Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13628

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 13 juni 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Ontvangst bezwaarschrift: 27 juni 2023

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 6 februari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens belanghebbende ingediende
bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking
compensatie kinderopvangtoeslag met bovengenoemd kenmerk. Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2005 tot en met 2012.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 29 juni 2021 verzocht om herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008, 2009 en 2012. Op
    verzoek van belanghebbende is de herbeoordeling uitgebreid tot de jaren 2005 tot
    en met 2012.
  • UHT heeft bij beschikking van 1 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
    zij niet in aanmerking komt voor betaling van € 30.000 op grond van de
    Catshuisregeling..
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 5 juni 2023 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geadviseerd
    dat met betrekking tot de jaren 2005 tot en met 2012 geen sprake is geweest van
    institutionele vooringenomenheid of hardheid.
  • UHT heeft bij bestreden beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat zij
    geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2005 tot en met 2012.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 26 juni 2023, ingekomen op 27 juni 2023,
    namens belanghebbende bezwaar gemaakt.
  • UHT heeft op 4 juli 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 30 juli 2024 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 1 augustus 2024 schriftelijk gereageerd op het aanvullende
    bezwaarschrift.
  • Op 13 januari 2025 heeft gemachtigde de Commissie laten weten dat
    belanghebbende afziet van het recht om te worden gehoord en dat het bezwaar
    op de stukken kan worden behandeld en afgedaan.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter], [lid] en [lid], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende maakt bezwaar tegen de uitkomst van de herbeoordeling over de
toeslagjaren 2005 tot en met 2012. Zij stelt dat zij over deze toeslagjaren
vooringenomen of te hard is behandeld.

UHT betwist dat B/T jegens belanghebbende vooringenomen heeft gehandeld of dat er sprake is geweest van hardheid. UHT heeft haar beoordeling van de desbetreffende
toeslagjaren toegelicht met verwijzing naar (voorschot)beschikkingen en naar
wijzigingsopgaven door belanghebbende. De Commissie overweegt per toeslagjaar als
volgt.

2005
Belanghebbende stelt dat de KOT bij beschikking van 22 juli 2005 neerwaarts is
gecorrigeerd. Omdat in het dossier geen uitvraagbrieven aanwezig zijn moet zij op grond van vooringenomenheid worden gecompenseerd. Verder is de KOT in dit jaar aan de kinderopvanginstelling (hierna “KOI”) uitbetaald terwijl deze van belanghebbende is teruggevorderd, hetgeen hardheid oplevert.

UHT onderbouwt in de schriftelijke beschouwing dat de KOT over dit jaar een aantal keer is aangepast op grond van wijzigingen van de aanvraag door belanghebbende. Daarom is geen sprake van vooringenomen handelen. Er is ook geen sprake van hardheid omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn en de KOT, anders dan belanghebbende stelt, steeds aan haar zelf is uitbetaald. CvW heeft eveneens geadviseerd dat geen sprake is van vooringenomen of te hard handelen door B/T en dat de compensatieregeling niet van toepassing is.

De Commissie ziet in het dossier niet dat sprake is geweest van vooringenomenheid of
hardheid over 2005. Uit het dossier blijkt dat sprake is van reguliere bijstellingen op
verzoek van belanghebbende. Wellicht ten overvloede merkt de Commissie op dat
volgens het overzicht van het Landelijk Incassocentrum (hierna “LIC-overzicht”) over
2005 de neerwaartse correctie van 22 juli 2005 al op 2 augustus 2005 opwaarts werd
bijgesteld, zodat deze ook niet tot schade voor belanghebbende heeft geleid. De
Commissie adviseert UHT het bezwaar met betrekking tot dit jaar ongegrond te
verklaren.

2006
Belanghebbende stelt dat zij pas op 2 oktober 2006 een voorschotbeschikking heeft
ontvangen en dat de KOT ten onrechte niet in december 2005 automatisch is gecorrigeerd. De trage besluitvoering in combinatie met de kenbare financiële problemen die deze bij belanghebbende te weeg bracht, levert, volgens het Handboek integrale beoordeling Vaktechniek, paragraaf 3.1.8 institutioneel vooringenomen handelen op.

Volgens UHT is de KOT aanvraag voor 2006 conform verzoek door belanghebbende
aangepast en is sprake geweest van reguliere bijstellingen. Net als CvW concludeert UHT dat geen sprake is van vooringenomenheid of hardheid.

De Commissie overweegt dat uit het dossier blijkt dat de Kinderdagopvanginstelling
(hierna: KOI) eerst begin september 2006 (met terugwerkende kracht) een aantal
contracten heeft opgesteld voor het toeslagjaar 2006 en dat belanghebbende deze op 14 september 2006 aan de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft gestuurd. B/T
heeft deze informatie - blijkens het RKT bestand - binnen één week verwerkt, gevolgd
door de beschikking waarin de KOT werd toegekend. Naar het oordeel van de Commissie is er daarom geen sprake geweest vooringenomenheid of hardheid door B/T met betrekking tot de toekenning van KOT over 2006. De Commissie adviseert UHT het bezwaar over dit jaar ongegrond te verklaren.

2007
Belanghebbende stelt ten aanzien van de beschikkingen van 31 maart en
14 april 2007, waarbij de KOT op nihil werd gesteld, dat B/T hierover eerst
uitvraagbrieven had moeten sturen. De wijzigingsformulieren waren niet compleet en het was aannemelijk dat er wel opvang werd genoten. Dit levert vooringenomen handelen op. Daarnaast is de KOT in dit jaar aan de KOI uitbetaald terwijl deze van
belanghebbende is teruggevorderd. Belanghebbende had subsidiair op grond van
hardheid moeten worden gecompenseerd.

Voor 2007 heeft UHT toegelicht dat sprake was van reguliere wijzigingen op basis van
gegevens van belanghebbende zelf over (vermindering van) opvanguren en/of
(gestegen) toetsingsinkomen.

De Commissie overweegt dat uit het dossier blijkt dat de neerwaartse beschikking naar
nihil en de opvolgende opwaartse bijstelling naar € 4.776 zijn gebaseerd op door
belanghebbende zelf ingediende en ondertekende wijzigingsformulieren van 20 maart 2007. Als een belanghebbende zelf wijzigingen doorgaf, behoefde B/T, anders dan
belanghebbende suggereert, in beginsel geen nadere uitvraag te doen. De laatste
neerwaarts bijgestelde definitieve beschikking van 18 maart 2009 (naar € 5.829) is
berekend naar aanleiding van de door belanghebbende zelf op 28 november 2008
ingestuurde jaaropgaaf en op wijziging in haar toetsingsinkomen. Uit het LIC-overzicht
blijkt overigens niet dat belanghebbende is verzocht over 2007 een bedrag aan KOT
terug te betalen.

De Commissie heeft in het dossier geen aanknopingspunten gezien die wijzen op
vooringenomenheid of hardheid. Het dossier geeft blijk van reguliere bijstellingen op basis van wijzigingen die door belanghebbende zijn doorgegeven. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

2008
Belanghebbende stelt dat de KOT in dit jaar aan de KOI uitbetaald is terwijl deze bij
belanghebbende is teruggevorderd, hetgeen betekent dat zij gecompenseerd moet
worden op basis van hardheid.

UHT heeft aangevoerd dat de KOT in 2008 is aangepast vanwege een aantal wijzigingen in de aanvraag door belanghebbende. De neerwaartse bijstelling van de
voorschotbeschikking van 26 februari 2008 van € 7.294 is berekend conform de opgave van belanghebbende van 15 februari 2008. Deze voorschotbeschikking is later nogmaals gewijzigd op grond van de op 10 juli 2009 door belanghebbende ingestuurde jaaropgave en van een wijziging in het toetsingsinkomen. Dit betroffen dus reguliere wijzigingen. Uit het LIC-overzicht volgt dat B/T in 2008 € 2.040 heeft betaald aan de KOI en daarna nog eens € 5.254 aan belanghebbende zelf. De KOT over 2008 is definitief vastgesteld op € 6.140. Dat is meer dan het bedrag van € 2.040 dat aan de KOI is uitbetaald. De aan de KOI uitbetaalde KOT is dus volledig gebruikt voor opvangkosten, aldus UHT.

De Commissie concludeert op basis van het dossier dat sprake is geweest van reguliere
wijzigingen op basis van uren en toetsingsinkomen, welke wijzigingen door
belanghebbende zelf zijn doorgegeven. De daadwerkelijke opvangkosten ad € 6.140
waren hoger dan het bedrag dat rechtstreeks aan de KOI is uitbetaald. Er is derhalve
geen sprake van hardheid omdat belanghebbende een bedrag aan KOT heeft moeten
terugbetalen dat aan de KOI ten goede is gekomen waarvoor geen opvang is genoten.

De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

2009, 2010 en 2011
Met betrekking tot de toeslagjaren 2009, 2010 en 2011 heeft belanghebbende geen
concrete bezwaargronden aangevoerd. UHT heeft ook ter zake van deze jaren gesteld dat geen sprake is geweest van vooringenomenheid of (te hard) handelen door B/T. De
Commissie heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden die nopen tot het
oordeel dat belanghebbende met betrekking tot deze jaren vooringenomen of te hard is behandeld. De Commissie adviseert UHT het bezwaar ook over deze jaren ongegrond te verklaren.

2012
Belanghebbende stelt dat de KOT in dit jaar aan de KOI uitbetaald is terwijl deze bij
belanghebbende is teruggevorderd.

UHT heeft aangevoerd dat uit de systemen van UHT blijkt dat de KOT over dit jaar naar
het rekeningnummer van belanghebbende is overgemaakt. Dat blijkt ook uit het in
geding gebrachte LIC overzicht. Er zijn dus geen bedragen aan de KOI betaald waarvoor
geen opvang is genoten. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar op dit punt
ongegrond te verklaren.

O/GS
Belanghebbende heeft (aanvullend) bezwaar gemaakt tegen het feit dat haar geen O/GS tegemoetkoming is toegekend. Aan haar zouden betalingsregelingen zijn geweigerd.

UHT heeft aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van een O/GS tegemoetkoming omdat in het geval van belanghebbende geen sprake is geweest van een (onterechte) O/GS kwalificatie. UHT heeft dit gestaafd met een schermafdruk uit het desbetreffende systeem van B/T.

De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT. De Commissie ziet in het dossier
geen feiten of omstandigheden die tot een andersluidende conclusie kunnen leiden. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en geen
kostenveroordeling toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter