BAC 2021-1663
Publicatiedatum 17-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 1 mei 2021, CAP/UFC/21/093 UHT
Ontvangst bezwaarschrift: 6 juli 2021
Hoorzitting: 30 september 2022
Overdracht advies aan UHT: 22 november 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen om het bestreden besluit in stand te laten. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie spoedig af te ronden.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende), is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 1 mei 2021 inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zgn. Catshuisuitkering.
Procesverloop
- Belanghebbende is niet door de zogenoemde lichte toets gekomen. Met toepassing van het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) van 18 maart 2021, Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: de Catshuisregeling) is aan haar meegedeeld dat UHT nu nog geen reden ziet om haar € 30.000,- te betalen.
- De integrale herbeoordeling is aangevangen in juni 2022. Deze is nog niet afgerond.
- Bij brief van 2 juli 2021, door UHT ontvangen op 6 juli 2021, heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen het afwijzende besluit van 1 mei 2021.
- Op 2 augustus 2022 heeft UHT haar schriftelijke reactie (hierna: verweerschrift) ingediend bij de Commissie. Dit verweerschrift is aan belanghebbende toegestuurd.
- Bij e-mailbericht van 23 september 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
- Op 30 september 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Van deze hoorzitting is een verslag gemaakt dat achter dit advies is gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in de jaren 2006 tot en met 2015 kinderopvang genoten en ook voorschotten aan kinderopvangtoeslag ontvangen. De kinderopvangtoeslag (hierna: kot) over toeslagjaar 2005 is op nihil gesteld op basis van non-respons.
Op 21 januari 2021 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor toekenning van een uitkering op grond van de Catshuisregeling.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd.
Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling) tot stand gekomen. Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij UHT een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de betreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenoemde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen. Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen en die daarvoor in aanmerking komen:
- de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
- de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
- het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna ook: de herstelregelingen).
De beschikking van 1 mei 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: “Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000,- uit te betalen” bevat, na die mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering op grond van de Catshuisregeling zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.
In de schriftelijke reactie heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij nog niet tot toekenning van een uitkering op grond van de Catshuisregeling over is gegaan. Daarin heeft UHT voor de jaren 2006 tot en met 2015 per jaar meegedeeld waarom de aan belanghebbende toegekende voorschotten aan kinderopvangtoeslag werden aangepast. De Commissie stelt vast dat voor wat betreft de jaren 2006 tot en met 2015 belanghebbende de gronden voor die aanpassingen niet heeft bestreden en derhalve vaststaan.
Voor het jaar 2005 heeft belanghebbende de aangevoerde reden voor nihil stelling wel gemotiveerd bestreden. Voor dat jaar is derhalve nader onderzoek nodig, maar gelet op de door UHT gegeven reden voor de nihil stelling - het desgevraagd niet verstrekken van inlichtingen – valt de beslissing om ook voor dat jaar nog geen uitkering op grond van de Catshuisregeling te verstrekken, (vooralsnog) te billijken.
Daarom zal de Commissie UHT adviseren het bestreden besluit in stand te laten.
De Commissie adviseert UHT om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk tot een afronding komt. De Commissie geeft UHT in dat kader mee om bij de herbeoordeling met name aandacht te besteden aan de vragen van gemachtigde over de reden van de nihil stelling over het jaar 2005.
Tot slot stelt de Commissie vast dat UHT ter hoorzitting heeft aangegeven bereid te zijn de verzochte proceskostenvergoeding betalen.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bestreden besluit in stand te laten;
- om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk tot een afronding komt en in het kader van die toets een serieus onderzoek te doen naar hetgeen gemachtigde voor 2005 heeft aangevoerd;
- als toegezegd aan belanghebbende een vergoeding te geven voor de proceskosten in de bezwaarfase, volgens de daarvoor geldende normen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter