding van hardheid – met terugwerkende kracht – op dezelfde wijze berekend als de compensatie op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de Compensatieregeling). Dit betekent dat de meest ruimhartige vorm van compensatie kan worden geboden. Dit heeft tevens tot gevolg dat er daarnaast geen beroep meer kan worden gedaan op de OGS-tegemoetkomingsregeling.

Gemachtigde is akkoord met de compensatie op grond van de Compensatieregeling en heeft op verzoek van de Commissie in haar schriftelijke reactie van 25 oktober 2022 de nog resterende bezwaren tegen de berekening aangegeven. Dit zijn: t.a.v. de periode van de vergoeding van immateriële schade. Gemachtigde stelt dat de startdatum van de periode waarover de immateriële schade wordt vergoed eerder moet zijn en wel de datum van het eerste interne besluit van de Belastingdienst om tot correctie over te gaan. Dit moment is volgens haar in ieder geval eerder dan de door UHT gehanteerde 1 augustus 2013. De gewenste eerdere datum is niet verder onderbouwd met een concreet besluit.

De Commissie is van mening dat UHT de datum van de melding van het ambtelijk besluit “burger zet toeslag stop” van 1 augustus 2013 (productie 2 van de schriftelijke reactie d.d. 18 augustus 2021) als startdatum heeft mogen nemen nu niet is gebleken van een eerdere neerwaartse correctie.

Verder wijst de Commissie erop dat UHT al heeft aangegeven dat de betreffende periode bij gegrondverklaring van het bezwaarschrift doorloopt tot de datum van het besluit op bezwaar.

t.a.v. terugbetaalde bedragen 2011 en 2012
Belanghebbende vraagt zich af of er op de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) boekhoudkundig iets anders is weergegeven dat wat er daadwerkelijk gebeurd is; de uitleg van UHT in de aanvullende schriftelijke reactie van 18 augustus 2022 roept bij haar deze vraag op.

UHT baseert de compensatieberekeningen op de gegevens van het LIC. De LIC-overzichten zijn opgebouwd op basis van de betalingen en verrekeningen die feitelijk zijn verricht en derhalve zijn terug te vinden in de beschikkingen die belanghebbende heeft ontvangen en de betalingen die belanghebbende heeft verricht. De uitleg van UHT over de LIC-overzichten geven de Commissie geen aanleiding om aan te nemen dat de weergave van de bedragen niet overstemt met de werkelijkheid.

t.a.v. de rente 2012
Gemachtigde geeft aan dat er in de compensatieberekening bij het toeslagjaar 2012 een bedrag van € 15,- aan rente en kosten wordt genoemd terwijl in het LIC-overzicht een totaalbedrag van € 378,- aan rente en kosten staat genoemd.

UHT verklaart dit bedrag door te verwijzen naar het LIC-overzicht 2012 waarin een bedrag van € 15,- genoemd wordt, dat in rekening is gebracht na de nihilstelling.
De Commissie wijst in dit verband op de onderdelen j en k van de compensatieberekening. Het verschil van € 363,- tussen de daar genoemde bedragen is eveneens een bedrag aan betaalde rente en kosten. De som van dit bedrag en het bedrag van € 15,- is het bedrag van € 378,- dat in het LIC-overzicht onder ‘Totaal kosten/rente’ is opgenomen. Het totaalbedrag van € 378,- aan rente en kosten is dan ook gecompenseerd.

Met betrekking tot bezwaarschrift 3
Om over een bepaald jaar voor compensatie in aanmerking te komen, dient men dat jaar KOT te hebben ontvangen; de Compensatieregeling is hier duidelijk over. Belanghebbende heeft aangegeven dat zij voor 2017 geen KOT heeft ontvangen omdat zij door verrekening noodgedwongen de KOT heeft stopgezet.

Wat daar ook van zij, feit blijft dat belanghebbende niet voldoet aan een van de vereisten van de Compensatieregeling en zij voor deze periode niet voor compensatie op grond van deze regeling in aanmerking kan komen. Indien belanghebbende van mening is dat het gemis aan KOT het gevolg zou zijn van het feit dat zij over de voorafgaande jaren door Belastingdienst vooringenomen is behandeld, kan zij een verzoek om schadevergoeding indienen bij UHT die vervolgens de Commissie Werkelijke Schade daarover zal raadplegen. Deze Commissie is niet bevoegd om over de vergoeding van dit soort kosten te adviseren.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • de bezwaarschriften 1 en 2 gegrond te verklaren in die zin dat het door UHT voorgestelde compensatiebedrag van € 107.287,- wordt toegekend;
  • het bezwaarschrift 3 ongegrond te verklaren;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen, daarbij uit te gaan van 4 punten (2 bezwaarschriften en verschijnen hoorzitting) om per procespunt een wegingsfactor 2 toe te kennen en daarbij het hoogste bedrag van € 759,- per procespunt te hanteren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter