BAC 2021-01868 en BAC 2022-10576
Publicatiedatum 10-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 20 september 2021 (UHT-DC-I A) en 15 augustus 2022 (UHT-HD CWS)
Ontvangst bezwaarschrift: 7 oktober 2021 en 20 september 2022
Hoorzitting: 30 augustus 2024
Overdracht advies aan UHT: 15 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift tegen het besluit om belanghebbende geen aanvullende werkelijke schadevergoeding toe te kennen, deels gegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
De namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de volgende door UHT genomen beschikkingen:
- de beschikking van 20 september 2021 met kenmerk UHT-DC-I A, waarin UHT compensatie voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2013 afwijst. De reden is dat bij de beoordeling van de KOT voor deze periodes door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) geen fouten zijn gemaakt.
- de beschikking van 15 augustus 2022 met kenmerk UHT-HD-CWS, waarin UHT geen aanvullende werkelijke schadevergoeding aan belanghebbende toekent. Voorafgaand aan deze beslissing heeft UHT advies ingewonnen bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Op 8 november 2022 heeft CWS het ‘CWS beleidskader begroting immateriële schadevergoeding’ gepubliceerd. Op 1 juli 2024 heeft CWS ‘De werkwijze en het schadekader’ gepubliceerd.
Procesverloop
- Op 8 september 2020 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van KOT over de toeslagjaren vanaf 2012. De herbeoordeling is later uitgebreid en ziet op de toeslagjaren 2007 tot en met 2013.
- Op 26 oktober 2020 is een bedrag van € 500 aan belanghebbende overgemaakt voor acute geldnood.
- Omstreeks 22 december 2020 heeft UHT aan belanghebbende voor toeslagjaar 2012 een tegemoetkoming opzet/grove schuld (hierna: O/GS-tegemoetkoming) betaald van € 389.
- Bij beschikking van 29 januari 2021 heeft UHT het bedrag dat belanghebbende op grond van de O/GS-tegemoetkoming heeft ontvangen aangevuld tot € 30.000.
- Op 14 december 2020 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies uitgebracht dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op de toeslagjaren 2007 tot en met 2013.
- Op 20 augustus 2021 heeft [gemachtigde] namens belanghebbende verzocht om een aanvullende werkelijke schadevergoeding.
- Bij beschikking van 20 september 2021 heeft UHT het verzoek voor compensatie voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2013 afgewezen.
- Op 7 oktober 2021 heeft [gemachtigde] hiertegen een pro forma bezwaarschrift ingediend.
- Op 10 mei 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen onder andere belanghebbende, en CWS. Hiervan is een verslag opgemaakt.
- Op 27 juni 2022 heeft CWS geadviseerd geen aanvullende schadevergoeding toe te kennen.
- Bij beschikking van 15 augustus 2022 heeft UHT het advies van CWS overgenomen.
- Op 20 september 2022 heeft belanghebbende hiertegen een pro forma bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is op 26 september 2022 ontvangen.
- Op 19 en 25 oktober 2022 heeft [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) zich gesteld als gemachtigde en in beide bezwaarprocedures de gronden van bezwaar ingediend.
- Op 15 december 2022 heeft UHT aan CWS om aanvullend advies gevraagd.
- Op 24 januari 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
- Op 16 februari 2023 heeft CWS per e-mail een nadere toelichting toegestuurd.
- Op 15 november 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend met betrekking tot de afgewezen compensatie voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2013.
- Op 6 december 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend met betrekking tot de afgewezen aanvullende werkelijke schadevergoeding.
- Op 29 augustus 2024 heeft UHT in een aanvullende beschouwing het besluit van 15 augustus 2022 getoetst aan het nieuwe schadekader.
- Op 30 augustus 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
- De Commissie bestaande uit [voorzitter] (voorzitter), en [leden] (leden), heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie zal hieronder per beschikking het advies toelichten.
1 Afwijzing compensatie toeslagjaren 2007 tot en met 2013 - UHT-DC-I A
Gemachtigde stelt dat belanghebbende en haar partner indertijd vaak hebben gebeld met B/T. In hun beleving werden zij tijdens die gesprekken niet met respect behandeld en kregen zij geen adequate informatie, waardoor zij op het verkeerde been zijn gezet. De telefoonlogs van deze gesprekken bevinden zich niet in het dossier, derhalve is het dossier niet compleet. Verder stelt gemachtigde dat B/T niet de juiste betalingen heeft verricht aan de kinderopvanginstelling waardoor de kinderopvang werd beëindigd. Op grond hiervan is gemachtigde van mening dat vooringenomen is gehandeld.
De Commissie overweegt als volgt. Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T.
In de schriftelijke beschouwing heeft UHT voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2013 uitgebreid beschreven welke wijzigingen in de KOT hebben plaatsgevonden. De correcties zijn gebaseerd op door belanghebbende doorgegeven wijzigingen dan wel wijzigingen in het aantal opvanguren, uurtarief en de hoogte van het toetsingsinkomen. De door UHT beschreven wijzigingen worden ondersteund door de bijbehorende producties in het bezwaardossier. Uit het overzicht van het Landelijk Incasso Centrum voor 2012 (hierna: LIC-overzicht) blijkt dat de KOT destijds op het rekeningnummer van de kinderopvanginstelling werd uitgekeerd. Uit een betalingsherinnering van kinderopvangorganisatie gedateerd op 6 februari 2012, volgt dat de openstaande bedragen bestaan uit de door belanghebbende niet voldane eigen bijdrage en dus niet uit door B/T niet overgemaakte KOT. De KOT werd door B/T immers rechtstreeks uitgekeerd aan de kinderopvangorganisatie. Verder blijkt uit het bezwaardossier dat belanghebbende op 7 mei 2013 heeft doorgegeven dat de kinderopvang per 1 januari 2013 is gestopt.
Met betrekking tot de telefoongesprekken die belanghebbende als onprettig heeft ervaren en het ontbreken van de telefoonlogs, heeft UHT in de schriftelijke reactie aangegeven het te betreuren dat belanghebbende en haar partner zich niet met respect behandeld hebben gevoeld. Bij telefonisch contact met B/T worden in de regel telefoonnotities opgeslagen in het TVS systeem. Bij de raadpleging van TVS bleek dat er nauwelijks of geen telefoonnotities aanwezig zijn van belanghebbende van vóór het jaar 2020. Over de kwestie of belanghebbende met te weinig respect is behandeld of niet adequaat is voorgelicht, kan daarom geen uitsluitsel worden gegeven.
Gelet op vorenstaande is er naar het oordeel van de Commissie geen reden het advies van de CvW en het standpunt van UHT met betrekking tot de toeslagjaren 2007 tot en met 2013 onjuist te achten. De verplichting tot terugbetaling van de KOT is het gevolg van reguliere correcties. Dat kan niet worden aangemerkt als institutioneel vooringenomen handelen. De reguliere correcties wijzen ook niet op onbillijkheden vanwege de hardheid waarmee het wettelijk systeem werd toegepast. Daarbij ligt het in de aard van een voorschot besloten, dat de werkelijke, later vast te stellen aanspraak, op een lager bedrag kan uitkomen. Aan een voorschot kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend, dat een definitieve aanspraak op een daarmee overeenstemmend bedrag bestaat.
De Commissie is verder van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer, de LIC-overzichten en de overige producties, het bestreden besluit ten aanzien van de afgewezen toeslagjaren voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen en acht de bezwaren op dit punt ongegrond.
Catshuisregeling
Voorts is de Commissie gebleken dat UHT bij beschikking van 29 januari 2021 de O/GS- tegemoetkoming van € 389 heeft aangevuld tot € 30.000 op basis van de Catshuisregeling. De Commissie overweegt dat, gelet op artikel 2.7 lid 5 Wht geen sprake is van een herstelmaatregel indien toekenning van een O/GS-tegemoetkoming betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd. Uit het bezwaardossier blijkt dat de toegekende O/GS-tegemoetkoming van € 389 ziet op toeslagjaar 2012, waarover een bedrag van € 1.295 is teruggevorderd. Om die reden is de Commissie van mening dat geen sprake is van een herstelmaatregel zoals bedoeld in artikel 2.7 lid 4 Wht. Derhalve had de O/GStegemoetkoming op grond van de Wht niet hoeven te worden aangevuld tot de € 30.000 van de Catshuisregeling.
2 Aanvullende werkelijke schade - UHT-HD-CWS
De Commissie ziet zich voorts gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade te laag heeft vastgesteld.
Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelwijze van B/T waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden. De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS.
Het is de Commissie gebleken dat aan belanghebbende omstreeks 22 december 2020 een O/GS-tegemoetkoming van € 389 is uitgekeerd wegens een onterechte kwalificatie grove schuld. Compensatie op basis van de compensatieregeling en de hardheidscompensatie is afgewezen. Gelet op artikel 2.6 lid 3 Wht komt belanghebbende enkel in aanmerking voor een aanvullende schadevergoeding voor schade die is veroorzaakt door de onterechte O/GS kwalificatie in 2014 naar aanleiding van een terugvordering van KOT voor toeslagjaar 2012. De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS.
Verzoek aanvullende werkelijke schade
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de volgende schadeposten:
Schadeverzoek belanghebbende | Bedrag | |
1. | Immateriële schade | € 88.100 |
2. | Materiële schadeposten | |
Vervangende opvangkosten | geen bedrag genoemd | |
- Reiskosten | € 31,54 | |
- Inkomensschade belanghebbende en partner | € 685.463,38 | |
- Studiekosten wegens studievertraging | € 94.111,50 | |
- Vermogensschade | € 234.314,35 | |
- Financiële ondersteuning derde | € 1.198,20 | |
- Verhuizing | € 4.703,12 | |
3. | Juridische bijstand | € 4.059,16 |
4. | Beslag auto | € 7.000 |
Totaal | € 1.118.981,25 |
Toegewezen werkelijke schadevergoeding
Aan de hand van het nieuwe schadekader van CWS van 1 juli 2024 heeft UHT de berekening van de toegekende aanvullende schadevergoeding aangepast. Na aftrek van de O/GS-tegemoetkoming en het surplus van de Catshuisregeling, blijft de aanvullende schadevergoeding nog steeds € 0.
Schadeverzoek volgens CWS | Bedrag | |
1. | Materiële schadeposten | |
- Verlet en reiskosten | € 300 | |
AF: advies CWS 27 juni 2022 reiskosten | € 31,54 -/- | |
AF: advies CWS 27 juni 2022 kosten vrije dagen | € 750 -/- | |
Totaal materiële schadeposten | € 0 | |
2. | Immateriële schade | € 9.300 |
Standaard 1% verhoging | € 93 | |
Totaal immateriële schade | € 9393 | |
AF: O/GS-tegemoetkoming | € 389 -/- | |
AF: surplus Catshuisregeling | € 29.611 -/- | |
Aanvullende werkelijke schadevergoeding | € 0 |
In de aanvullende beschouwing van 29 augustus 2024 heeft UHT de aangepaste berekening toegelicht. Op basis van het nieuwe schadekader gaat CWS ervan uit dat ouders tijd kwijt zijn geweest aan regelzaken rondom de KOT-problematiek. Hiervoor wordt een forfaitaire vergoeding van € 300 aan verlet- en reiskosten toegekend.
De vergoeding voor de immateriële schade is op basis van het nieuwe schadekader verhoogd van € 4.100 naar € 9.300. Zoals CWS in haar advies heeft toegelicht, vormen de door belanghebbende – en in het advies concreet benoemde - aangevoerde omstandigheden reden om een aanvullende vergoeding aan immateriële schade toe te kennen. In de aanvullende beschouwing heeft UHT de verschillende bouwstenen die samen het bedrag van de immateriële schadevergoeding vormen, toegelicht.
De toekenning is naar het oordeel van de Commissie in lijn met het geldende beleidskader dat CWS hanteert om vorm en inhoud te geven aan het bepaalde in voornoemd artikel 2.1 lid 3 Wht.
Afgewezen schadeposten
De overige door belanghebbende opgevoerde schadeposten zijn afgewezen. CWS heeft in haar advies, onder aanvoering en uiteenzetting van de daartoe leidende overwegingen kenbaar gemaakt dat en waarom het zich op het standpunt stelt dat ten aanzien van de meeste door belanghebbende gestelde schadeposten geen oorzakelijk verband aannemelijk is geworden tussen de gestelde schade en het weigeren van een persoonlijke betalingsregeling in 2014.
De door het CWS op deze onderdelen van het advies ten grondslag gelegde motiveringen acht de Commissie voldoende overtuigend. Er bestond in dit opzicht dan ook geen aanleiding om het advies van CWS op deze punten onjuist te achten. UHT heeft het advies op deze punten kunnen en mogen volgen.
De Commissie meent, gelet op de stukken en het onderzoek ter zitting, dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar is. De Commissie ziet in hetgeen gemachtigde heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten die twijfel doen rijzen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Voorts is de Commissie uit het bezwaardossier gebleken dat de studieschuld bij DUO van € 94.000 volledig is kwijtgescholden.
Onthouden advies door CWS
Uit de schriftelijke reactie van 6 december 2023 blijkt dat UHT het bezwaar gegrond acht vanwege de door CWS op 16 februari 2023 per e-mail gegeven nadere toelichting op het advies van 27 juni 2022 met betrekking tot de schadeposten (i) inkomensschade en schade in pensioenopbouw van de partner als gevolg van arbeidsongeschiktheid, en (ii) gemist inkomen van de partner als zzp-er. In eerste instantie gaf CWS aan niet te kunnen adviseren over deze schadeposten. In de nadere toelichting per e-mail geeft CWS aan dat ondanks verzoeken er geen onderbouwing is gegeven van de medische klachten en met name de relatie daarvan met de KOT. CWS vindt het niet aannemelijk dat er sprake is van een verband tussen de weigering van een persoonlijke betalingsregeling in 2014 voor de KOT-schuld over 2012 en de medische klachten van de partner in 2020.
De Commissie overweegt dat de nader gegeven toelichting van CWS niet heeft geleid tot een aanpassing van de hoogte van de toegekende schadevergoeding. Derhalve ziet de Commissie hierin geen aanleiding om het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.
Vergoeding voeren procedure CWS
Het CWS hanteert op grond van het nieuwe schadekader een vaste vergoeding van € 500 (inclusief wettelijke rente) per huishouden voor de tijd en kosten die ouders kwijt zijn aan de procedure bij de CWS. De ouder hoeft hier niet om te vragen. Gelet op de aard van deze kosten vallen deze niet onder de aanvullende werkelijke schade en worden deze daarom apart aan de ouder vergoed om verrekening met al ontvangen compensatie en/of tegemoetkomingen te voorkomen.
UHT heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat belanghebbende achteraf bezien opgrond van artikel 2.7 lid 5 Wht geen recht had op de aanvulling van de Catshuisregeling. UHT stelt zich daarom op het standpunt dat aan belanghebbende een onverschuldigde betaling is verricht van € 29.611. UHT is voornemens de vergoeding voor het voeren van de procedure bij de CWS ten bedrage van € 500 te verrekenen met de in haar ogen onverschuldigde betaling van € 29.611.
De Commissie overweegt als volgt. Aan belanghebbende is een O/GS-tegemoetkoming toegekend. Op 29 januari 2021 is aan belanghebbende een forfaitair bedrag van € 30.000 toegekend als bedoeld in artikel 2.7 lid 1 Wht. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.7 lid 1 staat onder andere het volgende:
‘Toekenning zal in de meeste gevallen plaatsvinden na een zogenoemde eerste zorgvuldige toets door de Belastingdienst/Toeslagen. Bij twijfel heeft de Belastingdienst/Toeslagen de mogelijkheid af te gaan op informatie van de ouders. Hoewel deze toets zorgvuldig plaatsvindt, worden niet alle op de zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden getoetst. Toetsen op alle feiten en omstandigheden zou een snelle toekenning van het forfaitaire bedrag belemmeren. Toekenning van het forfaitaire bedrag betekent dus nog niet dat de belanghebbende ook per definitie recht heeft op toepassing van de compensatieregeling of de O/GS-tegemoetkomingsregeling.’
Volgens onderdeel 3.1.1.1 van de Memorie van Toelichting is het doel van het forfaitaire bedrag van de Catshuisregeling om een snellere afhandeling van de hersteloperatie te bewerkstelligen. De wetgever was zich er hierbij van bewust dat na toekenning van het forfaitaire bedrag kan blijken dat toch geen recht bestond op de compensatieregeling of de O/GS- tegemoetkomingsregeling dan wel een lager bedrag. In onderdeel 3.1.2.2 van de Memorie van Toelichting staat daarover onder andere:
‘Het forfaitaire bedrag van € 30.000 hoeft niet terugbetaald te worden als wordt vastgesteld dat de gedupeerde ouder op grond van de herstelregelingen recht heeft op een lager bedrag dan € 30.000. De Belastingdienst/Toeslagen kan het forfaitaire bedrag wel terugvorderen als de ouder na 19 maart 2021 opzettelijk een onjuiste aanvraag voor herstel heeft ingediend of geen recht heeft op toepassing van een herstelmaatregel en hij dit wist of behoorde te weten. 19 maart 2021 is de datum van publicatie van het beleidsbesluit waarin deze terugvorderingsbevoegdheid werd aangekondigd.’
Het voorgaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat B/T het forfaitaire bedrag uitsluitend kan terugvorderen als blijkt dat de ouder ná 19 maart 2021 (1) opzettelijk een onjuiste aanvraag voor herstel heeft ingediend of (2) geen recht heeft op toepassing van een herstelmaatregel en hij dit wist of behoorde te weten. Nu belanghebbende het verzoek om herbeoordeling op 8 september 2020 heeft ingediend, kan hiervan geen sprake zijn. Ten overvloede merkt de Commissie op dat er ook geen aanleiding is om aan te nemen dat belanghebbende opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend dan wel wist of behoorde te weten dat zij geen recht had op een aanvulling van de Catshuisregeling.
Gelet op vorenstaande is de Commissie van oordeel dat in onderhavig geval geen sprake is van een onverschuldigde betaling. Dat UHT achteraf het standpunt heeft ingenomen dat belanghebbende op grond van artikel 2.7 lid 5 niet in aanmerking kwam voor het forfaitaire bedrag van de Catshuisregeling, doet daar niet aan af. Derhalve kan UHT de vaste vergoeding van € 500 voor het volgen van een procedure bij CWS niet in mindering brengen op de Catshuisregeling van € 30.000. Verrekening impliceert in dit verband de facto een terugvordering van de Catshuisregeling tot een bedrag van € 500 hetgeen naar het oordeel van de Commissie in strijd is met de wet. De Commissie adviseert om aan belanghebbende voor het voeren van de procedure bij CWS de aanvullende vergoeding van € 500 toe te kennen en acht het bezwaar gelet hierop gegrond. Voorts acht de Commissie het raadzaam dat UHT aan belanghebbende bevestigt dat het in de beschikking van 29 januari 2021 toegewezen bedrag geen onverschuldigde betaling betreft.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is en het advies van de Commissie ertoe strekt om voor de bezwaarprocedure gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-HD-CWS de vergoeding van € 500 toe te kennen en uit te keren, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (één bezwaarschrift). De Commissie adviseert om hierbij de hoogste vergoeding toe te kennen met wegingsfctor twee.
Conclusie
Gelet op het voorstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te verklaren; en
- het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-HD-CWS gedeeltelijk gegrond te verklaren en aan belanghebbende de vergoeding van € 500 voor het voeren van de procedure bij CWS toe te kennen en uit te keren; en
- een proceskostenvergoeding toe te kennen
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter