Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00206

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 1 februari 2021 (UHT-B ADJ), 21 juli 2021 (UHT-DHR HA) en 22 juli 2021 (UHT-DC-I A)

Ontvangst bezwaarschriften: 22 maart 2021 (UHT-B ADJ) en 20 augustus 2021 (UHT-DHR HA; UHT-DC-I A)

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 2 februari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaar is gericht tegen de op 1 februari
2021, 21 juli 2021 en 22 juli 2021 door UHT genomen beschikkingen, waarbij aan
belanghebbende over de toeslagjaren 2017 en 2018 een compensatiebedrag ad €
39.693,- is toegekend (UHT-B ADJ & UHT-DHR A) en over het toeslagjaar 2019 geen
compensatie is toegekend (UHT-DC-I A).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b, en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het vorenstaande moeten de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 23 oktober 2020 aangemeld in het kader van een
    herbeoordeling kinderopvangtoeslag. UHT heeft in het kader van de
    herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2017, 2018 en 2019.
  • Bij beschikking van 23 november 2020 met kenmerk UHT-AN heeft UHT
    belanghebbende een bedrag ad € 6.000,- toegekend voor acute geldnood.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft het verzoek van belanghebbende
    beoordeeld en UHT op 2 december 2020 geadviseerd om over de toeslagjaren
    2017 en 2018 hardheidscompensatie toe te kennen (destijds: proportionele
    toekenning). De CvW heeft op 21 mei 2021 UHT geadviseerd over het toeslagjaar
    2019 geen compensatie toe te kennen.
  • Bij beschikking van 1 februari 2021 met kenmerk UHT-B ADJ heeft UHT
    belanghebbende medegedeeld dat zij op grond van de Catshuisregeling in
    aanmerking komt voor een aanvulling tot € 30.000,-. Hierbij is een eerder aan
    belanghebbende uitbetaald bedrag ad € 6.768,- verrekend.
  • Bij beschikking van 21 juli 2021 met kenmerk UHT-DHR HA heeft UHT
    belanghebbende medegedeeld dat haar schadevergoeding bij definitieve
    compensatiebeschikking wordt vastgesteld op € 39.693,-.
  • Belanghebbende heeft bij schrijven van 11 maart 2021, op 22 maart 2021 door
    UHT ontvangen, bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 1 februari 2021. Bij
    schrijven van 20 augustus 2021, op 20 september 2021 ontvangen, heeft zij
    tevens bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 21 juli 2021.
  • UHT heeft op 7 september 2023 schriftelijk gereageerd.
  • Het is de Commissie niet gelukt om schriftelijk of telefonisch contact te leggen
    met belanghebbende voor het plannen van een (digitale) hoorzitting. Daarop
    heeft zij besloten op basis van de stukken van de zaak te adviseren.
  • De Commissie, bestaande uit [commissielid] (fungerend voorzitter), [commissielid]
    en [commissielid] heeft het bezwaar behandeld in haar vergadering van 29 november 2023.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De hoogte van de aanspraak kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2017 en 2018
Belanghebbende heeft met betrekking tot de toeslagjaren 2017 en 2018 het standpunt ingenomen dat zij over deze toeslagjaren recht had op een hoger bedrag aan kinderopvangtoeslag (2017: € 14.556,-, 2018: € 30.554,-). Zij baseert zich hierbij op proefberekeningen, die zij bij haar eerste bezwaarschrift heeft gevoegd.

UHT heeft hierop gereageerd dat de vaststelling c.q. herziening van het bedrag aan
kinderopvangtoeslag buiten het bereik van de Wht valt. De Wht biedt geen grondslag voor de herziening van de aan belanghebbende uit te betalen kinderopvangtoeslag, maar slechts voor compensatie.

De Commissie volgt UHT in haar beoordeling. Ingevolge artikel 2.2 onderdeel a Wht
wordt de compensatie toegekend voor het bedrag dat de kinderopvangtoeslag van
belanghebbende is verminderd als gevolg van vooringenomenheid bij de beoordeling
ofwel de hardheid bij de uitvoering. Daarmee valt het verzoek om compensatie niet
onder de Wht en is de bezwaargrond ongegrond. Belanghebbende doet echter in haar
bezwaarschrift een concreet verzoek voor herziening van de desbetreffende jaren. De
Commissie adviseert UHT het bezwaarschrift van belanghebbende van 11 maart 2021
mede op te vatten als een herzieningsverzoek met betrekking tot de toeslagjaren 2017
en 2018 en als zodanig in behandeling te (doen) nemen.

Verrekeningen zijn in goede orde meegenomen in de compensatieberekening
Belanghebbende is naar aanleiding van de terugvorderingen over de toeslagjaren 2017 en 2018 geconfronteerd met verrekeningen met toeslagen en teruggaven
inkomstenbelasting over andere toeslag- en belastingjaren. Bij haar bezwaar maakt zij
aanspraak op vergoeding van deze verrekende bedragen.

UHT reageert dat deze verrekeningen zijn meegenomen in component e) van de
compensatieberekening als betaalde bedragen ingevolge artikel 2.3 lid 1 onderdeel a
Wht. Zij wijst naar de LIC-overzichten over de toeslagjaren 2017 en 2018 (productie 18
en productie 24) waarin terug is te zien dat de verrekende bedragen als betaald zijn
aangemerkt.

De Commissie overweegt als volgt. Belanghebbende heeft in deze bezwaarprocedure
bezwaar gemaakt tegen beschikkingen tot toekenning van forfaitaire compensatie op
grond van de Wht. Dat betekent dat als gevolg van terugvordering(en) verrekende
bedragen in aanmerking worden genomen zoals in het onderhavige geval. Gelet op de
LIC-overzichten komen de in aanmerking genomen verrekende bedragen (voor 2017 €
14.533,-, voor 2018 € 2.157,-) de Commissie juist voor.

Geen aanspraak op compensatie over het toeslagjaar 2019
De hierboven genoemde verrekeningen hadden vooral betrekking op de
kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2019. In oktober 2019 werd vrijwel de gehele kinderopvangtoeslag verrekend met de terugvorderingen over de toeslagjaren 2017 en Belanghebbende is daarom van opvatting dat zij ook over het toeslagjaar 2019 in aanmerking komt voor compensatie. De Commissie overweegt als volgt.

Ingevolge artikel 2.1 en verder Wht komt een belanghebbende in aanmerking voor
forfaitaire compensatie over een toeslagjaar, indien er vóór 23 oktober 2019 een
neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden over het desbetreffende toeslagjaar waarbij sprake is geweest van individueel of institutioneel vooringenomen handelen ofwel hardheid bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag.

Over het toeslagjaar 2019 hebben er twee correcties kinderopvangtoeslag
plaatsgevonden, waarvan de eerste per 8 oktober 2019 een verhoging betreft naar
aanleiding van door belanghebbende aangeleverde gegevens. De tweede is geschied bij de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag per 24 december 2021, waarbij de
aanspraak van belanghebbende van € 26.251,- is verminderd naar € 24.824,-.

Het dossier bevat met betrekking tot de tweede correctie weinig gegevens. Wat hier ook van zij, nu de tweede neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden na 23 oktober 2019 kan de Commissie niet in de beoordeling van deze correctie treden. De Commissie begrijpt uit het bezwaar van belanghebbende dat de verrekening in het jaar 2019 grote gevolgen heeft gehad. De Wht biedt echter geen mogelijkheden om op grond hiervan ook het jaar 2019 te compenseren. Wel kan belanghebbende zich wenden tot de Commissie Werkelijke Schade voor de gevolgen van de terugvorderingen in het jaar 2017 en 2018.

De rente gemiste kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2018
Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt de rente gemiste kinderopvangtoeslag berekend
over het niet-toegekende of teruggevorderde bedrag, waarbij geen rekening wordt
gehouden met een eventueel niet-betaald bedrag van een terugvordering.

De Commissie constateert ambtshalve dat UHT bij de berekening van de rente gemiste
kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2018 van een onjuiste grondslag is uitgegaan. Hierbij is ten onrechte € 5.788,- aan niet-terugbetaalde kinderopvangtoeslag in mindering gebracht op de rentegrondslag.

Gelet op het bepaalde in artikel 2.3 lid 7 Wht had UHT moeten uitgaan van het bedrag
van de terugvordering over het toeslagjaar 2018 ad € 14.533,-. De renteberekening
gemiste kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2018 is zodoende onjuist, en de
Commissie adviseert UHT deze bij beslissing op bezwaar aan te passen.

Vergoeding immateriële schade tot het moment van de beslissing op bezwaar
De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een
vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.

Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie deels gegrond. In een dergelijke
situatie hanteert UHT als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële
schade het moment van de beslissing op bezwaar. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Herzieningsverzoek belanghebbende over de toeslagjaren 2017 en 2018
Belanghebbende heeft bij haar bezwaarschrift van 11 maart 2021 uitdrukkelijk verzocht om herziening van de toeslagjaren 2017 en 2018 en ten dien einde een groot aantal stukken met betrekking tot deze toeslagjaren overgelegd.

Voor zover de Commissie bekend is het bezwaar van belanghebbende niet als
herzieningsverzoek over de toeslagjaren 2017 en 2018 in behandeling genomen. De Commissie adviseert UHT het bezwaar van belanghebbende tevens aan te merken als een verzoek om herziening en hier een separaat besluit over te (doen) nemen.

Noodvoorziening toeslagen mocht niet worden verrekend
De Commissie constateert ambtshalve dat UHT op 23 november 2020 heeft beschikt om aan belanghebbende een noodvoorziening uit te keren ad € 6.000,-. Uit het dossier wordt de Commissie niet direct duidelijk of deze noodvoorziening uiteindelijk is verrekend met het toegekende compensatiebedrag ad € 39.693,-.

De noodvoorziening is aan belanghebbende uitgekeerd onder het vigerende Besluit noodvoorziening toeslagen, hetgeen in paragraaf 2.2 bepaalde dat het bedrag van de noodvoorziening niet op een later moment in mindering mag worden gebracht op het toe te kennen bedrag aan compensatie of tegemoetkoming.

De Commissie adviseert UHT bij het nemen van de beslissing op bezwaar na t gaan of de eerder uitbetaalde noodvoorziening met de compensatie van belanghebbende is verrekend. Mocht dat niet het geval zijn, dan adviseert de Commissie UHT te beschikken dat het ten onrechte verrekende bedrag alsnog aan belanghebbende wordt uitbetaald.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift van belanghebbende van 11 mart 2021 mede op te vatten als een herzieningsverzoek met betrekking tot de toeslagjaren 2017 en 2018 en als zodanig in behandeling te (doen) nemen;
  • voor zover de op 23 november 2020 aan belanghebbende toegekende noodvoorziening is verrekend met de toegekende compensatie, dit bedrag alsnog aan belanghebbende toe te kennen en uit te keren;
  • het bezwaar deels gegrond te verklaren en het bestreden besluit te herroepen;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2018 opnieuw te berekenen op basis van een rentegrondslag ad € 14.533,-;
  • de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter