Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13897

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 12 juli 2023 met (UHT-DCHA)

Hoorzitting: niet van toepassing

Overdracht advies aan UHT: 8 januari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren en om een
proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking
compensatie kinderopvangtoeslag met kenmerk UHT-DCHA.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wht medegedeeld:

  • dat zij over de jaren 2010 en 2011 geen recht heeft op compensatie wegens
    vooringenomenheid, geen recht heeft op de hardheidsregeling en geen recht heeft
    op de O/GS tegemoetkoming;
  • dat zij over de jaren 2008 en 2009 geen recht heeft op compensatie vanwege
    vooringenomenheid, geen recht heeft op de hardheidsregeling en wel over deze
    jaren recht heeft op een O/GS tegemoetkoming vanwege een onterechte O/GS
    kwalificatie.

Procesverloop

Belanghebbende heeft op 3 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 en 2009. Na overleg met
de persoonlijke zaakbehandelaar zijn daaraan de jaren 2010 en 2011 toegevoegd.

  • UHT heeft bij beschikking van 8 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
    zij wel in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 13 juni 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat bij belanghebbende gedurende de betrokken jaren 2008 tot en
    met 2011 wel sprake is geweest van institutionele vooringenomen handelen
    van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T), maar dat de toeslagpartner
    van belanghebbende een uitkering genoot en geen re-integratietraject of opleiding
    heeft gevolgd. Daarom is er geen recht op compensatie vanwege vooringenomen
    handelen vastgesteld over de jaren 2008 tot en met 2011. Er zijn ook geen
    onbillijkheden vastgesteld over deze jaren. Voor de toeslagjaren 2008 en 2009
    dient wel, aldus luidt het voorlopig oordeel van de CvW, een Opzet / Grove
    schuld-tegemoetkoming (hierna O/GS tegemoetkoming) te worden verleend.
  • UHT heeft bij de bestreden definitieve beschikking beoordeling
    kinderopvangtoeslag van 12 juli 2023 met kenmerk UHT-DCHA aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie vanwege
    vooringenomenheid, geen recht op de hardheidsregeling en geen recht heeft op
    een O/GS tegemoetkoming over de jaren 2010 en 2011. Tevens is aan
    belanghebbende meegedeeld dat zij over de jaren 2008 en 2009 geen recht heeft
    op compensatie vanwege vooringenomenheid, geen recht heeft op de
    hardheidsregeling en wel over deze jaren recht heeft op een O/GS
    tegemoetkoming.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 19 juli 2023, ingekomen op 20 juli 2023, tegen
    deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 10 september 2024 middels een schriftelijke beschouwing
    gereageerd op het bezwaarschrift. Daarin erkent UHT naar aanleiding van de door
    gemachtigde overgelegde stukken inzake een deeltijd HBO rechtenopleiding, dat
    er sprake is van vooringenomenheid over de perioden 1 september 2007 tot en
    met 31 augustus 2009 en 1 mei 2010 tot en met 31 augustus 2010.
    Naar aanleiding daarvan is door de Commissie aan UHT gevraagd om indien
    mogelijk vóór de hoorzitting van 13 december 2024, gezien hetgeen hiervoor is
    opgenomen, om een compensatieberekening te overleggen.
  • Op 12 december 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing ingediend naar
    aanleiding van aanvullende vragen/gronden inclusief een compensatieberekening
    over de jaren 2008, 2009 en 2010 en een beoordeling over het jaar 2011.
  • Gemachtigde en belanghebbende hebben daarop te kennen gegeven geen gebruik
    te zullen maken van de gelegenheid te worden gehoord.
  • De Commissie heeft vervolgens met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder
    c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het horen afgezien.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.

Compensatie over de toeslagjaren 2008 tot en met 2011
Belanghebbende is van mening dat zij recht heeft op compensatie over de toeslagjaren
2008 tot en met 2011 vanwege vooringenomenheid. Hier kan volgens haar niet op
worden teruggekomen door te zeggen dat haar toeslagpartner niet als doelgroeper na
tien jaar te kwalificeren valt.

In de primaire fase stelt UHT vast dat er sprake is van groepsgewijs vooringenomen
handelen voor de toeslagjaren 2008 tot en 2011, maar dat er tevens sprake is van
evident geen recht, omdat de toeslagpartner van belanghebbende niet als doelgroeper
valt te kwalificeren.

In bezwaar betwist belanghebbende dat de toeslagpartner van haar geen doelgroeper is geweest in de periode van de toeslagjaren 2008 tot en met 2011 en stuurt ze
daaromtrent bewijsstukken mee bij het bezwaarschrift van 29 juli 2023. Tevens stuurt zij aanvullend nog bewijsstukken, zijnde de HBO Rechten propedeuse van 29 mei 2009 met een overzicht van de studies die zijn gevolgd in de perioden:

  • 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008;
  • 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2009;
  • 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2010.

In bezwaar heeft UHT de stukken beoordeeld. Hiermee is het volgens UHT voldoende
aangetoond dat de toeslagpartner van belanghebbende als doelgroeper kan worden
aangemerkt als voorwaarde voor de kinderopvangtoeslag voor de perioden 1 september 2007 tot en met 1 mei 2010. In de periode 1 mei 2010 tot en met 31 december 2010 is geen kinderopvang afgenomen zodat er alleen al om die reden geen aanspraak bestaat op compensatie.
De Commissie stelt daarom in overeenstemming met UHT vast dat belanghebbende recht op compensatie wegens groepsgewijs vooringenomen handelen heeft voor deze periode. Ten aanzien van dit onderdeel van het bezwaar adviseert de Commissie het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.

Ook na heroverweging komt UHT in de aanvullende beschouwing tot het oordeel dat voor het jaar 2011 geen aanspraak bestaat op compensatie op basis van vooringenomenheid, hardheid of een onterechte kwalificatie O/GS. De Commissie kan zich vinden in de redengeving zoals door UHT geformuleerd in de aanvullende beschouwing.

Bezwaardossier
Belanghebbende stelt in bezwaar dat ze in haar procesbelang is geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over haar persoonlijk dossier en daardoor ook niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een
belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4, tweede lid, van de Awb heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift met de bijbehorende producties is op 30 oktober 2024 aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende (tijdig) kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat er in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken ontbreken die van enig belang zijn geweest bij het door UHT genomen besluit. De Commissie ziet daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat artikel 7:4, tweede lid, van de Awb, niet in acht zou zijn genomen. De Commissie adviseert UHT daarom om de door belanghebbende in dit verband ontwikkelde bezwaren ongegrond te verklaren.

Zorgvuldigheidsbeginsel
Belanghebbende stelt in bezwaar dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen,
omdat het onderzoek onvolledig is geweest. UHT deelt haar mening dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Haar bezwaar is op dit punt gegrond.
Belanghebbende heeft in de primaire fase geen vooraankondiging ontvangen, waardoor zij niet in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze daarover in te dienen. Zij had aanvullende bewijsstukken kunnen aanleveren die de studie van haar toeslagpartner konden aantonen. Aangezien dit niet is gebeurd en belanghebbende bezwaar heeft moeten indienen om de bewijsstukken te betrekken bij het onderzoek, oordeelt UHT dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. De Commissie volgt deze onderbouwing en zij adviseert UHT om dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren.

Motiveringsbeginsel
Belanghebbende betoogt voorts dat het bestreden besluit in strijd is met het
motiveringsbeginsel, omdat enkele onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit zouden ontbreken. Meer concreet stelt belanghebbende dat zij niet de beschikking heeft over het ‘overzicht (uit)betalingen en/of verrekeningen’.
Zij is daardoor niet in staat om de juistheid van de compensatieberekening te
controleren. UHT heeft hierop in de schriftelijke reactie gereageerd en gesteld dat voor
zover de beschikking onvoldoende was gemotiveerd, enig gebrek met de beschouwing
is hersteld.
De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de beschouwing, de aanvullende beschouwing en een uitgebreide uitleg met behulp van RKT, SAS-overzichten alsmede de overige producties in het dossier, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. De door belanghebbende specifiek genoemde ontbrekende stukken maken onderdeel uit van het bezwaardossier zoals dat ter inzage heeft gelegen en tijdig aan gemachtigde en belanghebbende is verstrekt, zodat gemachtigde en belanghebbende tijdig over die stukken beschikten. Het bezwaar treft in zoverre geen doel.

Compensatieberekening
De commissie heeft UHT verzocht om een compensatieberekening aan te leveren voor de jaren waarover bij de beslissing op bezwaar compensatie wordt toegekend zoals wordt genoemd in de beschouwing. De definitieve berekening van het compensatiebedrag kan UHT pas bij de beslissing op bezwaar opstellen, omdat de rentevergoeding en de immateriële schadevergoeding worden doorberekend tot aan de beslissing op bezwaar. Ook wordt voor de vergoeding van de juridische hulp het tarief door UHT aangehouden op het moment van de beslissing op bezwaar. Als indicatie heeft UHT een conceptberekening van de compensatie gemaakt met als fictieve datum beslissing op bezwaar van 13 december 2024. Deze berekening is als bijlage toegevoegd aan de aanvullende reactie van UHT met daarbij een toelichting op de berekening in de ‘bijlage compensatieberekening’. Gemachtigde heeft zich over de inhoud van de compensatieberekening kunnen uitlaten en dienaangaande daarover geen opmerkingen gemaakt.

Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren deels gegrond zijn en zullen moeten leiden tot herroeping van de bestreden beslissing, zal de Commissie UHT adviseren tevens de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende rechte op een forfaitaire vergoeding op basis van 1 procespunt (indienen bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen. De Commissie constateert dat UHT onterecht en op foute gronden is gekomen tot de beslissing om op het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.

Conclusie en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag deels ontkennend beantwoordend, UHT om:

  • het bezwaarschrift tegen de beschikking van 12 juli 2023 met kenmerk UHT-DCHA aangaande de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 gedeeltelijk grond te verklaren, te herroepen, en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • nu de Commissie het bezwaar gedeeltelijk gegrond acht en de Commissie tot herroeping van de bestreden beschikking met het kenmerk UHT-DCHA adviseert, wordt tevens de toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd op basis van de gebruikelijke maatstaven.

[handtekening]

Secretaris

De secretaris is buiten staat te ondertekenen.

[handtekening]

De voorzitter