Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00449

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 26 mei 2021

Hoorzitting: 15 april 2022

Overdracht advies aan UHT: 31 mei 2022

Samenvatting

Tekst

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van belanghebbende, ingediend door haar voormalig gemachtigde en nadere gronden ingediend door gemachtigde is gericht tegen de beschikking ‘Hoe gaat het met uw aanmelding’ van 1 mei 2021 (CAP/UCF/21/093 UHT) van de Belastingdienst/Toeslagen/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT).

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 8 februari 2021 heeft UHT aan belanghebbende de ontvangst van haar aanmelding bevestigd en meegedeeld dat zij deze heeft geregistreerd.
  • Bij beschikking van 1 mei 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000,-.
  • Bij brief van 26 mei 2021 heeft voormalig gemachtigde bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
  • Bij brief van 25 juni 2021 heeft UHT de ontvangst van het bezwaar bevestigd.
  • Bij brief van 21 oktober 2021 zijn de gronden van het bezwaar door gemachtigde aangevuld.
  • Bij brief van 25 februari 2022 heeft UHT hierop gereageerd.
  • Op 15 april 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.

Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat- als volgt.

Belanghebbende is het niet eens met de uitkomst van de lichte toets en veronderstelt dat haar situatie in aanmerking behoort te komen voor de toekenning van € 30.000,-.
Belanghebbende stelt dat de stopzetting en/of terugvordering KOT 2008 onterecht is geweest en aan haar is ook geen betalingsregeling aangeboden. Hierdoor is belanghebbende medio 2011 in grote financiële problemen geraakt. Belanghebbende kon zich niet meer goed concentreren op haar werk en raakte haar baan kwijt. Belanghebbende werd uit huis gezet omdat zij niet meer aan haar huurverplichting, en bijkomende incasso- en rentekosten, kon voldoen. Tenslotte belandde belanghebbende in de schuldsanering en door de gemeente is een minnelijk traject ingeschakeld.

Belanghebbende stelt dat zij tot drie keer toe bezwaar heeft ingediend.

Belanghebbende heeft tevergeefs aan de Belastingdienst verzocht om vermindering van de maandelijkse verrekening of tot het treffen van een betalingsregeling.
In het bezwaar verzoekt gemachtigde om vergoeding voor proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Verweer
Het verweer van UHT luidt – samengevat – als volgt.

De verrekeningen in 2011-2012 waren niet in strijd met de wettelijke regels. Derhalve is geen sprake van vooringenomen handelen, of anderszins sprake van benadeling van belanghebbende geweest.

Met betrekking tot de fout in de optelling in de jaaropgaaf 2008 van de kinderopvangorganisatie stelt UHT dat deze eenvoudig te constateren was, en de problemen van belanghebbende hadden wellicht voorkomen kunnen worden. Door UHT wordt bij de integrale beoordeling nog eens goed gekeken naar de situatie van belanghebbende.

In het systeem van UHT kan niet worden achterhaald dat belanghebbende drie keer eerder bezwaar heeft ingediend. Van belang is om te weten wanneer belanghebbende bezwaren heeft gemaakt, hoeveel en wanneer de verrekeningen hebben plaatsgevonden.

UHT deelt mee dat volgens de planning van UHT de integrale beoordeling, en ook toewijzing van een persoonlijk zaakbehandelaar, pas medio mei 2022 zal plaatsvinden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

De Commissie stelt voorop en overweegt meer in het algemeen dat het kabinet in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag eind 2020 aanvullende maatregelen heeft genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000,- aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant 2021.14691, gewijzigd bij besluit van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000,- is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
    (Awir)
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna ook:
    de herstelregelingen).
  • De Commissie stelt vast dat uit de door UHT gegeven motivering van de afwijzing in het kader van de lichte toets en de in deze procedure door UHT ingebrachte stukken niets blijkt van institutioneel vooringenomen handelen bij UHT.
  • De Commissie onderschrijft de stelling van UHT dat de telfout in de jaaropgaaf 2008 van de kinderopvangorganisatie vrij gemakkelijk te constateren was. De Commissie is met UHT van mening dat dit punt bij de integrale beoordeling dient te worden meegewogen. Voorts adviseert de Commissie om daarbij ook te onderzoeken of belanghebbende voor het jaar 2008 niet in aanmerking kwam voor een betalingsregeling en of zij wegens het niet verlenen van zo’n regeling in aanmerking komt voor een compensatie op de voet van artikel 49c Awir.
  • Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies neemt de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
  • Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot het jaar 2008 is overwogen, acht de Commissie een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarfase passend.
  • De Commissie wijst UHT, wellicht ten overvloede, op het belang van belanghebbende bij een spoedige integrale beoordeling.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie:

  • dat het bezwaar tegen de voorlopige afwijzing van belanghebbende ongegrond is;
  • het verzoek voor vergoeding van de kosten in te willigen;
  • om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter