Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-138/3375

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluiten: 3 februari 2021 en 20 juli 2021

Ontvangst bezwaarschrift: 11 februari 2021 en 8 september 2021

Hoorzitting: 16 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 22 juli 2022

Onderwerp van advies

De bezwaarschriften van [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) zijn gericht tegen een tweetal beschikkingen van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT):

  • de op grond van de Catshuisregeling genomen Beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 3 februari 2021 (UHT-B ADJ); en
  • de Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 20 juli 2021 (UHT-DC-I A) over 2014-2016.

Na de hoorzitting heeft de Commissie de behandeling van deze bezwaarschriften met toepassing van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, aangehouden totdat een besluit werd genomen over de herbeoordeling van de toeslagjaren 2007-2011 en 2013. Gevoegd met de bezwaarschriften tegen bovenstaande beschikkingen is eveneens behandeld:

  • de Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 6 juli 2022 (UHT-DC I) over 2007-2013.

Aan belanghebbende is een compensatie toegekend onder meer omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF-11 onderzoek. Met toepassing van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904, hierna: de Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van €205.500,- toegekend voor de jaren 2007-2013.

Procesverloop

Beschikking definitieve compensatie CAF-11 over 2012-2014
Bij brief van 17 december 2019 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening over de jaren 2012-2014 toegezonden, waarin voor enkel het toeslagjaar 2012 een bedrag van €22.038,- is toegekend. Bij beschikking van 26 maart 2020 heeft UHT belanghebbende een definitieve compensatie toegekend ter hoogte van ditzelfde bedrag. Belanghebbende heeft geen bezwaar ingesteld.

Beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag
Bij beschikking van 3 februari 2021 heeft UHT op grond van de Catshuisregeling de compensatie van belanghebbende tot een bedrag van €30.000,- aangevuld.

Bezwaar tegen de beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag
Bij brief van 2 februari 2021, ontvangen door UHT op 11 februari 2021, heeft belanghebbende bezwaar ingesteld.

Verweer
Op 4 maart 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie.

Vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag over 2007-2011 en 2013
Bij brief van 20 juli 2021 heeft UHT een vooraankondiging verzonden, op grond waarvan aan belanghebbende een bedrag van €147.910,- is uitgekeerd omdat de Belastingdienst fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van haar situatie over de toeslagjaren 2007 t/m 2011 en 2013. Belanghebbende heeft geen bezwaar ingesteld.


Advies Commissie van Wijzen (CvW) over 2014-2016
Op 17 mei 2021 heeft de Commissie van Wijzen haar advies over de toeslagjaren 2014 tot en met 2016 overgedragen aan UHT.


Beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag over 2014-2016
Bij beschikking van 20 juli 2021 heeft UHT bepaald dat er bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT) over 2014 tot en met 2016 geen fouten zijn gemaakt.


Bezwaar tegen de beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag over 2014-2016
Bij brief van 29 augustus 2021, ontvangen door UHT op 8 september 2021, heeft belanghebbende bezwaar ingesteld.


Verweer
Op 4 maart 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie.


Hoorzitting
De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022. Het verslag daarvan is bij dit advies gevoegd.


Nagekomen stukken
Op 30 maart 2022 heeft UHT per e-mail bericht dat de vragen van belanghebbende omtrent de BKR-registratie en de status van de definitieve compensatiebeschikking binnen de organisatie zijn uitgezet, maar dat hier nog geen reactie op is ontvangen.

Op 14 april 2022 heeft de Commissie partijen bericht de zaak te zullen aanhouden in afwachting van de definitieve compensatiebeschikking.

Op 6 juli 2022 heeft UHT de Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag geslagen over de toeslagjaren 2007-2013. Aan belanghebbende is een aanvullend bedrag van €27.590,- toegekend, waarmee de totale compensatie op €205.500,- is uitgekomen.


Eveneens op 6 juli 2022 heeft belanghebbende aangegeven geen prijs te stellen op een nieuwe behandeling ter zitting.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.


Beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag
Belanghebbende voert in haar bezwaar aan dat zij meerdere toeslagjaren ter beoordeling zou willen voorleggen. Wanneer deze schade niet wordt gecompenseerd, zal belanghebbende zich tot de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) richten.

Beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag over 2014-2016

Belanghebbende voert samengevat de volgende gronden aan:

  • zij is als fraudeur aangemerkt door de Belastingdienst;
  • nadat zij geen KOT meer ontving, is belanghebbende op eigen kracht doorgegaan;
  • zij en haar partner hebben zeven dagen per week moeten werken;
  • de KOT is in 2015 en 2016 door een fout doorgegaan;
  • haar auto is na een controle in haar straat in beslag genomen en met €6.000,- verlies verkocht.

Verweer

UHT stelt – samengevat – het volgende.
Allereerst biedt UHT haar excuses aan voor de situatie waarin belanghebbende terecht is gekomen. Daarna zet UHT aan de hand van de verschillende compensatiebeschikkingen uiteen dat alle door belanghebbende gemelde toeslagjaren zijn beoordeeld, namelijk van 2007 tot en met 2016.

Niet gecompenseerde toeslagjaren
In 2014 heeft belanghebbende uiteindelijk minder opvanguren afgenomen dan waar eerder vanuit was gegaan. De KOT is hierop aangepast conform de juiste uren en inkomens.
In 2015 is de KOT automatisch gecontinueerd op basis van de gegevens van 2014, terwijl belanghebbende geen gebruik maakte van geregistreerde kinderopvang. Daar er als zodanig geen recht op KOT bestond, is het voorschot terecht teruggevorderd. Daarbij is belanghebbende op 24 februari 2015 schriftelijk gewezen op het feit dat de gastouder niet meer geregistreerd stond en is haar verzocht om de KOT stop te zetten, hetgeen niet is gedaan.

Voor het overige wordt verwezen naar het advies van de Commissie van Wijzen.

UHT maakt uit de door belanghebbende aangevoerde bezwaargronden op dat belanghebbende haar daadwerkelijk geleden schade vergoed wenst te krijgen.
Dat is binnen onderhavige procedure evenwel niet mogelijk. De Commissie wordt derhalve verzocht om het bezwaar als verzoek om aanvullende schade aan te merken en het door te zenden aan CWS.

Toepasselijk wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht;
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904 (Compensatieregeling);
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993;
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

    Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

    UHT heeft zich in de schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift, gericht tegen de beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag op 8 september 2021 en daarmee in beginsel niet tijdig is ontvangen. Ter zitting heeft UHT evenwel aangegeven dat beide bezwaarschriften wat UHT betreft ontvankelijk zijn. De Commissie is het daarmee eens.

    Daarom is niet in geschil dat de bezwaarschriften voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

    Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

    Beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag

    Uit het bezwaarschrift van belanghebbende volgt ondubbelzinnig dat zij opkomt tegen het feit dat niet alle jaren door UHT zijn beoordeeld. Echter, het bestreden besluit waartegen belanghebbende opkomt, ziet op de aanvulling van de compensatie tot €30.000,- op grond van de Catshuisregeling. Met de besluiten van 20 juli 2021 en 6 juli 2022 heeft beoordeling van de hele periode 2007-2016 inmiddels plaatsgevonden. Nu hiermee het belang aan de bezwaargrond is komen te vervallen, kan de Commissie niet anders dan UHT adviseren om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

    Beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag over 2014-2016

    In haar schriftelijke reactie heeft UHT het bezwaarschrift aangemerkt als verzoek om aanvullende werkelijke schade. De Commissie kan zich in deze conclusie vinden en adviseert UHT om het verzoek aan CWS door te zetten. Daarbij merkt de Commissie op dat de geleden schade vanwege de inbeslagname en verkoop van de auto, de BKR-registratie en het krediet bij Vesting Finance, bij uitstek in deze procedure als aanvullende schade kan worden opgevoerd.

    Beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag over 2007-2013; vergoeding immateriële schade bij meerdere CAF-onderzoeken

    In eerdere adviezen heeft de Commissie overwogen dat vergoeding voor de immateriële schade, gelet op de Compensatieregeling, niet wordt toegekend per toeslagjaar, maar voor het gehele tijdvak waarop de compensatiebeschikking betrekking heeft. Dit betekent – vgl. ook de beslissingen op bezwaar in BAC 2020-026 en BAC 2020-004 – dat voor verschillende CAF-onderzoeken ook verschillende vergoedingen voor immateriële schade toegekend behoren te worden.

    Van een dergelijke situatie is in het geval van belanghebbende sprake, nu uit de schriftelijke reactie van UHT (p. 10, onder het kopje ‘Onderdeel A’) ondubbelzinnig blijkt dat belanghebbende deel uit heeft gemaakt van meerdere CAF-onderzoeken. Immers, het CAF 11 onderzoek besloeg uitsluitend de jaren 2012-2014, terwijl belanghebbende ook voor de toeslagjaren 2007 t/m 2011 is gecompenseerd na een CAF onderzoek. In het geval van belanghebbende is er in de aan CAF 11 voorafgaande jaren dus (ook afzonderlijk) sprake geweest van institutioneel vooringenomen handelen. Nu dit vanwege een ander CAF(-vergelijkbaar) onderzoek moet zijn geweest, is de vergoeding voor immateriële schade ten onrechte slechts éénmaal toegekend.

    De Commissie adviseert UHT daarom om in de beslissing op bezwaar voor beide onderzoeken een op zichzelf staande vergoeding voor immateriële schade toe te kennen. Daar beide onderzoeken tot dezelfde eerste administratieve correctie van 14 september 2012 hebben geleid, dienen de vergoedingen vanaf deze datum te worden berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.

    De Commissie wijst er tenslotte op dat uit paragraaf 6.3 van de schriftelijke reactie van 4 maart 2022 lijkt te volgen dat minder aan belanghebbende is uitgekeerd dan het bedrag van €177.910,- waar UHT in haar besluit van 6 juli 2022 vanuit is gegaan. De Commissie adviseert UHT hier nog eens naar te kijken.

    Conclusie

    Gelet op het vorenstaande is het bezwaar van belanghebbende deels gegrond. Daarom adviseert de Commissie UHT om in de beslissing op bezwaar:

    • per CAF(-vergelijkbaar) onderzoek een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen vanaf 14 september 2012 tot de datum van de beslissing op bezwaar; en
    • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen.

    De Commissie adviseert UHT om het verzoek van belanghebbende voor vergoeding van aanvullende schade, bijvoorbeeld vanwege de inbeslagname en verkoop van de auto, door te zetten naar CWS.


    Tot slot adviseert de Commissie UHT om na te gaan of alle toegekende bedragen ook daadwerkelijk aan belanghebbende zijn betaald.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter