BAC 2023-13580
Publicatiedatum 14-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 11 mei 2023 met UHT-DCH
Ontvangst bezwaarschrift: [dd-mm-jj]
Hoorzitting: 27 februari 2025
Overdracht advies aan UHT: 1 april 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCH van 11 mei 2023 te herroepen en opnieuw te beslissen met inachtneming van dit advies. Tevens adviseert zij een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van € 104.278 voor de jaren 2008 en
2009.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 15 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van
de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 en 2009. - UHT heeft bij beschikking van 18 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
hij vooralsnog niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000 op grond
van de Catshuisregeling, maar dat de integrale herbeoordeling nog niet klaar is. - UHT heeft bij vooraankondiging van 17 november 2022 aan belanghebbende een
voorlopige compensatie toegekend voor een bedrag van € 102.153. - UHT heeft bij de bestreden beschikking van 11 mei 2023, met kenmerk UHT-DCH,
aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend voor een bedrag van
€ 104.278. - Gemachtigde heeft bij brief van 20 juni 2023, ingekomen op 26 juni 2023, tegen
deze beschikking bezwaar ingediend. - Gemachtigde heeft bij brief van 29 maart 2023, ingekomen op 29 maart 2023,
het bezwaar aangevuld. - UHT heeft op 18 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaar.
- Op 27 februari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt. - UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 11 maart 2025
een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daar op 18 maart
2025 op gereageerd. - Dit advies wordt uitgebracht door de Commissie.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich, uitgaande van de door belanghebbende aangevoerde bezwaren, gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009 op de juiste wijze heeft berekend.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat de bestreden beschikking onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van een RKT-bestanden, SAS-overzichten, overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Forfaitaire bedrag aan vergoeding voor immateriële schade
Met betrekking tot de hoogte van de immateriële schade merkt de Commissie het
volgende op. Op grond van artikel 2.3 lid 4 van de Wht is de vergoeding voor
immateriële schade een forfaitaire vergoeding van € 500 voor ieder half jaar dat is
verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2,
onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar. Het is op basis van de Wht niet mogelijk om af te wijken van deze systematiek en een hogere schadevergoeding toe te kennen. Deze bezwaarprocedure heeft alleen
betrekking op de toekenning van genoemde forfaitaire (standaard) vergoedingen en niet op de vergoeding van eventuele hogere werkelijke schade. Hiervoor is een procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) bestemd. UHT heeft in de schriftelijke beschouwing aangegeven dat een daar toe strekkend verzoek in behandeling is genomen.
Juistheid LIC-overzichten
Gemachtigde verzoekt in het bezwaar van 29 maart 2023 om een uitleg omtrent de
totstandkoming van de LIC-overzichten. Ter zitting heeft zij namens belanghebbende
toegelicht dat in het jaar 2012 een bedrag van € 1.000 bij hem in beslag is genomen
door de douane op het vliegveld. Gemachtigde stelt dat deze inbeslagname mogelijk verband houdt met de KOT-schuld en vraagt zich af waarom dit bedrag niet is terug te
zien in de LIC-overzichten. De Commissie overweegt als volgt.
LIC-overzichten zijn opgebouwd op basis van de betalingen en verrekeningen die feitelijk zijn verricht door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T). De LIC-overzichten en de andere stukken uit het dossier dat UHT heeft aangeleverd, geven, ook gelet op het feit dat door belanghebbende geen andere gegevens zijn geproduceerd, de Commissie geen aanleiding om aan te nemen dat er enig verband bestaat tussen de inbeslagname van €1.000 door de douane op het vliegveld en de terugvorderingen van de KOT. De Commissie gaat daarom uit van de juistheid van de gegevens in de LIC-overzichten. Het bezwaar is daarmee op dit punt ongegrond.
De Commissie neemt goede nota van het feit dat UHT in de nadere schriftelijke reactie
van 11 maart 2025 heeft toegezegd zelf nog contact op te nemen met belanghebbende omtrent de inbeslagname.
Persoonlijk dossier
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat hij niet de beschikking heeft over de volledige informatie, omdat hij niet de beschikking heeft over zijn persoonlijk dossier en/of het volledige bezwaardossier. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgen op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift van UHT met de
bijbehorende producties is op 23 oktober 2024 aan gemachtigde toegestuurd. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende genoegzaam kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. Dat belanghebbende de noodzaak voelt om zijn persoonlijk dossier in handen te krijgen, begrijpt de Commissie en zij adviseert UHT daarom zich zoveel mogelijk in te spannen om het persoonlijk dossier aan belanghebbende te verstrekken. Tegelijkertijd is de Commissie van oordeel dat het niet hebben van het gehele persoonlijk dossier belanghebbende niet in de weg staat om op basis van het onderhavige bezwaardossier inzicht te krijgen in hoe het compensatiebedrag tot stand is gekomen. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie is daarmee in voldoende mate invulling gegeven aan de procedurele waarborgen van de Awb. Het bezwaar is op dit punt dan ook ongegrond.
Artikel 19 Awir
Belanghebbende stelt dat B/T op grond van artikel 19 van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen (Awir) destijds binnen een termijn van 9 maanden
definitief had moeten beslissen over de KOT over de toeslagjaren 2008 en 2009, maar dat niet heeft gedaan. De Commissie is van oordeel dat dit bezwaar – wat daar verder
ook van zij – buiten het bereik van deze (bezwaar)procedure valt en laat het daarom
verder onbesproken.
FSV lijst
Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat de persoonsgegevens van belanghebbende in de Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV) zijn opgenomen. Ter zitting en in de
nadere beschouwing van UHT, die naar aanleiding van de zitting is verstuurd, is UHT
desgevraagd ingegaan op de vermelding van belanghebbende in de FSV-lijst. De
Commissie constateert dat UHT - die kennelijk zelf niet over toereikende bevoegdheden beschikt om hier de door belanghebbende gewenste gedetailleerde informatie te verschaffen - belanghebbende intussen op passende wijze heeft geïnformeerd over hoe en waar zij die informatie zelf wel kan krijgen.
De hoogte van de compensatieberekening
Belanghebbende is van mening dat de compensatieberekening, voor zover die voor hem op basis van de beschikbare stukken te controleren valt, niet correct is. Hij betwist meer concreet de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade en de hoogte voor de vergoeding voor kosten van juridische hulp. UHT heeft in haar beschouwing van 18 april 2024 eveneens ambtshalve de componenten met betrekking tot de invorderingskosten en de rentevergoeding over gemiste KOT opnieuw berekend.
- Invorderingskosten (component i)
UHT heeft in haar beschouwing opgemerkt dat de invorderingskosten ten aanzien van het toeslagjaar 2009 in het nadeel van belanghebbende zijn berekend. UHT stelt dat hier een bedrag van € 279 opgenomen moet staan en verwijst hierbij naar het LIC-overzicht ten aanzien van voornoemd toeslagjaar. De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT en adviseert om de berekening van de invorderingskosten over het toeslagjaar 2009 aan te passen in de beslissing op bezwaar. - Vergoeding kosten juridische hulp (component m)
UHT heeft in haar beschouwing vermeld dat de vergoeding voor kosten aan juridische hulp voor 2008 en 2009 verkeerd is berekend. Volgens UHT dient een aantal van 10 punten te worden toegekend. Dit tegen het hoogst geldende tarief. De Commissie neemt met instemming kennis van het voornemen van UHT om de vergoeding voor de kosten aan juridische hulp opnieuw te berekenen. De Commissie neemt daarbij goede nota van de door UHT ter zitting gedane toezegging dat in de beslissing op bezwaar zal worden uitgegaan van het thans geldende tarief van € 907 per procespunt. - Rentevergoeding over gemiste KOT (component o)
UHT heeft in haar schriftelijk verweer opgemerkt dat de rentevergoeding over gemiste KOT incorrect is berekend. De berekening over de toeslagjaren 2008 en 2009 zijn in het nadeel van belanghebbende berekend omdat voor beide jaren is uitgegaan van een verkeerde einddatum. De einddatum van de rentevergoeding over gemiste KOT betreft op grond van de Wht de dagtekening van het primaire besluit. UHT stelt dat de einddatum ten aanzien van beide toeslagjaren zal worden aangepast in 11 mei 2023 en de hoogte van de rentevergoeding daarmee opnieuw zal worden berekend.
De Commissie neemt met instemming kennis van het standpunt van UHT om de
rentevergoeding over gemiste KOT in het voordeel van belanghebbende te corrigeren en adviseert UHT het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren. - Vergoeding voor immateriële schade (component n)
Nu de Commissie het bezwaar met betrekking tot de berekening van de
invorderingskosten, de kosten voor juridische hulp en de rentevergoeding over gemiste KOT gegrond acht, adviseert zij om de vergoeding van de immateriële schade te berekenen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar en daarbij alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies.
Overig bezwaar
De Commissie is wat betreft de overige onderdelen van het bezwaar van oordeel dat
deze, op zichzelf bezien noch in onderling verband gelezen, tot het door gemachtigde gewenste resultaat kunnen leiden.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar tegen de bestreden beschikking naar het oordeel van de Commissie
gedeeltelijk gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren
en om:
een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe
te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste
tarief.
De bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCH van 11 mei 2023 te herroepen
en opnieuw te beslissen met inachtneming van dit advies;
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter